PORTRETTEN Nieuw-Guinea Pioniers (II) (~YYlarkcmte figuur met liet creatieve breirx-, Gaven wij in het vorig nummer van Onze Brug" de op gaande levenslijn weer van een pionier die dank zij zijn on dernemingslust zijn ideeën wist te realiseren totdat zij als con crete projecten ten uitvoer konden worden gebrachtthans willen wij dit pioniersleven weergeven waar het het diepte punt van neergang had bereikt. Maar alvorens dit te schet sen, willen wij hier het volle licht laten vallen op de levenspartner van deze pionier: mevrouw Koch, want zonder haar morele en daadwerkelijke steun zou Albert Koch nim mer tot stand hebben kunnen brengen, wat hij thans heeft bereikt in Hollandia. „Aan mijn echtgenote", zo schrijft hij ons „komt de eer toe dat ik moedig heb kunnen volhouden, óók als het tegenliep want haar aanvaarden van de moeilijkste omstandigheden zonder één klacht of verwijt aan mijn adres, heeft me ge sterkt en geschraagd als alles hopeloos scheen". Zo is het in het leven. Zonder de levenskameraad die de huiselijke zorgen deelt en 'opvangt, kan zelfs het meest creatieve brein zijn plannen niet uitwerken. Het is goed dit te erkennen, dankbaar en stil. TOEN de oorlogsgeesel over Euro pa trok en ook Indonesië niet ge spaard bleef, verloor Albert Koch - evenals alle eigenaren van een eigen bedrijf of onderneming zijn leer industrie. Zijn inmiddels met zuinig overleg opgebouwd bezit: huizen, een fabriek met annex een kleine scheeps werf, een maal-inrichting voor grond stoffen voor de verffabricatie, dat alles was verloren in dat fatale ogen blik toen de Japanners als bezetters er bezit van namen. Want zoals na genoeg met alle Nederlanders en ver scheidene Indische Nederlanders het geval was werden de mannen, de vrouwen en ook de kinderen geïnter neerd door de Japanners. Vooral wanneer men een bedrijf bezat, dat rendabel was! Zoals men weet, zou dit volgens de overheid later worden vergoed, doch ieder oorlogsslachtoffer weet, wat zon „rehabilitatie "-uitkering bete kent. Het is nauwelijks voldoende om er twee kamers goed van te meubi leren (als men zo gelukkig is twee kamers te bezitten.) Toen de oorlog in 1945 was afgelo pen en Nederlanders-in-patria aan de wederopbouw van hun land en van hun bestaan konden beginnen, brak voor nagenoeg iedere Nederlan- der-in-de-tropen met zijn gezin een nieuw tijdperk aan van nóg grotere ontbering, van vernedering en ellen de: de internering door de Peloppors (de Indonesische Bamboe-roentjing jeugd). Zoals begrijpelijk ontkwam ook Al- bert Koch niet aan deze internering. Hij werd met zijn gehele gezin op 10 oktober 1945 geïnterneerd en kwam eerst in mei 1947 vrij. Toen hij naar zijn oude fabriek' „Nimrod" ging kij ken, zag hij nog slechts wat brand en rampok ervan hadden overgela ten. Wie bekend is in de Oosthoek, zal zich herinneren hoe er bij de komst van de Engelsen in de Si- doardjo-delta gevochten is geworden. De suikerfabrieken Waroe, Sroenie, Watoetoelis en Boedoeran zijn dom weg vernield en onbruikbaar gewor den. En wat er gespaard is gebleven aan installaties etc. etc., is door dief stal, rampok en botte vernielzucht verminkt en weggesleept geworden. Hier staat de historie in de verrook te puinhopen en vensterloze huizen opgetekend als een bittere aanklacht tegen de evoluerende mensheid. Al leen de suikerfabriek Tjandi, waar tot verleden jaar Administrateur Abresch aan het hoofd stond, gaat nog geregeld een campagne in. Maar anders is hier een troosteloze stilte