21
1 e JAARGANG, JUNI 1957 No. 13
ONDER-ONTWIKKELD GEBIED
CULTUUR EN WELVAART
UITGAVE VAN DE STICHTING „ONZE BRUG"
- ONDER REDACTIE VAN MEVR. A. G. DE GRAVE
Nieuw Guinea Rubriek
1957
TWEE MINISTERS BEZOEKEN
NIEUW-GUINEA.
(Vóór en over de lezers in Nieuw-Guinea.)
Het recente bezoek van Minister Staf aan Ne-
derl. Nieuw-Guinea moeten wij zien als een uiter
mate belangrijke gebeurtenis, neen, meer nog als
een mijlpaal in de ontwikkelingsgeschiedenis van
dit overzeese rijksdeel.
De betekenis ervan mogen we stellig niet
kleiner zien dan ze is, door de wetenschap dat de
formele taak van de minister van beperkte
aard was en uiteraard verband hield met de de
fensie van het gebied en de belangen van het al
daar gestationeerde marinepersoneel. De defensie
is zonder meer al een belang van de hoogste orde!
Doch is het op handen zijnde tweede ministe
riële bezoek van Minister Helders er dan niet
om te bewijzen dat er met Nieuw-Guinea toch wel
iets aan de hand is en dat er een sterkere en
duidelijker koers gevaren wordt of zal worden?
In korte tijd maken twee hóógste representan
ten van de regering persoonlijk kennis met dit
land, zijn plaatselijk bestuur en zijn bevolking.
Dat moet ons toch wel iets zeggen. Immers:
ministers zijn geen functionarissen die voor de ge
zelligheid trips maken buiten hun land. Hun
reizen en contacten worden op het hoogste rege
ringsniveau vastgesteld, zorgvuldig uitgewerkt en
voorbereid. De regeringen van andere landen gaan
in hun buitenlandse politiek hieraan dan ook niet
als iets van geen betekenis voorbij. Dit weet de
Nederlandse regering opperbest en het lijdt dus
geen twijfel dat met de buitenlandse aandacht
voor deze bezoeken ten volle rekening is ge
houden.
Dit is, nog afgezien van de directe belangen
die hiermede beoogd worden, voor de Neder
landse bevolking: blijvers en uitgezonden werkers,
particulieren en ambtenaren in' Nieuw-Guinea van
de grootste psychologische waarde.
Men zal zich méér dan voorheen geruggesteund
voelen door Nederland. Men zal zich méér dan
te voren veilig en beschermd voelen door de re
gering in het moederland. Dit zal ongetwijfeld een
grote morele stimulans zijn voor een ieder, van
hoog tot laag, die zich op enigerlei wijze ingezet
heeft om van dit land iets moois, iets goeds, iets
werkelijk bloeiends te maken. Waarom juist nu?
Dringende redenen van bestuurlijke, econo
mische en financiële aard hebben hiertoe de krach
tigste stoot gegeven.
Deze zijn zo gecompliceerd en kunnen voor de
verdere ontwikkeling van land en volk van zo
vérstrekkende aard zijn, dat beide bewindsman
nen, die immers nog een hele bestuursperiode
vóór zich hebben, het nuttig, neen noodzakelijk
hebben geacht zich plaatselijk te oriënteren door
eigen aanschouwing en het leggen van persoon
lijke contacten.
De ruim 7 jaren die verstreken zijn sinds 29
december 1949 zijn, ondanks alles, niet nutteloos
aan dit land voorbij gegaan. Wie het na jaren
met onbevooroordeelde blik terug ziet, wrijft zich
bij wijlen de ogen uit van verbazing en vraagt
zich keer op keer verbluft af: „Hoe is dit mo
gelijk".
Dat er ondanks de beperkte middelen, de wei
nige arbeidskrachten, de politieke moeilijkheden
rond Nieuw-Guinea werkelijk iets gegroeid, iets
tot stand gebracht is, wordt wel ten duidelijkste
onderstreept juist door deze bezoeken van de Ne
derlandse ministers van defensie en zaken overzee.
Met hun komst versterken deze zo hoog ge
plaatste staatslieden bovendien de band tussen
moederland en overzees rijksdeel aanzienlijk, iets
waar wij niet dankbaar genoeg voor kunnen zijn.
Doch het is logisch dat de verhouding tussen
hc( volk in Nederland en de diverse bevolkings
groepen in Nieuw-Guinea hierdoor nog belang
rijker zal zijn dan ooit te voren. Zij kan het nut
der ministeriële bezoeken machtig versterken maar
óók verzwakken. Hiermede hebben wij een' vinger
gelegd op een wonde, want die verhouding is
zwak, zéér zwak! Eerder kunnen we spreken van
een onbegrijpelijke onverschilligheid bij het volk
in Nederland voor Nieuw-Guinea,
Wij beschouwen het daarom als onze taak, de
taak van „Onze Brug" hier de volle aandacht
aan te geven en allet in het werk te stellen om
„Onze Brug" verschijnt tweemaal in de
maand. Prijs in Nederland: f 0,25 per num
mer. Abonnement voor 2 maanden (4 num
mer) f 1,te voldoen vooruit door op
zending aan het administratie-adres:
Administratie-adres: W. E. Samson, Nas-
sau-Dillenburgstraat 3, Den Haag.
Zijne Excellentie Minister Staf opent de
sleephelling te Manokwari en spreekt
namens Z. Exc. Min. Helders.
in Nederland meet begrip en belangstelling te
kweken voor dit zo mooie, rijke, (ja, rijke) en
belangrijke land dat toch zeer bepaald een deel
is van het Koninkrijk der Nederlanden. En omge
keerd; in Nieuw-Guinea moet meer begrip, eer
lijke waardering en oprechte sympathie gekweekt
worden voor het moederland dat zich inspanning
en kosten getroost om zijn woord ten opzichte
van Nieuw-Guinea gestand te doen.
Door de ellendige geest van persoonlijke en ge
raffineerde baatzucht op alle terreinen en in hon
derd en een subtiele vormen wordt deze simpele
realiteit vaak vertroebeld en aan het oog van de
eenvoudige, hardwerkende man onttrokken. Het
geen enerzijds door de regering in Nederland werd
en nu méér dan ooit wordt opgebouwd, dreigt
anderzijds op deze wijze weer ondermijnd te wor
den. TOT NADEEL VAN ALLEN.
Er is o.i. dan ook een duidelijke taak wegge
legd niet alleen voor Christelijke en Katholieke
óók voor het aldaar werkzame op zeer moderne
sociaal-politieke leest geschoeide Nieuw Guinea
Verbond. Wij weten dat het hieraan inderdaad
grote aandacht besteedt, want de belangrijkheid
ervan strekt zich uit zowel tot de (deel geïmmi
greerde) Europese bevolking als óók tot de kin
deren des lands en tot alle loyale elementen in de
bevolking van Nieuw-Guinea. Wij spreken daar
om de hoop uit dat de ministeriële bezoeken een
nieuwe periode maar vooral ook een nieuwe gees
tesgesteldheid in en ten aanzien van Nieuw-Guinea
zullen inluiden, en dat zij daardoor een belangriike
ruggesteun zullen blijken te zijn voor de zo sub-_
tiele maar toch zo noodzakelijke arbeid van het
Nieuw-Guinea Verbond aldaar.
A. G. de Grave-Terwogt.