„Zaken overzee is overbodig"
^lOaar een jiliaal van
geen overbodige luxe zou zigvy^
CU
Een groep Kepaukoemannen, Wisselmeren
Kepaukoes voor een Kepaukoe-hut te Enarotali
Den Haag, vrijdag.
De grote meerderheid van de Eerste Kamer
blijkt er allerminst mee in te stemmen, dat het
departement van Zaken Overzee gehandhaafd is.
Men staat niet onwillend tegenover minister mr.
G. Ph. Helders, die zelf heeft toegezegd in de
Tweede Kamer een nader onderzoek te zullen in
stellen naar het bestaansrecht van zijn departe
ment.
In het kader van de bestedingsbeperking acht
men het in de Eerste Kamer niet duidelijk, waarom
dit departement gehandhaafd wordt, terwijl in an
dere zeer vitale sectoren der maatschappij ernstig
moet worden bezuinigd.
Bovendien meenden vele senatoren, dat het
huidige departement moeilijk te passen is in het
Statuut van het Koninkrijk.
Het komt ons voor dat de afwijzende houding
van de meerderheid van de Eerste Kamer, rijke
lijk laat komt. Wanneer de senatoren voor de be
noeming van minister Helders hun standpunt dui
delijk hadden gemotiveerd, zou zulks in ieder ge
val „eleganter" zijn geweest.
Waarom zou het huidige departement onder de
huidige naam moeilijk zijn in te pasen in het Sta
tuut van het Koninkrijk, waar Ned. Nieuw Guinea
nog aangemerkt is als een Ned. overzees gebieds
deel?
Wij zijn het er volkomen mee eens dat het
geen log, zwaar-bureaucratisch departement be
hoeft te zijn met een enorme staf ambtenaren, doch
wil men dit overzees gebiedsdeel op werkelijk ef
ficiënte wijze economisch tot volle ontplooiing
brengen, dan is dit apparaat toch zeker op zijn
plaats. Bij een goede ontwikkeling „betaalt het
zichzelf". F.
MIN. HELDERS BIJ BOTSING
LICHT GEWOND.
(Van een onzer verslaggevers)
UTRECHT, vrijdag.
Mr. G. Ph. Helders, minister van Zaken Over
zee, heeft donderdagmiddag een lichte verwonding
opgelopen aan zijn hoofd, toen een automobilist
uit Zeist de ministeriële auto op het verkeersplein
Oudenrijn van achteren ramde. De secretaris-ge
neraal van zijn departement, de heer J. M. Kive-
ron, die naast de minister in de auto zat, bleef
evenals de chauffeur ongedeerd.
De wagen met minister Helders kwam uit de
richting Arnheme en bij het verkeersplein wilden
zij hun weg vervolgen in de richting Den Haag.
Er moest echter voorrang verleend worden aan
verkeer, dat uit de richting Amsterdam dus van
rechts het verkeersplein naderde.
Reeds enkele ogenblikken stond de wagen met
mr. Helders stil, toen de 62-jarige Zeister J. H.
J. F„ die de ministeriële wagen achterop kwam,
deze ramde. Beschadigd schoot de wagen vooruit,
waardoor de minister werd gewond.
Met de wagen kon de reis naar de residentie
worden voortgezet. De wagen van de Zeistenaar
werd aan de voorzijde vernield en moest worden
weggesleept.
Eerste Kamer meent: