92eriR
Dit is het verhaal van onze hond, die
naar de naam Nero luisterde. Toen
wij, mijn beide zusjes en ik nog als
peuters in tjelana monjet over de
vloer van het ouderlijk huis in Kesam-
ben en Wlingi rondkropen, was Nero,
een zwarte terrier al een fikse hond
en onafscheidelijke speelmakker. Dat
is sindsdien zo gebleven.
Pa kreeg 'm als pup van 'n vriend.
Wij verhuisden later naar Tulangan.
Weet U waar het ergens ligt? Ik wed
van niet. Het is nl. zo'n onooglijk klein
plaatsje, dat het op geen enkele kaart
voorkomt. Enige jaren geleden was ik
in Sidohardjo en zag ergens een hou
ten plank, waarop de naam "Tulan
gan" stond met een pijl die de rich
ting aangaf welke je gaan moest om
er te komen.
Tulangan. Een vriendelijk stationnetje
van de Staatsspoorwegen met perkjes
waarin soldatebloemen en afrikaantjes
groeiden, een paar foeilelijke loodsen,
aan de overkant van de weg de wo
ning van "tuan sep" en tien minuten
verder een suikerfabriek. Administra
teur was indertijd de heer Aberson.
Die de .trotse eigenaar was van een
echte automobiel. Ik herinner mij, dat
het een knots van een ding was met
veel leer, glimmend koper en voorzien
van een paar enorme karbiedlampen.
In het jaar 1910 werden we voor een
tocht uitgenodigd. Onze eerste rit in
een heuse auto. Een sensatie van heb
ik jou daar! En hard dat het ging! Wel
40 kilometer per uur!
Maar we hadden het over Nero. Op
een keer verstijfde iedereen op het
perron van ontzetting, toen Nero op
een even onbegrijpelijke, als onver
klaarbare wijze onder een binnenko
mende trein terechtkwam. Hoe, nog
maals, niemand weet het, maar toen
men eindelijk genoeg moed bijeenge
raapt had om te kijken, wat er met de
hond gebeurd was, zag men oh won
der, Nero draven tussen de rails,
(Vervolg: "Ot en Sien")
in het kamp kinderen uit voorgelezen
en lezen geleerd. Mijn eigen kinderen
later. Neen hoor, die boekjes heb ik
als goud bewaard. Waarom? 'k Weet
niet, misschien omdat ze een deel zijn
van een heerlijke jeugd!"
55 Jaar met Ot en Sien. Naar Ambara-
wa en Holland, naar Hongkong (man
bij de scheepvaart) en toen weer Hol
land. "En worden ze eindelijk weer
herdrukt? Nu pas? Hadden ze allang
moeten doen, die boekjes zijn toch
leuk, ze leren immers de kinderen hier
toch hoe we daar leefden?"
"Dat is het laatste waar ze hier over
wilden praten, over ons leven daar.
Koloniale boekjes zijn lang taboe ge
weest", zeg ik.
"En nou niet meer dan? Blij toe, wat
een onzin. Ot en Sien, Trui, hun ou-
terwijl de trein toch nog een behoor
lijke vaart had. En toen opeens, als
een flits, glipte die vermaledijde Nero
tussen twee rondwentelende wielen
door en stond het volgende moment
doodgemoedereerd op het perron te
kwispelstaarten! Kujjenagaan! Dat we
hem die dag extra "gepakt" hebben
is duidelijk.
Nero was 'n felle. Op gezette tijden
werd de goedang gebongkard om de
ratten op te ruimen. Nero stond er
dan, bevend van jachtpassie, altijd bij.
Die vette krengen, zo groot als een
konijn, kregen geen kans om te ont
snappen. Ook al kropen ze als de
weerlicht tegen een of andere wand
of paal op, een sprong en Nero had
'm te pakken. Katten waren ook al
niet z'n beste vrienden. Ook die gin
gen er bij een treffen onherroepelijk
aan. Een schijnbeweging, een snelle
beet in de nek en je hoorde alleen
maar: "krrrrrk" en toen al!
Ik heb nergens zoveel slangen gezien
als in Tulangan. Ons huis grensde aan
suikerriettuinen, nou dan weet je het
wel. Ze huisden ook in de loentaspag-
ger. Geregeld kwam zo'n binatang in
de voorgalerij op bezoek en dan was
het Nero, die ons voor gevaar waar
schuwde.
