Hoe de laatste KPM-ers Indonesië verlieten Op 31 maart j.l. was het 20 jaar geleden dat 38 schepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, voor de laatste maal uit Indonesische havens vertrok ken. in Tandjong-Priok lagen toen de stoomschepen: Plancius, van der Lijn, Tas man, Bontekoe, Blinjoe en Sidajoe. De motorschepen: Ophir, Balikpapan, Bala- nipa, Bandjermasin, Landak, Luriang, Leting, Leksala en Kaimana. Totaal 15 schepen. Deze schepen van de KPM, die in december 1957 door de Indonesische regering waren geconficeerd, werden namelijk op 27 maart 1958 vrijgegeven met de mededeling dat alle nog in de Archipel aanwezige schepen op 31 maart 1958 moesten zijn vertrokken. Twintig jaar geleden werd de band definitief verbroken Heel weinig is bekend over het vertrek van deze schepen, na die plotselinge order en na reeds vier maanden aan de ketting te hebben gelegen in ver schillende havens. In vier dagen tijds werd het karwei geklaard. Het was geen sinecure, zoals blijkt uit een ver geeld verslag van de Heer H. H. W. Groot, toentertijd Chef Technische Dienst bij de K.P.M. te Tandjong-Priok. Tesamen met de Heer A. J. J. Feyter, toenmalig gezagvoerder, waren zij ver antwoordelijk voor de goede afloop van dit vertrek: zonder een Indone sische bemanning en dus met een enorm tekort aan mankracht. Beide heren hielden er een bintang aan over! Het is de moeite waard dit ooggetuige- verslag te publiceren nu wij 20 jaren Het M.S. "OPHIR". verder zijn. Het is een epos van ver gane Hollands Glorie, nooit eerder - voor zover ik weet - gepubliceerd De Heer Groot, te Amstelveen, gaf zijn toestemming. Hier volgt een enigszins beknotte samenvatting van het rapport van de heer Groot, dat mevrouw Th. van Hensbergen de Jongh te Alphen aan de Rijn voor ons verzorgde en waarvan wij haar gaarne onze dank betuigen, naar wij aannemen óók na mens onze lezers Verslag zeeklaar maken en vertrek K.P.M.-schepen Op vrijdag 27 maart 1958 werd de Di rectie door de Indonesische autoritei ten ervan in kennis gesteld dat de nog in de archipel liggende schepen zouden worden teruggegeven en voor het ein de van de maand vertrokken dienden te zijn, terwijl de kustvaart door de K.P.M. nimmer meer zou mogen wor den uitgeoefend. De officieren van de te Tandjong- Priok liggende 15 schepen logeerden vanaf 9 december 1957 in het logeer- gebouw van de K.P.M. Reeds eerder was uitgemaakt dat de schepen alleen dan zouden kunnen worden overge nomen, wanneer de Indonesische be manningen van boord zouden zijn. Dit gold althans de in Tg.-Priok liggende schepen, omdat het niet aanvaardbaar zou zijn met de toen in december mui tende bemanningen weer naar zee te vertrekken. Dit betekende dat met het handjevol officieren en walpersoneel de schepen moesten worden klaargemaakt en naar Singapore gebracht. Het probleem was de vrijkomende In- I donesische bemanningen aan de wal onder te brengen. De oplossing werd gevonden in het ms. "Ophir", dat als opvangschip dienst zou doen. De In donesische bemanningen gingen van boord, terwijl tegelijkertijd het logeer- gebouw ontruimd werd door onze offi cieren en stafpersoneel. Voorlopig on derdak werd verzorgd aan boord van de Ophir, De overige schepen werden daarna successievelijk ontruimd en on ze officieren namen de plaats in van de Indonesische bemanning. De vertaalde Indonesische opdracht luidde als volgt: Djakarta, 27 maart 1958 Aan de Militaire Gezagsdrager v/h Plaatselijk Militair Commando Djakarta Raya t.a.v. Maj. Manesah ddo. 27.3.58: het ms. "Ophir" moet naar de kade worden versleept. (1e haven) ddo 28.3.58: 1. ms. "Ophir" moet om 8.00 uur door de Indonesische crew worden ver laten met uitzondering van 3 officie ren dekdienst en 3 officieren machi- nedienst voor de overgave van het schip aan de Nederlandse K.P.M. gezagvoerder. 2. Het Nederlandse personeel der K.P.M. begint om 8.00 uur aan boord van de Ophir te gaan. 3. Vervolgens wordt de Indonesische crew van de Ophir overgebracht naar het Logeergebouw. 4. Verzoeke bij de uitvoering op 28 maart verbindingsofficieren van de Landmacht op de "Ophir" te plaat sen, ook voor de volgende dagen. w.g. R. M. Soemarto Maj. CA. Nrp. 15920 Het werd geen 8.00 uur, doch 11 uur, omdat men blijkbaar geen kans zag de Indonesische bemanning zo vroeg van boord te krijgen, terwijl wij toen al vanaf 7 uur klaar stondenNa bij na vier maanden van niets doen was men blij te kunnen aanpakken, hoewel toen nog niet gerealiseerd werd hoe moeilijk de opgave met een minimum aan mankracht zou blijken te zijn I Toen om 12.30 uur eindelijk iedereen aan boord was, liepen binnen het uur verschillende ploegen rond: stuurlie den en werktuigkundigen bezig met kuildekse kleppen en patrijspoorten aan het dichtmaken; een ploeg bezig met het toppen van de laadbomen, een andere met het uitdelen van linnen goed, en weer anderen met schoonma ken van het kombuis, sjouwen van koffers, testen van spuipijpen en lens- pompen in en op alle ruimen en het dichtleggen en schalken der luiken. Vijftien werktuigkundigen assisteerden de hoofdwerktuigkundige in de motor kamer. Kortom een bedrijvigheid van een handvol Hollanders, dat "kundig en onkundig" elkaar assisteerde. Besloten werd die dag niet langer dan tot 17.00 uur te werken, omdat na vier maanden van gedwongen niets doen en als uitzicht nog minstens een week hard werken, men niet direct over de toeren zou raken. Voor de volgende dag werd toen een plan opgemaakt en afgesproken werd dat proefgedraaid zou worden met de beide hoofdmotoren van de "Ophir", terwijl alle overige mensen die niet meer nodig zouden zijn, over zouden gaan naar het ss. "Bontekoe". De "Bontekoe" lag het dichtst bij de "Ophir", zodat dit schip als tweede werd klaargemaakt. De Indonesische bemanning van dit schip vertrok om 8.45 uur, zodat wij hier al om half elf aan de slag konden gaan. Om twee uur die middag was alles beproefd en ge ïnspecteerd: de grote machine had zelfs al een half uur gedraaid! Ondanks het feit dat onze duikers de buitenboordroosters van alle schepen hadden schoongekrabd, kon geen va cuum worden behaald en moest de 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 18