Meten met twee maten JAPANS SMARTEQELD OPROEP: 2 Nederland bezit wat zijn arbeidsvoorwaarden en zijn sociale wetgeving betreft een zeer gunstige reputatie. Heel dat samenstel van sociale voor zieningen als pensioenregelingen, ziekte- en in validiteitswet, vakantieregelingen, kindertoeslagen, en ouderdoms-uitkeringen op zijn 65ste jaar, zélfs bijdragen aan kolen in de winter aan hen die het bitter hard nodig hebben al die sociale rechten strekken Nederland tot eer en plaatst het onder de westerse democratieën op de eerste rijen. Hoe zonderling doet het dan aan, dat het juist zijn eigen ambtenaren niet volledig laat delen in deze sociale voorzieningen. De oud-Ned. Indische ambtenaren in Ned. Nieuw Guinea wel te ver staan. De jongere uitgezonden Nederlandse ambte naren beginnen allen niet alleen op hogere aan vangssalarissen (welke aangepast zijn aan de hui dige levensomstandigheden) doch maken door tus sentijdse verhogingen en inkorting van de schaal- diensttijd, sneller promotie dan de oudere ervaren landsdienaren, die ..overgenomen" van het Ned.- Indisch gouvernement hier op precies dezelfde koloniale" voorwaarden werken. De sociale voorzieningen van de uitgezonden Nederlandse krachten lopen nagenoeg parallel met die in Ne derland. Doch de oudere generatie onder de amb tenaren Nederlandse genieten deze sociale voor zieningen zo goed als niet. Waarom dit meten met twee maten? Waarom die achteruitstelling van een trouw ambtenaren corps dat eerst in Ned. Indische dienst goede dien sten heeft bewezen, en nu in Ned. Nieuw-Guinea die taak voortzet? Laat ons even vaststellen: wan neer zij hiertoe niet de geschiktheid bezaten, had men ze op non-actief gesteld. Dus aan hun capa citeiten of arbeidsprestaties ligt het niet. Aan hun opleiding evenmin, want zij hebben ieder aan de zelfde voorwaarden te beantwoorden wat oplei ding, lichamelijke geschiktheid, morele en karakter- eisen betreft als de in Nederland aangetrokken werkkrachten. Mochten zij te kort schieten dan kan men ze altijd in een mindere functie plaatsen, doch nimmer mag men knabbelen aan de sociale voorzieningen in een dienst, welke immers het ge hele corps van landsdienaren moet bestrijken. Waarom deze discriminatie? Voor deze ambtenaren geen buitenlands verlof, hoogstens een 14 dagen tot een maand binnen lands verlof. Goed laat ons aannemen dat er geen nauwe familiebanden bestaan tussen deze ambtenaren en de mensen in Nederland, zoals door gaans bij de uit Nederland aangetrokken krachten het geval is, maar kan men dit dan niet compen seren door een buitenlands verlof elders buiten Ned. Nieuw Guinea door te brengen? Er zijn ho gere ambtenaren die minstens om de 3 jaar met Europees verlof gaan of die hun studerende kin deren uit patria doen overkomen met de vakanties, waarbij het Rijk ze tegemoet komt met de passage- kosten. Z7} OK lagere ambtenaren hebben studerende kin- deren in Nederland die ze ook wel eens willen terugzien, omdat de band zo licht verflauwt, maar deze ambtenaren soms met een respectabele diensttijd van 20 jaar of langer mogen dat zelf van hun ambtenarenbezoldiging betalen als ze zich dit ouderlijk festijn willen permitteren. Zélf hebben ze niet het recht met .Europees verlof" te gaan, een ouderdomsuitkering op 65-jarige leef tijd, kunnen zij buiten Nederland evenmin ge nieten, ook al kan hun geboorteakte aantonen dat ze in Nederland geboren zijn uit Nederlandse ouders. Als ze niet in Nederland woonachtig zijn gedurende (onafgebroken) een 10 jaar (misschien wat korter), dan kunnen ze hierop geen aanspraak maken. Dit lijkt ons een onrechtvaardige ongerijmd heid. Wanneer een Nederlander in gouvernemen tele dienst in een Nederlands overzees gebiedsdeel de Nederlandse belangen behartigend, op zijn 65ste jaar nog in dat land vertoeft, mag hij niet genieten van een ouderdoms-uitkering in de zin van het „pensioen Drees", terwijl hier iedere leeg loper, die nimmer in z'n leven ook maar 1 goede daad voor het vaderland heeft verricht, op zijn 65ste jaar zijn recht op dit pensioen mag doen gelden! fi AAT men ons niet met artikelen aan boord komen. Ieder met gezond verstand zal dit een zonderlinge beweging noemen, welke volgens de lijnen der logica zacht gezegd onbegrijpelijk is. Dat men niet iedere Nederlander in den vreemde een een Drees-pensioen uitkeert op zijn 65ste levens jaar is vanzelfsprekend, want dit zou oncontroleer baar worden, doch dat men zijn eigen ambtenaren corps dit aandoet, doet ongerijmd aan. In een ambtenaren-corps moeten gelijke rechten gelden voor gelijke prestaties, gelijke promotie kansen voor gelijke diploma's, en gelijke sociale voorzieningen voor alle landsdienaren, in even redigheid met de posities die zij innemen en de voorrechten waarop zij uit dien hoofde aanspraak maken. Laat het formeel gezien misschien juist zijn dat ambtenaar (landsdienaar) zijn bij het Ned. Nieuw-Guinea gouvernement niét hetzelfde is als ambtenaar in Nederlandse Rijksdienst, maar waar ligt het werkelijke verschil? Of dient men Neder land niet in Ned. Nieuw-Guinea gouvern. dienst? Dient men niet de Nederlandse belangen en is het N.G.-gouvernement niet een Nederlandse regerings instelling? Zijn in feite deze Nederlandse ambte naren géén ambtenaren van Nederland? en maken ze dus niet evenveel aanspraak op: gelijke rechten en gelijke sociale voorzieningen? Natuurlijk krijgen wij .officieel ongelijk maar moreel en logisch gedacht hebben wij het recht aan onze zijde. Voor gelijke prestaties - gelijke bezoldiging, gelijke promotiekansen en ge lijke sociale voorzieningen. Waarvoor strijdt men hier in Nederland voor menselijke rechten, als men in zijn officieel apparaat deze beginselen krom trekt? A. H. Führi-Mierop. NED. SLACHTOFFERS UIT INDONESIë. „Wij hadden in 1947 niet verwacht, dat er voor de oorlogsslachtoffers uit Indonesië in 1957 nog zoveel te doen zou zijn", aldus de voorzitter van de afdeling Nederland van „Pelita", de heer H. Gicler op de tiende verjaardag van de stichting. Uit het verslag van de penningmeester bleek, dat in 1956 de uitgaven 322.000 gulden bedroe gen, die grotendeels konden bestreden worden door huizenbezit van de stichting. (534 woningen, flats en garages). Gememoreerd werd, dat in de laatste jaren het aantal bij de stichting in zorg zijnde ge zinnen regelmatig is teruggelopen, doordat het merendeel van de kinderen der gerepatrieerden thans volwassen is geworden. Mede hierdoor zijn de financiële zorgen van „Pelita" enigszins ver minderd. Het werk op sociaal en moreel gebied is echter toegenomen. Het werk in Indonesië. In Indonesië werden na het overlijden van het gedelegeerde lid van het hoofdbestuur aldaar, J. Verboom de werkzaamheden beëindigd. Voor wat de heer Verboom voor de stichting gedaan heeft, werden op de vergadering vele waarderende woorden geuit. Een nieuwe taak voor de stichting is thans ge legen in de behandeling van de zo „meest schrij nende gevallen", bedoeld in de rehabilitatierege ling voor oorlogsslachtoffers uit Indonesië, waar toe „Pelita" het verzoek ontving van de overheid. Hierbij zijn betrokken degenen, het meest zij, die in Indonesië een zelfstandig beroep uitoefenden, die volgens de officiële normen buiten de rehabili- taticrcgcling zouden vallen. STICHTING „ONZE BRUG" gevestigd te 's-Gravenhage. Alg. Voorzitter: A. G. de Grave- Terwogt. Secretaris: W. E. Samson. Penningmeester: Mr. A. de Grave. Redactie: A. G. de Grave-Terwogt, Franklinstraat 106, Den Haag. Administratie: W. E. Samson, Nas sau Dillenburgstraat 3, Den Haag. PosLgiro No. 6685. Juridisch adviseur: Mr. L. R. A. vanBeem. Commissarissen van de Stichting „Onze Brug" in Nieuw Guinea: H. Brandenburg v. d. Gronden, Noord wijk - HOLLANDIA G. L. E. Godijn, Noordwijk - HOLLANDIA Voor copie, abonnementen en ad vertenties in Nieuw Guinea wende men zich tot bovengenoemde perso nen en adressen. In het Nibeg-orgaan van 8 februari 1957 troffen wij de volgende oproep: Wij verzoeken onze leden, die vóór 1890 geboren zijn en nog géén uitkering der Ja panse smartegelden hebben ontvangen, daar van mededeling te doen aan het Nibeg-Secre- tariaat, Nieuwe Herengracht 87, Amster dam-C, onder opgaaf van: naam en voornamen geboortedatum datum van indiening van aanvraagformulier. Het pleit voor de N1BEG, dat het zich het lot van 70- en 80-jarigen aantrekt. Is het niet erger lijk dat bij de uitbetaling van deze zo simpel-een voudige Japanse uitkering aan 70- en 80-jarigen geen voorrang wordt verleend, doch dat hiermede zo getreuzeld wordt? Velen hebben door de moei lijke tijden de ontberingen van de Japanse interne ringen niet kunnen overleven, zodat er maar bitter weinig mensen van deze leeftijd zijn overgebleven. Het kringetje wordt met iedere maand kleiner. Toch sabbelt men aan misschien een kleine administra tieve onjuistheid bij de opgaaf, een kleinigheid die gemakkelijk te verifiëren is omdat er altijd nog kamp- of lotgenoten zijn die de opgaaf kunnen herstellen. De mensen van vóór 1890 hebben de tijd niet nog langer te wachten. Voor hen geldt het „Pluk de dag Daarenboven, als er een vergissinkje mocht zijn wat dan nog? f385,of iets min der dat men ontvangt, is toch niet een uitgaaf, waardoor de Japanse regering failliet zou gaan? Laat men er wat schot achter zetten, juist nu de zomer in zicht is, opdat onze zeventigjarigen en daarboven nog genieten kunnen van een mooie zomertijd, van de uitverkopen en de spaarzamen onder hen iets op zij kunnen leggen voor kolen voor de komende winter. Bald geben ist dobbelt geben" geldt vooral voor hen die vóór 1890 geboren zijn.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Onze Brug | 1957 | | pagina 2