BENGAALSE LANCIERS, OOK IN ONS INDIE [slot] door Dr. H. J. de Graaf C.MER,KIE 1 VOOR INDISCHE I GOUDEN SIERADEN 1 JUWELIER, SPUI 167a TELEFOON DEN HAAG 070-60 48 85 Toen de luitenant-gouverneur Raffles van het geval hoorde, kwam hij er expres voor naar de Vorstenlanden o- ver. Hij kon zich zeer wel met de toe gekende bestraffingen verenigen, doch was zeer verbaasd, toen hij vernam, dat ook de Soenan medeplichtig was. Hij liet het echter bij de verbanning van de zeer schuldige prins Mangkoe Boemi, terwijl de vorst een ernstige vermaning kreeg. Zo liep het voor deze met een sisser af. Maar Raffles was in zijn hart erg teleurgesteld, daar hij in de waan verkeerd had, dat hij door de Javanen aanbeden werd. Later, in Engeland, heeft hij ook beweerd, dat de Soenan en de zijnen uit vrees voor de terugkeer der Nederlanders met de Sepoys samengezworen hadden. Wel was men in Javaanse kringen weinig op de terugkomst van iemand als Daendels gesteld, waarop éven kans scheen te bestaan, maar overi gens verliep het herstel van het Neder landse gezag in de Vorstenlanden zon der de minste moeite. De onbetrouwbare Sepoy-bataljons werden uit de Vorstenlanden verwij derd en door Europese troepen ver vangen. Misschien heeft in 1817 de zee-officier Q. M. R. Ver Huell enigen hunner in Makassar ontmoet, toen de Nederlan ders daar het gezag kwamen over nemen. Hij zag de "Bengalezen" daar "in burger" en beschrijft ze opgetogen aldus in zijn eerste boek: Herinnerin gen aan eene zeereis naar Oost-lndië": "Het is een schoon ras van mensen en hun rijzige gestalte komt nog meer uit, wanneer zij in de kleding van hun land (dus: buiten dienst) zijn dan in de (ro de) uniform (dl. I, p. 40-41). Hun we zenstrekken zijn zeer regelmatig en ernstig. De vorm van neus en aange zicht is Arabisch. Een enkel groot stuk sneeuwwit lijnwaad wordt eerst in de vorm van een tulband om het hoofd gewikkeld en vervolgens in grote, losse plooien om het gehele li chaam. Wanneer zij dus in edele een voudigheid er heen wandelden met een statige tred, gaven zij mij een beeld van de aartsvaderlijke klederdracht. Zó, dacht ik, verscheen de eenvoudige Godsvriend Abraham, wanneer hij zijn kudden in de dreven van Kanaan in ogenschouw nam." Met het herstel van het Nederlands gezag in de Archipel in 1816 zijn de meesten dezer patriarchale figuren we der daaruit verdwenen, doch enkelen, een 93 stuks, zijn er blijven plakken, hetzij als deserteurs, hetzij als ontsla genen, wier diensttijd was afgelopen. Wellicht omdat zij in de Javaanse sa menleving geen kans zagen om hun bordje rijst met kerrie te verdienen, waren zij wel bereid in Nederlandse dienst te treden. Bij de heren Commis sarissen-Generaal, die net bezig waren het bestuur in Indië opnieuw te orga niseren, viel deze aanvraag in zeer goede aarde. Het waren krijgshaftige lieden en uitzendkosten behoefden voor hen niet meer betaald te worden. Bovendien vroegen ze geen hoge sol dij. Men besloot dus hen in dienst te nemen en een afzonderlijk Bengaals corps onder eigen officieren te vor men (zie: v.d. Kemp, De jaren 1817- 1825 der Ned. Factorijen van Hindo- stan's Oostkust B.K.I. 1918). Bij Gou vernementsbesluit van 7 dec. 1819 kwam dit corps, dat als lijfwacht voor de Landvoogd bedoeld was, tot stand. In 1818-1819 werd de behoefte ge voeld deze lijfwacht uit te breiden, doch waar zou men nieuwe Bengaalse recruten vandaan halen? Destijds be zaten wij nog enige factorijen in Hindo- stan, die dateerden uit de grote dagen der Compagnie. Pas in 1824 werden ze aan de Britten afgestaan, in ruil voor de Engelse bezittingen in Benku- len. Aan de resident van Chinsura, de Hr. Overbeek, werd de opdracht gegeven nog meer van zulke helden aan te werven. Inderdaad heeft deze, zonder veel moeite, dadelijk al een 30 tot 40 man aangeworven. Zij kwamen geheel vrijwillig, waren allen boe- djangs, op een enkele na, die ge trouwd was, maar wiens echtgenote onder de zorg zijner broeders in India achtergelaten werd. Hun gage zou 20 roepijen 's maands bedragen en in gaan, zodra zij in Batavia aankwamen. Zij tekenden daartoe het volgende contract: "N.N. van dekaste heb mij ver bonden om de Nederlanders als Ca valerist te dienen op het groot eiland Java voor de tijd van vijf jaren, in te gaan van de tijd af aan, dat ik mijn voet aan de wal zal zettenzul lende ik voor die dienst ontvangen de gewone gage, die door de Koning aan zijn cavalerie op Java wordt be taald in te gaan van de dag af, dat ik voet aan boord zal zetten." Deze aanvulling zal dus in de loop van het jaar 1819 op Java zijn aange komen; andere groepen zijn nog ge volgd. Wij zullen zien, dat zij vijf jaar later, toen hun contract was afgelopen, wat moeilijkheden hebben opgeleverd, juist toen wij deze koene cavaleristen hard nodig hadden tegen de rebel pangéran Dipa-Negara. Voorlopig echter kon er een tweede compagnie lanciers gevormd worden, daar hun aantal tot een 180 man was opgelopen. Wel merkwaardig, dat deze vechtersbazen nu in dienst waren bij hun vroegere tegenstanders. Zij waren op verschillende plaatsen ge legerd in Weltevreden en te Buiten zorg. Vermoedelijk stond hun kazerne te Batavia achter het z.g. Kantor Palès aan het Waterlooplein. Daar kwam la ter de z.g. "Tuin Dubus", die volgens dr. F. de Haan "mislukte, omdat de planten er niet groeien en de Bata- vianen er niet wandelen wilden". De erbij gelegen brug over het water van Goenoeng Sari werd naar de Sepoys Sipajersbrug genoemd en de weg tus sen Goenoeng Sari en Waterlooplein heette naderhand Sipajersweg. Wij merkten reeds op, dat de Perzische naam voor Sepoy Sipahi was, zodat men ze in Batavia het best als Sipa- jers kende. Van het Waterlooplein was het niet zo ver rijden naar het Paleis van Rijswijk en de Bengaalse lanciers in hun kleurige uitrusting met aan hun lansen de wapperende vaantjes ver leenden aan de stoet van Zijne Excel lentie de G.G. een grote statie en schilderachtigheid. Een afdeling dezer lanciers lag ook te Buitenzorg, en toen in 1818 een op stand in het Tjirebonse uitbrak (niet voor de eerste keer), werd een vijftig tal Bengalezen uit Buitenzorg daarheen opgeroepen, om met andere koloniale troepen de orde te herstellen. Zij maakten de reis geheel over land en hadden een belangrijk aandeel in de nu volgende gevechten: bij een tegen slag dekten zij de aftocht, maar door een onstuimige charge gaven zij de doorslag in de strijd tot de overwin ning. Onze vriend, de bekende Toontje Poland, is er zelf bij geweest (dl. I, p. 214-218). De Bengaalse lanciers hadden zich flink geweerd, want hun kommandant van Duitse afkomst Bor- neman, die o.a. de "Freiheitskriege" (lees verder volgende pagina) Gespecialiseerd in het groeibril jant systeem. Eigen atelier voor het vervaardigen van briljanten sieraden. 22 krt. en 24 krt. gouden scha kelarmbanden, Slangarmbanden, colliers, trouwringen, hangers, haarspelden, oorknopjes en vele andere sieraden. MAANDAG T/M ZATERDAG GEOPEND VAN 9.30-17.00 uur 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 6