Bedenkelijke aspecten rond het Nieiiw-liuinea adres apoea LIEVER „KOLONIALISME" DAN INDONESIË Ziehier ons commentaar op het bovenstaande: (Van onze correspondent). De correspondent van de „Haagse Courant" schreef op 2 februari uit Djakarta aan zijn blad: Djakarta, 2 februari. Er is alle aanleiding enige aandacht te schen ken aan de wijze, waarop het adres over westelijk Nieuw-Guinea, dat door enkele in Indonesië woon achtige Nederlanders tot de Staten-Generaal zal worden gericht en waarin nieuwe onderhandelin gen over dit gebied worden gevraagd, tot stand is gekomen, en aan enkele bedenkelijke aspecten en de activiteiten rond dit adres. Men kan dat doen los van de vraag, hoe men denkt over de kwes tie Nieuw-Guinea zelf: of de Indonesische aan spraken gerechtvaardigd zijn en het gebied dus moet worden overgedragen, dan wel dat Neder land voorlopig met het beheer ervan moet blijven belast, tot de bevolking van Nieuw-Guinea zelf een uitspraak zal kunnen doen. Wie gelijk heeft, ,,Den Haag" dan wel Djakarta", blijft dus bui ten beschouwing. Het adres is zo tot stand gekomen: De Nederlandse free-lance journalist W. L. Oltmans, die volgens zijn zeggen een vijftal Ne derlandse dag- en weekbladen vertegenwoordigt, kwam begin december in Indonesië voor een oriëntatiebezoek. Nog voor hij in Tandjong Priok voet aan wal zette, was te Djakarta over zijn komst al deining veroorzaakt. In de „Nieuwsgier was namelijk van zijn hand een artikel versche nen, dat voor het grootste deel handelde over de laatdunkende mening van Nederlanders over In donesië, die de schrijver aan boord van de „Wil lem Ruys" op zijn tocht hierheen had geconsta teerd. Een zinsnede, dat ,,zij (de Nederlanders) gode zij dank niet allemaal zo zijn" was net te weinig om de verkeerde voorstelling omtrent de verhouding tussen Indonesiërs en Nederlanders, zo als die hier gelukkig op het persoonlijke vlak in het algemeen bestaat, weg te nemen. Wij weten van de activiteiten van de heer Oltmans in Indonesië sinds zijn aankomst weinig af. Wij kwamen hem in de krant voor het eerst tegen in de publikatie betreffende het adres aan de Staten-Generaal. Daaruit bleek, dat hij na - in nog geen twee maanden tijd de toenemende ontevredenheid geconstateerd te hebben, zich tot prof. dr. P. N. Drost, hoogleraar aan de univer siteit te Djakarta, had gewend om de tekst van een adr'es op te stellen, dat tot de Staten-Generaal zal worden gericht en „waarin de houding van de Nederlanders alhier wordt uitgedrukt". Prof. Drost voldeed aan dit verzoek en ont wierp de tekst van het adres. Dit „eenmans- adres' dat dus zonder enig voorafgaand overleg tot stand kwam al zegt het dan min of meer de algemene opinie van de Nederlandse gemeen schap weer te geven is daarna aan een aantal bij de Nederlandse gemeenschap in Djakarta be kende landgenoten ter adhesiebetuiging voorge legd en gepubliceerd in de twee te Djakarta in de Nederlandse taal verschijnende dagbladen. Op zichzelf behoeft men tegen deze gang van zaken geen bezwaren te hebben. Bedenkelijk wordt de kwestie echter, als men weet van de activiteiten van de heer Oltmans, nadat het adres tot stand was gekomen. Hij ontziet zich namelijk niet om zich in gesprekken op uiterst laatdunkende wijze uit te laten over vooraan staande Nederlanders, die om bepaalde redenen bezwaar hebben hun adhesie te betuigen. Zo min als men het recht heeft te zeggen, dat ge- genen die wel tekenden, dit deden uit vrees voor de gevolgen van een weigering, zo min komt het te pas hen, die hun handtekening weiger den, van gebrek aan moed te beschuldigen. En dat bovendien in woorden, die zich hier niet laten drukken. Men ontkomt niet aan de ge dachte, dat op deze wijze ongeoorloofde druk wordt uitgeoefend. Een zeer bijzonder aspect om het zacht uit te drukken - - krijgen de activiteiten van de journalist Oltmans in het kader van zijn mede delingen over zijn goede relaties met hoge Indone sische autoriteiten. Wat daarvan waar is, weten wij niet. Er schijnt echter wel aanleiding te zijn in deze met over drijving rekening te houden. Ondanks het feit, dat hij zich bij het presidentiële gezelschap heeft gevoegd, toen Sukarno zijn reis door Europa maakte. Doch als de journalist