getreden in de plaats van een bloei ende suiker-industrie. Ook nu 10 jaren na de zinneloze vernieling uit haat, is het doods en dor in de meest-vruchtbare delta in de Oost hoek, Java's bloeiende suikerstreek onder de rook van Soerabaia. MET HET INZICHT van de zaken man zag de hr. Koch in dat het geen zin had in deze streek waar de revo lutionaire geest de verhoudingen met de ondernemers had vertroebeld, op nieuw te beginnen. Dus trok hij naar Samarinda (Borneo), zette daar op 2 augustus 1947 zonder een cent op zak heel in het klein een primitief leerlooierijtje op. Want huiden kon hij hier gemakkelijk bekomen. Dank zij de bijzondere medewerking van de B.P.M. te Sanga Sanga en de loyale samenwerking van een Indo nesiër was hij binnen anderhalf jaar zover gekomen, dat hij in 1949 er weer boven op was. Doch in 1950 voltrok zich in geheel Indonesië de „sociale revolutie", niet zoals in het westen langs lijnen van geleidelijkheid en onderling overleg, maar middels molest, stakingen, ver nielingen in het bedrijf etc. etc. Om kracht bij te zetten bij de overmatige arbeiders-eisen voor loonsverhogin gen van 2 tot 300 plus sociale voorzieningen, ontzagen de werk honden (SOBSI) waarvan de mees ten een communistische inslag had den, zich niet om de werkgevers te molesteren, of sabotage te plegen op waterleiding en elektriciteitsleidingen. In Nederland heeft men er nauwe lijks enige notie van, hoe moeilijk het werken voor de „blanda" er gewor den was, die zijn leven niet langer ze ker was. Ook de heer Koch ontkwam nauwelijks aan deze arbeiders-terreur. Men brandschatte zijn bedrijf en dreigde zijn dochter te zullen kid nappen als hij het gevorderde be drag niet betaalde In een rechtsloze staat, waar op klaarlichte dag de peloppors de Euro pese woningen binnengingen en on der bedreiging van wapens roofden wat naar hun gading was, en ver nielden of bevuilden wat zij niet konden meenemen, was het verstandi ger om te vertrekken naar een ge bied waar de Nederlandse driekleur wapperde en waar orde, rust en ar- beidsvrede heerst. Dus besloot de heer Koch met zijn gezin naar Ned. Nieuw Guinea te vertrekken, waar hij proberen wilde een nieuw bestaan te creëren. GE ZULT UW BROOD... in het zweet Uws aanschijns eten. Dit Bijbelwoord is niet ijdellijk ge bruikt wanneer wij het hier thans in toepassing brengen. Want om in Ned. Nieuw Guinea binnen te mogen komen als Nederlander en Neder lands staatsburger is om de dooie dood niet gemakkelijk. Wanneer men bekend staat als een nietsnutter, een querilant, is zulks volkomen verklaar baar. Doch wanneer men getoond heeft te künnen en te willen werken, en er voor de openlegging van een bars gebied juist zulke improvi sators en ondernemende figuren no dig zijn, die alles op één kaart dur ven zetten, en er toch een „hoofd prijs uit de loterij" van weten te ma ken, werkt zo'n voorzichtige bureau cratische allure toch wel averechts uit. Solliciteren naar een baan werkte niet veel uit, dat zag de praktische Koch wel in. Hij pakte de zaak dus anders aan; hij bood zichzelf aan, zijn technische en administratieve be kwaamheden, gratis, voor de tijd van 3 maanden. Wanneer hij niet voldeed, mocht men hem aan de dijk zetten. Niets geen narigheid. Op eerste aanzegging zou hij dan het land verlaten. Geen vuil aan de knik ker. Maar voldeed hij in welke functie en bij welke instantie dan ook dan eiste hij als zijn goed recht: een full job. Laconiek, doch niettemin afdoend kwam hierop het antwoord, correct