DAGBOEK VAN EEN
JUNGLE EXPEDITIE
Historie
(I)
„With God and Gssess" naar
Tam Nieuw Guinea.
de binnenlanden
Binnenkort zal een Nederlandse expeditie in Nieuw Guinea een tocht maken naar het Sterrengebergte,
om wat meer gegevens te verzamelen over dat stuk rimboe. Een vreemd vermoeden omtrent dit
stuk Nieuw Guinea is, dat er helemaal geen Papoea's leven, en men kan zich niet voorstellen waarom
niet. Hoe het zij, het klinkt allemaal zeer romantisch. Men ademt weer de sfeer van pioniers, avon-
turiers en veroveraars. Een tijd die lang vervlogen schijnt en waarvan men tegenwoordig predikt
dat het een blamage was voor de westerse cultuur om zo veroverzuchtig te zijn. Deze mening komt
van mensen die veel boeken hebben gelezen, en niet kunnen weten of al die verhalen juist zijn en
die in elk geval nooit een rimboe gezien hebben dus ook niet kunnen weten dat een rimboe bevochten
moet worden en veroverd omdat men anders door die rimboe doodgedrukt wordt.
Maar de komende expeditie is in feite niets nieuws.
Nederland heeft reeds vele expedities naar Nieuw
Guinea gezonden in tijden toen de kaarten van dat
land werkelijk nog wit waren en naar gebieden
waar wel mensen woonden die niemand kon
het vooruit weten zeer kwaadwillend konden
blijken. Dat waren ook tijden, dat radio's nog zware
en kwetsbare apparaten waren en dat luchtkarto-
grafie niet veel meer was dan uit de hand ge
maakte schetsen van het gebied waar men over
vloog.
In 1938 trok de laatste van deze expedities naar
Nieuw Guinea. De leiders ervan waren voor de
wetenschappelijke groep Richard Archbold, een
rijke Amerikaan, die onder meer voor het New
Yorks Museum reisde. Er ging ook een handjevol
Nederlandse geleerden mee onder leiding van dr.
Toxopeus. Maar de belangrijkste taak was voor
de kapitein van de Ned. Ind. Generale staf, C. G.
J. Teerink, die moest zorgen dat de expeditie be
veiligd werd. Zowel tegen Papua's als tegen kro
kodillen en tegen de rimboe, die voor velen on
bekende gevaren inhield.
Hij moest de expeditie organiseren en leiden.
Deze Archbold-expeditie was zowel voor Arch
bold als voor Teerink de derde tocht, en de meest
succesvolle. Kort na zijn terugkeer op Java werd
kapitein Teerink bevorderd tot kolonel. Later werd
hij militair commandant van Scmarang. In de oor
log tegen de Japanners sneuvelde hij op Tjiater,
de pas boven 'Bandung, waar de hevigste veldslag
heeft gewoed. Uit zijn dagboek zijn de meeste
gegevens geput voor dit verslag. De foto's erbij
werden door of voor hem gemaakt. Terwille van
de leesbaarheid is hier en daar de chronologie wat
overhoop gehaald. Voorts werden hiaten opge
vuld met krantenknipsels. Het A.I.D. schreef met
trots boven het verslag:
EEN INDISCH-AMERIKAANSE
WETENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
Toen Archbold in Buitenzorg aankondigde weer
een expeditie te zullen ondernemen naar Nieuw
Guinea, was niemand bijzonder verrast. De voor
bereidingen voor de tocht werden deels in Ame
rika en gedeeltelijk in Indië getroffen. In Amerika
kregen een handjevol geleerden wat theoretische
kennis over rimboeleven en -gevaren en werden
de materialen verzameld voor de reis. Daartoe
hoorde ook een vliegboot, die later uitstekende
diensten zou bewijzen en waarvan de piloot, Rod
ney, aantoonde dat men kan landen op de meest
verscholen kali's als men maar lef heeft. Kapitein
Teerink, die de leiding had over militairen, de
dragers en de werklieden, kreeg drie brigades (elk
18 karabijnen) mee. Twee uit Malang en een uit
Tjimahi, alle gevormd uit vrijwilligers, die een
verklaring hadden ondertekend geen bezwaar te
hebben tegen vliegtochten. Verder waren er 30
strapans (veroordeelden) en ongeveer 70 Dajaks,
die als werklieden meegingen. Men kan in de
rimboe nu eenmaal het best werken met mensen
die in een rimboe thuis zijn. De pers maakte
speciaal enig ophef van de „moderne'' apparatuur,
fototoestellen en een radio-zendontvanger (een
kreng van rneer dan 100 kilo). Zonder deze ap
paraten zou een modern leger geen stap meer
buiten de deur zetten. Uiteraard kregen de sol
daten extra uitrustingstukken mee zoals wollen
ondergoed, ijsmutsen en handschoenen. De tocht
zou gaan naar de Wilhelminatop, waar de lucht
zo ijl is dat rijst er nooit gaar kan worden omdat
water bij 80 graden kookt. Daar ligt ook de
eeuwige sneeuw.
