Reis naar de bron van herkomst (slot)
door Ems I. H. VAN SOEST
In Batavia leerde hij Maleis en Portu
gees en stelde zich volkomen op de
hoogte van de bestuursinrichting, zodat
men hem voor de gewichtigste proce
dures gebruiken kon. Ook andere
ambten werden hem toevertrouwd.
Allereerst werd hij medelid in de zo
genaamde Weeskamer, dan onder
koopman en "secretaris" (Gittermann
spreekt van Sekretar bei der Polizei,
Anthonisz van Political Secretary). Hij
werd in die functie naar de Hollandse
kolonie Sinsura gezonden, het latere
Bengalen. Toen de Nederlanders met
de koning van Kandy in oorlog raak
ten, werd hij als vredesafgezant daar
heen gezonden. Toen het hem gelukte
deze vrede op voor de Nederlanders
uiterst voordelige voorwaarden tot
stand te brengen, werd hij in 1769 als
opperkoopman en hoofdbestuurder op
de kust Madurei te Tutucoryn be
noemd. Hij was toen 42. Gittermann
vergelijkt dit ambt met dat van een
Romeinse proconsul in de provincie.
Hij steeg echter nog hoger, want elf
jaar later, in 1780, werd hij tot Buiten
gewoon Raad van Nederlands-lndië en
Gouverneur van Malabar benoemd.
Als zodanig resideerde hij in Cochin
en stelde deze stad in zo'n staat van
verdediging, dat de Engelsen deze in
de toenmalige oorlog met Nederland
niet éénmaal durfden aanvallen. Weer
zeven jaar later, 1787, volgde zijn
benoeming tot Lid van de Raad van
Nederlands-lndië en ten stotte tot
Gouverneur en Directeur van de Ne
derlandse bezittingen op Ceylon.
De hoofdstad Colombo werd de zetel
van zijn bestuur. Toen volgde de
Franse Revolutie met haar verstrek
kende gevolgen, die hem in het grote
dilemma brachten
Na de overgave verkoos hij als amb
teloos Dutch Burgher in Colombo te
blijven waar hij op 72-jarige leeftijd
overleed.
Reeds op de Kaapkolonie ving hij
een uitgebreide correspondentie aan
met de achtergebleven Duitse fami
lieleden en betaalde een deel van de
gemaakte schulden. Hij zond ze
prachtige geschenken. Later veref
fende hij de rest van zijn schuld met
alle verschuldigde renten. Hij schijnt
ook in die brieven verteld te hebben
hoe groot zijn inkomen was: "ein un-
geheures Vermogen". De geschied
vorser vermeldt verder dat Van An
gelbeek aan de Engelsen goederen tot
een waarde van 21/2 millioen Thaler
moest overleveren. Hij is zeer trots op
zijn voormalige, tot Nederlander ge
worden landgenoot, herhaalt nog eens
hoe uitzonderlijk diens gaven waren en
hoe verstandig de wijze was waarop
hij al de hem toevertrouwde ambten
vervulde. Groot waren zijn verdien
sten jegens Nederlands-lndië. In dit
opzicht, vervolgt hij, behoort hij tot
de uitzonderlijkste handelslieden die
Oost-Friesland, ja geheel Duitsland in
den vreemde eer aan hebben gedaan.
En nu zou ik morgen zijn geboorte
plaats Wittmund, waar alles begon
nen was, bezoeken! Ik keek naar het
portret van mijn broer en hoorde hem
als het ware nog zeggen: "Als we
weer eens bij nicht Tine in Groningen
logeren, moeten we toch naar Witt
mund gaan". De dood sneed hem de
pas af, maar toen ik het aan nicht
Tine vertelde, zei ze: "Doen, kind,
morgen al! Pak maar gauw een koffer
tje". Nu is het mij alsof hij me toch
op deze reis vergezelt.
In de eetzaal vertellen een paar Oost-
Friezen mij, dat de buurt rond Aurich
drie vishaken en de drie golven!!
Voor mijn vertrek naar Wittmund word
ik nog opgebeld door het attente zus
terpaar, dat mij een goede reis wenst.
En dat ik in Wittmund maar veel her
inneringen aan mijn Urgrossvater mag
tegenkomen!
In de.bus ga ik nog eens na, wat er
allemaal aan familie-onderzoek heeft
plaatsgehad, voordat het zover was
dat we een omlijnd beeld kregen. In
1934 of nog eerder raakte mijn broer
in correspondentie met de Gemeente
archivaris van Batavia, Mr. J. van Lier,
die met ene Baronesse Von Tengna-
gell gehuwd was, ook al een Van An-
gelbeekrelatie. Voor zijn zoontje wilde
hij een familieboek samenstellen en
uitgeven. Ook hij was toen nog niet
van de Duitse afkomst op de hoogte,
deel uitmaakte van de Zeven Friese
Zeelanden, die zich in de Middeleeu
wen langs de kusten van Denemarken
tot Holland uitstrekten en die samen
een soort volkenbondje vormden, met
het Fries als voertaal en met een
soort wetboek van strafrecht, de Lex
Frisionum. Uit Leer verscheepten
koggers en schoeners Oost-Fries
graan naar verre havens en kwamen
met specerijen enthee uit de
Oost terug. Plotseling viel mijn oog
op een ingelijste kleurenfoto van
jongens die aan een beek stonden te
hengelen. De mensen keken wat ver
baasd naar mijn enthousiast gebaar.
"Ein Angleridylle", glimlachte één
hunner. En ik dacht: "Ja, juist! Daar
zie je nu je moeder's familienaam in
beeld gebracht! Typischer kan het
niet: Anglerbach - Hengelbeeken
daaruit ontstond het wapen met de
maar hij vond veel van de Nederland
se en Indische tak. Een neef van ons,
die naar Canada was geëmigreerd,
raakte ook geinteresseerd, er volgde
een briefwisseling en hij wist kwar
tierstaten te bemachtigen, waaruit
bleek hoezeer een geslacht zich in
de loop der tijden door huwelijken
uitbreidt. Van Vinceleers, Van Lidth
de Jeude, Rengers Hora Siccama,
Van Hoytema, Capadose en zo ging
dat maar door. Mijn vader zou als hij
nog geleefd zou hebben, lachend heb
ben uitgeroepen: "Maar wijfje, jij bent
familie van de hele wereld!" Ach ja,
sommigen zeggen: Van Adamswege
zijn wij dat allemaal. Maar het ge
slachtsregister van de Van Soesten
leek ons bescheidener van omvang.
Toen We later in 1937 op onze reis
(lees verder volgende pagina)
De Wolvendaalkerk in Colombo, waar Gouverneur Johann Gerhard van Angelbeek zijn
laatste rustplaats vond.