<zl)odenlijn
s iameeó - 'Burmese 5-[el
Frans vau Leeuwen
<^eióbureau <~l)at <~Ylippof\=>
FOTO EN CINÉHANDEL
€en episode uit de
door'^-uleó esquillier^
(Vervolg IV)
Ternauwernood waren wij een week terug in
het Dutch Camp of op een middag kwam het con
signe: op avond-appèl reisvaardig aantreden.
Waarheen? Wat was nu weer de bestemming?
Iedereen verkeerde in het onzekere, dat on
behaaglijke gevoel als voor een onbekend gevaar.
Voor Sjaak van Dijck en mij in mindere mate. De
berichten en het nieuws die wij in het hospitaal
hadden gehoord, bleken meestal juist. Alleen wis
ten wij niet op welke wijze de reis dit keer naar
Siam en Burma zou geschieden.
De bootreis van Java naar Singapore herinnerden
wij ons nog altijd als een kwalijke nachtmerrie.
Met een zekere mate van berusting en galgen
humor sprak men algemeen van surprise-reizen"
van het reisbureau Daï Nippon.
Voor de meesten van ons en voornamelijk dege
nen die vrouw en kroost op Java hadden achter
gelaten, werkte dat reizen en trekken erg depri
merend. Steeds verder van huis, steeds werd de
afstand vergroot tussen hen en gezin. Hoe zouden
vrouw en kinderen het maken? Hoe moesten die
zich in het leven houden?
Af en toe was er gelegenheid zoals nu weer
om een briefkaart met standaardtekst naar huis
te sturen. Een briefkaart van ongeveer deze in
houd: wij maken het goed; of, wij zijn gezond en
de voeding is uitstekend.
Afgezien van de nonsensikale inhoud ging echter
he' gerucht dat de geadresseerden ter plaatse door
Japanse „autoriteiten" werden bezocht, want ook
de keizerlijke soldaat had behoefte aan verpozing.
Daarom waren vaders met aanvallige dochters en
jonggehuwden niet gauw geneigd van deze gele
genheid tot corresponderen gebruik te maken.
Liefde is echter vindingrijk, menigeen adresseerde
zijn kaart, bestemd voor de geliefden, naar een
tante, oom of kennis van beslist vergevorderde
leeftijd.
Het moet omstreeks middernacht zijn geweest
toen een troep Japanse soldaten onder leiding van
een sergeant-majoor ons kamp binnenmarcheerde.
Een Britse officier-tolk gaf het bevel door onmid
dellijk bepakt en gezakt aan te treden.
Zoals gewoonlijk toonde de Japanner zich we
derom onnodig erg gehaast en een razend
en tierend „gurrah" verbrak de nachtelijke stilte,
afgewisseld met het ketsend geluid van stokslagen
en klappen.
Onnodig, want het aantreden was snel genoeg
gebeurd maar de gebruikelijke Japanse methode
van nummeren en tellen duurde uren en het was
tegen het ochtendgloren dat wij eindelijk afmar
cheerden.
Buiten het kampterrein aangekomen, stond een
colonne van acht legertrucks klaar waarin wij
werden gestuwd.
Met 400 man waren wij van Java vertrokken;
nmt een twintigtal minder trokken wij nu verder.
Wij lieten hen achter die het „geluk" hadden als
ernstig patiënt in het hospitaal te mogen ver
blijven, en een kleiner aantal zou nimmer verder
trekken.
Een vers gedolven graf waarop een primitief
houten kruis was hun uiteindelijke laatste be
stemming.
In een waanzinnig-roekeloze vaart hotsten en
botsten de vrachtautos over de slecht onder
houden weg naar de stad. Dit keer waren de
chauffeurs kerels met welig-behaarde aangezichten
en een grote tulband als hoofdbedekking. In de
weelderig-begroeide donkere tronies blinkerden de
tanden opvallend wit tussen de tot een grijns ver
trokken sensueel-dikke lippen. Bij elke hobbel en
kuil in de weg méér gas, en dan plotseling rem
men of optrekken, en dan het kermen en vloeken
achter in de wagen te horen, ach, dat was pas
léven dat was glorieus! Die blanke „sahibs" zou
den nu voelen dat Azië het nu voor het zeggen
had!
Hoe lang deze autotocht had geduurd weet ik
mij niet meer te herinneren. Wél waren wij vol
komen geradbraakt toen voor een goederenstation
werd gestopt. Wij strompelden naar een vrijwel
verlaten stationsemplacement, en werkelijk hemels
vonden wij de rust die ons daar werd gegund.
De durvende en ondernemende geesten onder
ons trachtten met de enkele lanterfantende Ma-
leier of Chinees contact op te nemen, tuk als zij
waren op nieuws van het oorlogsfront.
Het verblijf op dit station duurde langer dan
wij ons hadden gedacht, en het was laat in de
middag dat een goederentrein voorreed.
