PO R THE T TEM v Nieuw - Guinea Pioniers mm A HT^enóen oan de daad Wie in Sentani en Hollandia kent liem niet: deze oude kolonistG. HAAR. Een stellig niet meer jonge, maar zeer energieke krasse man, mager, als het ware gelooid door de felle tropenzon in het voormalig Indië. De wapens waarmee hij zich door zijn tegenwoordig leven slaat zijn zijn grote deskundigheid op zijn terrein, zijn verbluffende energie en ongetwijfeld in niet geringe mate zijn taaie volharding. GEBOREN ruim 60 jaar geleden in Gelderland, trok hij, goed toegerust met middelbare studie- en vakdiplo ma's (vnl. op landbouwkundig ge bied) in 1911 naar Indië. Goede vooruitzichten" lachten de jonge, am bitieuze man in het vreemde land toe. Wel, het ging hem niet allemaal voor de wind, maar tenslotte werd hij toch, na jaren op een onderneming als em ployé werkzaam te zijn geweest, ad ministrateur. Met de zware malaise omstreeks 1930 gingen de „goede vooruitzichten" echter totaal verloren. Ook zijn eigen klein-landbouw per ceeltje beplant met koffie en vanille, bracht vrijwel niets meer op, daar de vanille toen slechts voor f 1,de KG. en de koffie voor f9,de picol (67kg) verkocht konden worden. Toch wist hij zich staande te houden. Totdat hij in 1942 als Hollander prompt door de Jappen werd geïnter neerd. Hij overleefde deze voor oude re mensen haast ondraaglijke omstan digheden en toog dadelijk na de be vrijding weer aan het werk. In 1946 had men nog de hoop dat het alle maal nog wel terecht zou komen in Ncderl. Indië. Iedereen wachtte zijn tijd af. 1947 -19481949. De Souve- reiniteiüs-Overdracht stond te gebeu ren. Onze ex-administrateur, koffie/ vanille „boer", gedurende 38 tro penjaren zijn geboorteland ontgroeid, voelde niets voor de rol van „arme steuntrekker" in Nederland. Hij was Indische planter van z'n vak en daar aan bestond op de arbeidsmarkt al daar immers geen behoefte. Dus trok hij naar Nw. Guinea als zo vele anderen. De gedachte dit maagdelijke land te helpen openleggen en ontginnen trok hem aan. HET geluk was mét hem. Na een kort verblijf in Holtekang (gelegen aan de Humboldt-baai) kwam hij te recht in Sentani waar hij werd be last met het beheer van de militaire groententuin. Na een jaar kon hij deze overnemen, terwijl voor zijn pro- dukten het leger, gevestigd in het na bije IF AR. zijn afnemer bleef. Dit is een zeer gunstige regeling gebleken te zijn. Deze krasse, zeer vitale, hard werkende „kolonist" schiep zich dank zij het leger èn zijn eigen grote en veelzijdige ervaring, in Nw. Guinea een nieuw bestaan, 't Was geen weel de, maar daar vroeg hij niet om. Schapenteelt. Hij schafte zich ook schapen aan. Deels nam hij jonge dieren over van een particulier, deels oudere van de L.V.D. te Hollandia. Zeker een derde deel van deze aankoop ging verloren door wormziekten en door de zeer ongunstige omstandigheid dat er een tijd lang plaatselijk géén veearts was. De overblijvende dieren verme nigvuldigden zich echter tot een klei ne schapenstal van 60 beesten. De verkoop van een schaap van een jaar brengt de eigenaar zowat f 50,a f 60,— op. Veel is dit niet, maar waar het de schapenhouder om gaat, is de stalmest waar hij nu voor zijn groenten-kwekerij over beschikken kan. DE grote drawback voor het hou den van vee is de ongeschiktheid der grassoorten die daar voorkomen. Zij behoren nl. allen tot de z.g. zaad grassen en planten zich derhalve niet ondergronds voort door uitlopers. Het gevolg hiervan is, dat het door het weiden verdwijnt en er schadelijk, on verteerbaar onkruid voor in de plaats komt. Wil men hier dus vee houden, dan is men verplicht zélf grasland te maken (kunstweiden), iets wat na tuurlijk een zeer kostbare geschiedenis is voor de weinig verdienende kolo nisten. Hier ligt duidelijk een helpen de- èn een research taak weggelegd voor de L.V.D. Deze laatste zou zij ter hand kunnen nemen op haar in de Schapenstal, opgezet met rondhout en dump materialen. nabijheid gelegen leer- en proeftuin Kotta-Nica. Te méér, waar door een der professorale leden der Agrarische Commissie, die deze boerderij een be zoek waardig keurde, zeer speciaal naar de plaatselijk voorkomende gras soorten werd gcinformeerd. De be geleidende L.V.D. vertegenwoordiger moest bekennen dat hieraan nog nim mer iets gedaan was. Daar zowel de klimatologische om standigheden als de bodemgesteldheid, de diverse plantenziekten, de insecten en andere schadelijke (of nuttige) dieren en vogels op Nw. Guinea sterk afwijken van het daaromtrent beken de en ervarene in het voormalig Ne- deri.