Per K.P.M.-boot werd de tocht naar Hollandia
gemaakt, nadat eerst de Dajaks waren opgehaald,
die blijkbaar teveel voorschot genoten hadden,
want zij hadden zich uitgerust met de meest over
bodige liflaf en sjouwden rond met would-be leren
koffers, die in de eerste regenbui wel zouden op
lossen. De route leidde verder langs Jef Kasim.
Jef betekent eiland en Jef Kasim is een eilandje
vlak buiten de Nieuw Guinese kust, waar tegen
over op het vasteland een boorterrein van de
N.N.G.P.M. lag. De nauwe zeestraat is er on
bekend en onbebakend. Er zijn vele ondiepten,
zodat alleen overdag bij helder weer scheepvaart
mogelijk is. Men moest hier doorheen om buizen
te lossen voor het boorterrein. De navigatie ge
schiedde, zoals de zeeman dat noemt „with God
and guess". Later zou eigenlijk de ganse route
van de expeditie bepaald worden door „God and
guess Kaarten van het gebied waren er nog
niet, die zouden tijdens de tocht gemaakt moeten
worden.
HET UITGANGSPUNT
Hollandia werd het uitgangspunt van de expeditie.
De leiders kregen er schoongemaakte kampoeng-
huisjes als logeergelegenheid. Kwartiermakers had
den voor de soldaten en werklui grote barakken
gebouwd, evenals voor de voorraden. Maar de
familie Hoogland stond er op, dat de expeditie
leiders zo vaak als mogelijk was hun gasten
waren. Geruime tijd bleef men in Hollandia hangen
om voorbereidingen te treffen. Het oorspronkelijk
plan moest gecontroleerd worden op uitvoerbaar
heid en zonodig worden gewijzigd. Het was de
bedoeling om uit te gaan van het „Prauwenbivak",
waar 18 jaar tevoren ook een exeditie van Tee
rink en Archbold gelegen had. Dit bivak lag in
Membrao aan de Idenburgrivier. Er moesten
luchtverkenningen gedaan worden om na te gaan
of het terrein geschikt was in verband met de
marsroutes en of men op de kali kon landen. Op
de piloot na, zat dus tijdens deze vluchten ieder
een in het toestel ijverig notities te maken van
het landschap, met aantekening van de tijd. De
navigator noteerde aan de hand van de klok de
route van de vlucht, zodat later iets van een
schaal gereconstrueerd zou kunnen worden. Na
tuurlijk bleken de schetsen naderhand niet allemaal
te kloppen, maar wat de ogen van de geroutineer
de mensen gezien hadden in de jungle leverde vol
doende gegevens op om te kunnen besluiten niet
naar het Prauwenbivak te gaan.