Op een kwade dag was Nero hilang
en bleef hilang. Na tien dagen kwam
monsieur de boemelaar boven water.
Broodmager en onder de schurft. Te
vies om naar te kijken en stinkend
een uur in de wind. Het stond toen
wel vast: dit kan niet zo. Nero moet
worden afgemaakt. Hoe? Met een
schot uit het geweer met de dubbele
loop, d.w.z. snel en pijnloos. Wij kin
deren kwamen er op de een of ande
re manier achter en brulden het uit
van ellende. Smeekten om genade
voor Nero, maar het mocht niet baten.
De executie zou plaats hebben in de
achtertuin. Ik weet het nog wel, bij de
grote manggaboom, die schuin over
het voetpad groeide naast het huis.
"Nero, kom hier."
Nero kwam.
ders, al die mensen uit die boekjes,
dat was toch écht? Dat was toch niet
verkeerd of slecht? We lééfden toch
gewoon? Je snapt die lui hier werke
lijk niet!" Ze schudt vol afkeur met
haar blonde hoofd.
"Weet u dat ik die 4 deeltjes voor
50,voor u had kunnen verkopen?
Nu kan het niet meer, nu zijn ze
prachtig ingebonden in een kleuren-
band voor 27,50!"
"Nou, ik ben blij voor een heleboel
mensen en kinderen, kunnen ze weer
iets gezelligs lezen. Ik ben een halve
eeuw blij geweest met mijn Ot en
Sien. Laat maar kapot, ik wil ze nooit
kwijt!" Ze pakt de boekjes en ook
nog een paar deeltjes Pirn en Mien
zorgvuldig in plastic.
Hoe-ra, Ot en Sien zijn er weer, ge -
luk - kig
LD.
"Zitten."
Nero ging zitten en keek.
Vader spande de rechterhaan van de
kaliber 16 en mikte tussen de ogen.
Nero, met de kop iets scheef gehou
den keek in twee zwarte loopmondin
genHet was alsof die trouwe
honde-ogen vroegen: "Hé baas, wat
ga je nou doen baas?"
Pa liet het geweer zakken, slikte iets
weg, ontspande de haan, verwijderde
de loperpatroon uit de kamer en borg
het wapen op. "Ik kan het niet", hoor
den wij hem zeggen. "Ik kan onze
Nero toch niet doodschieten. Ik doe
het niet."
Wij zijn nog nooit zo gelukkig ge
weest; brulden het weer uit, maar nu
van blijdschap. Maar daarmee was
Nero nog niet van z'n afzichtelijke
schurft af. Ma pakte een grote fles
kajoe poetie-olie, een flinke kwast en
toog aan het werk. Veertien dagen
lang liepen we met een grote boog
om 'm heen vanwege de onvoorstel
baar vieze lucht, die zo dik was, dat
je er tegen aan kon leunen, maar be
lieve it or not, toen was Nero beter!
Z'n zwarte vacht glansde en glom van
gezondheid en hij zag er werkelijk uit
om door een ringetje te halen.
In het jaar 1912 moesten wij naar "de
grote school" (het werd de 1ste Eu
ropese Lagere School B bij de Rode
Brug. Hoofdonderwijzer was van Stra
len en een der onderwijzeressen werd
juffrouw Cow-Boy genoemd, vanwege
de Ten-Gallon Hat die ze droeg
en verhuisden naar Soerabaia. Na een
paar jaar ging het met de gezondheid
van Nero bergafwaarts. Hij was van
ouderdom half blind en at bijna niet
meer. Djongos Bastam bracht hem
naar z'n laatste rustplaats: Tambak
Gringsing. Oud-Soerabaianen weten
wel waar het ligt.
Zou Nero geweten of gevoeld hebben,
dat dit een afscheid voorgoed was?
Na enige tientallen meters gelopen te
hebben, draaide hij zich, juist vóór
een kromming in de weg nog eenmaal
om en keek naar ons. Heel lang.
Bastam begreep het en liet hem maar.
Dat was de laatste keer en toen ver
dween Nero voor altijd uit ons leven.
G.H.B.
"Hoezo raar, mijn man is eerste Boomklerk
bij de Ned. Ind. Handelmij".
(Kerstnummer, pag. 15, 3e kolom)
15