Oltmans, spreken de over een Nederlander, die hem kennelijk wei nig enthousiast tegemoet is getreden, zegt, dat deze Nederlander, om in Indonesië te kunnen blij ven, een visum nodig heeft, dan geeft dat blijk van een gevaarlijke mentaliteit. Als wij dus hierboven de wijze, waarop het adres tot stand is gekomen, verwonderlijk hebben genoemd, dan is dat, omdat het ons bevreemdt, dat een „aantal bekende Nederlanders" hier onder wie vier hoogleraren zich niet beter hebben vergewist met wie zij in zee gingen. Wij hadden bij deze Nederlanders en zeker bij deze vier Nederlandse hoogleraren meer men senkennis verwacht en ineer voorzichtigheid in een kwestie, waarin het gaat de ontevredenheid in Nederlandse kringen in Indonesië over de „Haag se" politiek tot uitdrukking te brengen. STICHTING „ONZE BRUG" gevestigd te 's-Gravenhage. Alg. Voorzitter: A. G. de Grave- Terwogt. Secretaris: W. E. Samson. Penningmeester: Mr. A. de Grave. Redactie: A. G. de Grave-Terwogt, Franklinstraat 106, Den Haag. Administratie: W. E. Samson, Nas sau Dillenburgstraat 3, Den Haag. Postgiro No. 6685. Juridisch adviseur: Mr. L. R. A. vanBeem. Commissarissen van de Stichting „Onze Brug" in Nieuw Guinea: H. Brandenburg v. d. Gronden, Noordwijk - HOLLANDIA G. L. E. Godijn, Noordwijk - HOLLANDIA Voor copie, abonnementen en ad vertenties in Nieuw Guinea wende men zich tot bovengenoemde perso nen en adressen. Haagse Crt. epreóentant liep 100 kilometer^ attentie. „Deze keer tekenen wij met inkt, indien de Ver. Naties onze resolutie naast zich neerleggen en toegeven aan de Indon. eisen, zal de inkt plaats maken voor bloed", verklaarde één van de negen Papoea-leiders in Hollandia die een resolutie aan de secr.-generaal van de Ver. Naties zonden. De inhoud heeft betrekking op de Indon. aan spraken op Ned. Nieuw Guinea. Deze worden zeer nadrukkelijk verworpen. De leiders zijn afkomstig uit alle kuststreken van Nieuw Guinea en allen van oudere leeftijd. Enkelen droegen de onderscheidingstekens van kamponghoofd. Aan de muur hing de Nederlandse vlag naast de portretten van koningin Juliana en prins Bernhard en van de bekende leider Nicolaas Jouwe, die bij dit gesprek als tolk optrad. Via hem werd gevraagd waarom deze leiders de voorkeur geven aan het Nederlandse bestuur en of zij er zich wel van bewust zijn, dat in een aan tal landen het Nederlands bestuur als koloniale overheersing wordt veroordeeld. „De Indonesiërs zijn onze vijanden", was het eerste antwoord op deze vraag, „die minachting voor ons hebben en ons alleen slavernij hebben gebracht en zullen brengen". Het tweede gedeelte van de vraag werd beantwoord door Marcus Kaisipo, die, in gouvernementsdienst zijnde, de resolutie niet heeft mede ondertekend. Dit antwoord luidt: „Als dat wat de Nederlanders ons hebben gebracht, kolo nialisme is, dan maar kolonialisme. Wij zien om ons heen in Azië te veel voorbeelden van landen die te vroeg zelfstandigheid hebben gekregen. De boom van onafhankelijkheid dient te worden ge plant in bouwrijpe grond en de grond van Nieuw Guinea is nog lang niet rijp". Hij werd aangevuld door een Papoealeider van het eiland Japen en het daartegenover aan de noordkust gelegen Waroppen. „Het is onze diepste overtuiging dat wij naar een eigen bestuur verlangen in de toe komst, daarbij geleid door de Nederlanders", zei hij. Zij verklaarden dat het geld voor reis- en ver blijfkosten voor de afgevaardigden naar Hollandia door de Papoea's zelf bijeen is gebracht. Enkele hunner hadden dertig kilometer of meer gelopen voordat zij op de boot of in het vliegtuig naar Hollandia konden stappen. Johannes Hembring kwam lopen van Genjem naar Hollandia hij deed twee dagen en een nacht over de aftstand van honderd kilometer. Op de vraag, wie het intiatief tot het opstellen der resolutie hebben genomen, werden Kafair uit Biak, Madjatan uit Manokwari en Dofun uit Sarmi aangewezen. Deze Papoea's hebben grote in vloed in de streken waar zij vandaan komen. Zij hebben zich, nadat in beginsel was besloten tot een protest tegen de Indon. stappen in de Ver. Naties, eerst gewend tot de Papoea-leiders Kaisipo en Jouwe. (Ontleend aan het Vad. H/2-'57)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1957 | | pagina 4