Om te ontdekken of het vliegtuig op een bepaald
stuk kali kon landen wierp men stukken touw van
anderhalve meter uit, met aan één kant een steen
en aan de andere kant een drijfblok met een witte
band, zonk het drijfblok ook, dan was de diepte
groter dan anderhalve meter en kon men een
landing, proberen. Eventuele obstakels of modder-
banken zou men pas kunnen ontdekken als het
vliegtuig eenmaal verongelukt was, doch dat
moest geavontuurd worden, althans voor de
eerste landing.
Ook de Doormantop werd zo goed mogelijk geob
serveerd om te kunnen bepalen of er over heen
te trekken was. Bijna steeds waren er ruggen en
toppen door het wolkendek onzichtbaar en aan
gezien geen enkele kaart een betrouwbaar idee
van de hoogten gaf kon men niet te laag vliegen.
Tijdens een van de vluchten kwam men over on
bekend terrein, waarin vele plassen en kreken
lagen. Voorlopig kreeg de streek de naam van
Beatrix-plasjes", wat enige hilariteit gaf. Ten
Noorden van de Idenburgrivier kon nog een kali
in de kaarten geschetst worden.
MENSEN
Op een van de retourvluchten in Noordoostelijke
richting kwam het toestel plotseling boven een
geweldige vallei. Men daalde tot 3500 meter hoogte
om wat beter te kunnen kijken. Duidelijk werden
kampoengs waargenomen.
Er bleken meer dan honderd kampoengs in het dal
te liggen; variërend van 15 tot 100 huizen. De
bouwwijze verschilde niet van die welke elders op
vorige expedities werden gezien. Men verheugde
zich reeds over een ontmoeting met deze Papoea's,
die zeker voldoende stof zou opleveren voor lij
vige wetenschappelijke rapporten.
(wordt vervolgd)
UIT DE OUDE DOOS
Djintan
Omstreeks de eerste wereldoorlog werd er in Indië
een nieuw Japans geneesmiddel ingevoerd, waar
voor veel reclame werd gemaakt. Hele optochten
met vaandels en afbeeldingen van een Japanse
generaal met een steek op. waarop de letters
DJINTAN. Er werden reclamezakjes uitgedeeld
waarin een paar rose gekleurde pilletjes. Er
werden borden geplaatst op de kruispunten van
hoofdwegen inet afbeeldingen van deze generaal.
Bij de geheime dienst van de recherche kwamen
echter berichten binnen dat dit spionnagewerk zou
zijn: DJINTAN zou namelijk betekenen: Djendral
Japan Ini Nanti Tembak Anak Nederland en de
reclameborden zouden als wegwijzers moeten
dienst doen. Natuurlijk werden de borden weg
gehaald!
Helaas! Hoezeer is de voorspelling in latere jaren
tóch nog uitgekomen!
Vert. Deze Japanse generaal beukt straks
Nederland's kind.
Hondenbelasting
Toen de hondenbelasting voor het eerst werd ge
heven, zo omstreeks 1912, werd er natuurlijk com
mentaar op geleverd. Zo ontstond ook dit liedje,
dat mijn Vader mij leerde zingen:
De Heren uit de Stad, die hebben altijd wat,
Ze hebben uitgevonden belasting op de honden:
Drie gulden is de prijs, dan krijg je een bewijs,
En als je niet betaalt dan wordt je hondje
weggehaald.
Refrein:
Juffrouw, pas op je hondje, pas op je hondje, pas
op je hondje,
Juffrouw, pas op je hondje, ja
want als je niet betaald, dan wordt je hondje
weggehaald!
EMILIE INTVELD.
MALEIS.
Karei uit Indonesië wordt voor de klas geroepen.
Onderwijzer: „Zeg eens, Karei, wat is bank in het
Maleis?"
Karei: „Bankoe".
Ond.: „En lamp?"
Karei: „Lampoe".
Ond.: „En kaart?"
Karei: „Kaartoe".
Ond.: „En nu wil je me zeker ook nog wijs ma
ken dat boek, boekoe is".