Vlak achter de locomotief was slechts één per
sonenrijtuig, en voor de rest bestond de trein uit
gesloten ijzeren wagons waarin wij plaats moes
ten nemen, zodanig dat ieder van ons niet meer
dan ongeveer een halve meter in het vierkant het
zijne kon noemen.
De voorste en achterste wagon was bestemd
voor de bewaking en de vloer was met rieten mat
ten bekleed, hetgeen bet geheel een comfortabel
en luxueus aanzien gaf en ons overigens deed
concluderen dat de reis van lange duur zou zijn.
Nog voor het vallen van de avond vertrok de
trein en dat was werkelijk letterlijk en figuurlijk
een opluchting. Het valt niet mee om opeengepakt
in een ijzeren hok te zitten dat gedurende een
ganse tropendag te blakeren had gestaan.
Zes etmalen zou deze treinreis duren en hoofd
zakelijk zou des nachts worden gereden.
Door oververmoeidheid kon je enige uren in een
verwrongen houding indommelen, maar de kramp
scheuten deden je telkenmale wakker schrikken.
Maar overdag was het beslist niet te harden met
die gloei-hitte binnen in deze ijzeren kooien. Sjaak
kreeg dagdromen van ettelijke glazen ijskoud bier
die sisten in ie maag, waarbij ik niet kon nalaten
hem te vertellen dat vooraf een hartige portie
goudbruin gebakken kikkerbilletjes geserveerd op
een houtskool-oventje uitstekend was om de dorst
te stimuleren.
Toch werd in feite in de morgen-uren uitsluitend
nog gereden om de dichtstbijzijnde halte te be
reiken, waar de bewakers ons met vloeken en stok
slagen uit de wagons dreven.
Uit een nabijgelegen bos of aanplant moesten
wij dan vliegensvlug bladeren en takken aandragen
om de trein te camoufleren, en daarna pas kregen
wij de tijd aan onszelf om datgene te doen wat
des mensen is.
Verder werd het dan oogluikend toegestaan met
de bewoners uit de streek te marchanderen, en van
deze gelegenheid maakte ons driemanschap ge
bruik zoveel als mogelijk fruit in te slaan.
De voeding in deze dagen bestond uit overhaast
gekookte rijst, d.w.z. aangebrand of halfgaar en
als hors d'oeuvre een uitermate bescheiden stukje
gezouten vis.
En wat vitamine-gebrek betekent hadden wij
aan de lijve ondervonden.
Het gelukte onze kongsiegenoot Peter Simon om
voor een handvol koffiebonen een dozijn mangga's
in ruil te krijgen met als toegift een te vroeg-ge-
plukte zure pompelmoes. Jonkheer Sjaak verleidde
een oud vrouwtje een hele tros bananen af te
staan voor een coquet rose directoirtje die hij tot
hiertoe als souvenir in zijn rugzak had meege
dragen. En meerderen volgden dit verstandige
voorbeeld, d.w.z. de behoefte aan vitaminen, in
dU geval fruit, deed bij elke stopplaats een leven
dige handel ontstaan. De fruitprijzen moeten in die
tijd een ongekende hoogte hebben bereikt en rijp
en groen werd gekocht of juister geruild. Het
Japans-Indische geld was hier namelijk niet gang
baar.
Doch ook in dit geval bleek overdaad schade
lijk. Telkenmale, nog voor de trein goed en wel
stilstond, sprongen en vielen wij de wagons uit.
Zo gezwind had de Jap ons nog nooit gezien.
Toch niet zo snel of bij velen onzer liep het reeds
dun door de broek.
Groen-gelig van ingehouden buikkramp zag ons
gelaat en gelijktijdig tekende die kleurennuancering
zich ook af op short of pantalon.
En aangezien je toch niet in een vuile broek
kunt bliiven zitten en lopen, trokken wij het kle
dingstuk uit en werd het bij de eerstvolgende halte
in een beekje gewassen. Veiligheidshalve werd
deze lichaamsbedekking dan maar niet weer aan
getrokken. Het moet de inboorling in dat Siamese
binnenland wel verwonderd hebben dat die wes
terlingen er zon vreemde klederdracht op na
hielden.
Met de dag verergerde de kwaal en het gebrek
aan toiletten in de wagons deed zich terdege
voelen en ruiken.
Toen wij na zes dagen tenslotte het voorlopige
eindstation Meklong bereikten, was de toestand en
de sfeer in de wagons zodanig dat een varken
zich echt beledigd zou gevoelen als wij onze rij
dende verblijfplaats met een zwijnenstal zouden
hebben vergeleken.
(wordt vervolgd)
Heeft U moeilijkheden
of wensen op
fotografisch gebied?
Stelt u zich dan in
verbinding met
Laan van Meerdervoort 267a
Den Haag