-Indië, hadden zelfs de meest er varen planters en klein-landbouwers er heel wat te leren. Door veel scha de en ernstige tegenslagen, door veel experimenteren met eigen schaarse middelen, zijn zij nu wijs geworden. Vaak wijzer dan de gestudeerde ambtenaren van de Landbouw-Voor- lichtings-Dienst. Men spaart geen moeiten en (naar vermogen) ook geen kosten om aan machines, werktuigen en zelfs goed zaad te komen, indien dit plaatselijk niet te verkrijgen is. Zo heeft onze tuinder/schapenhouder pogingen gedaan (ten dele met suc ces) via eigen relaties prima zaad te verkrijgen uit Hongkong en uit Singapore. Wolken laag hangend over uitlopers van het Cycloongebergte. Dc omstandigheden, waaronder deze landbouwers met hun gezinnen in Nw. Guinea werken en leven moe ten, zijn zeer zwaar en wat zij des ondanks presteren en tot stand weten te brengen is waarlijk bewonderens waardig te noemen. Onze tuinder/ schapenhoudcr is dan ook te be schouwen als een sprekend voorbeeld van DE GROEP PIONIERS IN DE AGRARISCHE SECTOR die in Nw. Guinea (niet alleen in Sentani/Hol- landia maar in alle streken waar zich deze „kolonisten" gevestigd hebben: Manokwari, barmi, Merauke) ON MISBAAR is en aldaar een belang rijke maatschappelijke runctie vervult vooral als levend voorbeeld en ter navolging voor de autochtone bevol king. Het wil ons voorkomen, dat deze energieke, niet voor harde en vrij wel rusteloze arbeid terugdeinzen de veehouders en landbouwers (en het zijn er heel wat) op alle mo gelijke wijzen door het Gouverne ment van Nw. Guinea gesteund en voortgeholpen dienen te wor den. Niet alleen terwille van hen- zelve maar zeer bepaald ook in het belang van de gemeenschap die gebaat is bij een behoorlijke p:o- duktie (en distributie!) van groen ten en fruit, terwijl ook de voor ziening van vers vlees waarvoor het aanleggen van een redelijke veestapel één der eerste vereisten is, ernstig ter hand genomen dient te worden. Hiervan hebben de autochtonen beslist nog geen ver stand. Particuliere veestallen. Ofschoon er op de rijstpolder in Zd. Nw. Guinea, zoals bekend, te vens een groot veeteelt-plan ten uit voer zal worden gebracht, lijkt het ons dienstig dat naast dit object kleine particuliere schapen-, geiten en veestallen intensief steun ontvan gen van de Overheid. Dc omwonen den zijn hier zeer mee gebaat, de autochtone bevolking hierbij inbegre pen. Voorbeelden strekken tot lering en wekken navolging in de hand niet waar? Men verneemt onder de landbou wers echter vele malen de klacht dat er voor hun werk veel te weinig waardering bestaat bij de Overheid en dat zij (vermoedelijk daardoor) nauwelijks of in het geheel niet de medewerking ondervinden die voor hun onmisbaar is. Dit valt waarlijk ernstig te betreuren want veel van de arbeidsrcsultaten en van dc arbeids vreugde gaan daardoor verloren. De praktische ervaring opgedaan door deze hard ploeterende, schade lijdende en desniettemin stapje voor stapje vorderende groep „agrarische pioniers" belichaamd in personen als die van oud-planter G. Haar, zou in dit land, MITS ondersteund door het research-werk van de Landbouw- Voorlichtings-Dienst móéten kunnen leiden tot belangrijke en zeer bevre digende resultaten en wel in afzien bare tijd. Wie, die de toekomst van Nw. Guinea waarlijk ter harte gaat, zou hier geen voldoening over gevoelen? A. de Grave.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1956 | | pagina 3