Het Spaans en het Nederlands in de voormalige koloniën Sedert mijn eerste bezoek aan de Phi- lippijnen, in de dertiger jaren, ben ik geboeid door de uiteenlopende gevol gen van de Spaanse en de Neder landse aanwezigheid in de door Span je en ons land respectievelijk geruime tijd geregeerde landen. Vooral een vergelijking tussen de Philippijnen en Nederlands Oost Indië lokt daartoe uit. De Philippijnen waren tot 1898 Spaans bezit, toen de Amerikanen de Spanjaarden verjoegen en werden on middellijk na de Tweede Wereldoor log onafhankelijk, Nederland heerste over Indonesië tot eind 1949. In de Philippijnen was het Spaanse regime heel wat straffer dan in Indonesië, nochtans bleken de culturele banden, met name de taal der overheersers een veel taaier bestaan te leiden dan het Nederlands in het Verre Oosten, om maar te zwijgen van de Neder landse cultuur. Een overeenkomstige situatie doet zich voor in Zuid- en Midden-Amerika, al bevochten die hun onafhankelijkheid al meer dan ander halve eeuw geleden. De scheiding van machten in het Iberisch kolonisatie gebied had Brazilië in Portugese han den en de overige gebieden in Spaan se gesteld. En ziedaar: in Brazilië spreekt men nog altijd Portugees en in de overige Zuid- en Midden-Ame rikaanse gebieden Spaans. Taal moet men in ruim verband opvatten: er zit een stevig stuk levensstijl aan vast. Daarentegen is de culturele betekenis van Nederland voor het voormalig Ne derlands Oost-lndië met de formule "Krassen op een rots" nog overdre ven afgeschilderd. Daarom is de toe name van de belangstelling voor het Nederlands in Indonesië, waarvan men thans getuige is, een opvallend ver schijnsel, ook al neemt men daarbij in aanmerking, dat die belangstelling voornamelijk wordt gevoed door za kelijke overwegingen en niet door idiëele. Ongetwijfeld heeft deze uiteenlopende ontwikkeling te maken met de even eens uiteenlopende doelstellingen van de enorme expansie van het Westen. De Nederlanders kwamen naar Indië na de grote ontdekkingsreizen om er handel te drijven en niet om de spe cerij-eilanden onder politieke controle te brengen. De Spanjaarden en de Portugezen zochten stellig ook mate rieel gewin, maar niet minder belang rijk was de behoefte de inboorlingen het eeuwig heil der alleen-zaligma kende Kerk te brengen. Zij brachten met het zwaard het Kruis. Wie zich bekeerde kreeg burgerrechterlijke pri vileges en vaak een Spaanse of Por tugese naam. Nog in de vijftiger jaren, toen ik voor het laatst op Flores was, droeg de republikeinse resident de naam van Dom Josef Thomas Ximenes da Silva - een erfenis van een zijner voorvaderen in dit tot 1851 Portugees gebied en ook nu nog een bolwerk van de Katholieke kerk in Indonesië. (In dat jaar kochten wij Flores voor 2,5 miljoen gld. van de Portugezen.) Nu nog even terugkerende naar de Philippijnen: ook na de komst van de Amerikanen veranderde er niet veel. De Spanjaarden hadden afscheid ge nomen met een bloedige onderdruk king van nationaal verzet en de execu tie van de leiders, onder wie een des tijds wereldbekende arts, Rizalwiens standbeeld thans het moderne Manilla siert. De opstand richtte zich niet al leen tegen een ver achtergebleven Spaanse administratie maar ook tegen het grootgrondbezit van de Kerk en van op de eilanden ingeburgerde Spaanse geslachten, maar ook de stij gende ontevredenheid met feodale toestanden deed aan de Spaanse le vensstijl geen afbreuk. faamde conflict in het Zuiden van de eilandengroep, waar Islamitische ver zetsstrijders - naar goed-Spaanse trant aangeduid als Moro's! - trachten zich een eigen plaats te verwerven vis- a-vis de Katholieke bevolkings groep. Nu Indië. De Nederlanders kwamen er om handel te drijven en niet "om vlie gen te vangen", of om de bevolking te kerstenen dan wel op te voeden in de deugden van het Westen. Of schoon het Nederlands bewind zich tegen het begin van deze eeuw meer en meer bewust werd van zijn taak tot opvoeding van de gekoloniseerden bleef de invloed van de Nederlandse taal en de Nederlandse cultuur kwan titatief en kwalitatief beperkt. Nog in mijn tijd waren er groepen Nederlan ders die het gebruik van onze taal Het gebruik van het Engels vooral in handelskringen nam natuurlijk na de komst der Amerikanen wel toe, maar het Spaans bleef de taal der-heersen- de groepen. Het Tagalok, de inheemse taal, bleef een stiefkind. In 1948 was ik te gast bij een Amerikaanse func tionaris. De overgrote meerderheid der gasten bestond uit vooraanstaan de Philipprno's. De begroeting van gastheer en gastvrouw had plaats in het Engels, zoals vanzelf spreekt - vijf minuten later spraken de meeste gasten onderling Spaans! Ook toen nog zonden vooraanstaande families hun kinderen naar Spanje om te wor den opgevoed. Als dat om financiële redenen niet mo gelijk was, werden de jongelui gezon den naar het Spaanse Jezuïtencolle- ge Santo Thomas en pas in laatste in stantie kwamen de eigen onderwijsin stellingen aan de beurt. De domine rende positie van de kerk heeft in recente jaren ook geleid tot het be door "Inlanders" als ongepast be schouwden. Er ontstond een kleine elite die inderdaad niet alleen het Nederlands als voertaal gebruikte maar - en dat is belangrijker - in het Nederlands dacht, hetgeen overigens deze groep niet belette zich te ont poppen als vurige strijders voor de nationale onafhankelijkheid. Hun wes terse oriëntatie was wellicht juist een stimulans! Zij vormen een uitsterven de categorie. Na een periode van latent en soms actief ongenoegen, waarin het Neder lands zelfs taboe werd verklaard is er nu, speciaal na het optreden van de Orde Baru een periode ingetre den, waarin de studie van het Neder lands zich op verrassende wijze uit breidt. Er is een brede stroom van cursus sen. De Indonesische regering staat daar kennelijk niet onwelwillend te- (lees verder volgende pagina, onderaan) Dom Josef Thomas Ximenes da Silva, radja van Sikka op Oost-Flores met zijn echtgenote. Zowel zijn naam als kleding, o.a. de metalen stormhoed, verraden de Portugese invloed op het eiland. (Foto: Tanah Air Kita) 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 18