and clear: „Geen, emplooi voor U. Notabene in een land van opbouw waar ongeroutineerde Deta-jongelui op daggelden van f 1,50 door over heidsinstanties bij tientallen werden geëingageerd voor Ned. Nieuw Kui- nea. ENFIN, Albert Koch is uit het hout gesneden, dat niet alleen bruikbaar is door zijn taaiheid, maar ook door zijn buigzaamheid. Hij wist te wachten, al zat hij niet stil. Na 8 maanden lukte het hem eindelijk na inschakeling van oude vertrouwde vrienden in Dja karta om het gouvernement van Ned. Nieuw Guinea zover te krijgen dat men hem toestond dit Nederlands ge bied binnen te komen onder voor waarde dat: De toestemming verleend was voor de binnenkomst met gezin op eigen kosten, zonder uitzicht op een aan stelling bij de Overheidsdienst of een particuliere instantie, zomede onder voorwaarde dat de heer Koch in staat zou zijn binnen een maand zelf een woning te bouwen uit uit sluitend meegebracht materiaal. Zo hij hiermede akkoord ging en in staat zou zijn de overtuiging te ge ven aan de gestelde voorwaarden te kunnen voldoen, bestond er geen bezwaar voor de toelating in Ned. Nieuw Guinea. Hiervoor had hij zich te vervoegen bij het Ned. Com missariaat te Makasser. Zo zonder de minste zekerheid, zonder enige toezegging van een eventuele werkkring werd de reis aanvaard, geheel voor eigen reke ning, geheel voor eigen risico. Doch die de consequenties van iets durft aanvaarden, en zich heeft vastgebe ten te zullen slagen, omdat er geen andere keus overblijft dan „zwem men of verdrinken", die komt er doorgaans wel. Zo ook dit dappere gezin. Aankomst in Hollandia. Op 26 april 1951 stapte het gezin Koch aan boord van de Kaloekoe die van uit Samarinda koers zette naar Hollandia. Voor de tweede maal na de oorlog begon de heer Koch een nieuw leven, berooid als hij was. 55 jaar oud, doch gezield om in dit harde land te slagen en een bestaan op te bouwen voor hem en zijn ge zin. Op 15 mei 1951 zette hij voet aan wal in Hollandia, waar hij zich onmiddellijk meldde bij de toenmali ge resident te Kotta Baroe, die hem „hartelijk begroette: „Hoe bent u hier gekomen? en waarom met uw gehele gezin?" De heer Koch gaf in zage van het telegram van de gou verneur en wenste aanspraak te ma ken op de overeenkomst inzake de huisvesting. Na heel veel moeite kreeg hij een kamer toegewezen in de „Motorpool waar hij zijn gezin onderbracht. Aanpakken jongens! Hij had precies een maand tijd om zijn meegebrachte Prefab-woning „ge heel zelfstandig" (wat een synoniem is voor „in je dooie eentje' op te stellen. Eerst had hij er een geschikte plek voor te vinden, wat hij dank zij de hulp van een zekere instantie bin nen enkele dagen kreeg. Een stuk grond aan de grote weg, in feite een stuk rots, welke niemand wilde heb ben. Hij accepieerde dat stuk, wat later zijn geluk bleek te zijn. Daarop heeft hij toen in z'n dooie eentje, zwoegend en ploeterend een beschei den woning opgetrokken. Nog voor dat de badkamer en de W.C., (voor een tropenhuis de onmisbare onder delen van een huis) gereed waren, gelastte de toenmalige resident dat het gezin de motorpool binnen 3 da gen had te ontruimen. Met hulp van de kampcommandant kreeg hij ech ter 8 dagen uitstel, doch toen moest het gezin het nieuwe huis bewonen. Er was nog geen vloer, geen bewan- ding, geen behoorlijk bewoonbare slaapruimten, doch ieder werkte als een paard en binnen afzienbare tijd was het er bewoonbaar.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1956 | | pagina 4