POIRRIÉ
BAJU-OPSTAND (N. ATJEH) TIJDENS DE JAPANSE BEZETTING
In het gebied van Lho' Soekhon (N. Atjeh) werd begin 1942 door drie leidende
figuren het plan beraamd in opstand te komen tegen het Nederlandse gezag.
Het waren Teuku Sjahmidin (30), Teuku Radja Itam (eerder door het Ned. Be
stuur uit zijn functie ontheven) en Teuku Mohd. Adji (40), districtshoofd van
Aluë lë Mirah.
Van deze drie was T. M. Adji de oud
ste en de meest ontwikkelde. Begin
februari 1942 besloten deze drie lei
ders contact te zoeken met de Japan
ners in Malakka. Daartoe vertrok op
13 februari 1942 Teuku Ali Basjah, een
familielid van T. R. Itam naar Penang,
dat reeds door de Japanners was be
zet. Van zijn aankomst aldaar werd
door Radio Penang op 6 maart 1942
gewag gemaakt.
Toen het Japanse leger Lho' Soekhon
bezette (14 maart 1942) hadden ge
noemde drie personen zitting in het
"komité keamanan" (veiligheids comi
té), dat op 7 april 1942 door de Japan
ners werd ontbonden.
De Atjehse gezant naar Penang werd
aangesteld als Guntyö (wedana) van
het district Lho' Soekhon, terwijl Teu
ku Radja Sabi (putera siradjawali
het adelaarsjong) als Suntyo (hoofd)
van het landschap Keureutoë werd be
noemd.
De komst van het Japanse leger in At
jeh werd door diegenen, die vijandig
stonden tegenover het Nederlands Be
stuur beschouwd als "pembawa rah-
mat" (brengers der barmhartigheid).
Zij beseften toen nog niet, dat "bezet
ting altijd onderdrukking" is, door wie
en op welk moment dan ook. Gelukkig,
dat dit waanbeeld omtrent de "heil
brengers" spoedig vervaagde. Het ver
trouwen van de Atjeher in de "sauda-
ra tua" (de oudere broeders) veran
derde weldra in haat. Deze z.g. "sau
te slepen boten een der boegankers te
ontsluiten en L-ankers aan dek te leg
gen. Op die manier kon de ankerket
ting worden gevierd en de sleeptros
door middel van een zware sluiting op
de ankerketting worden aangesloten.
Het maken van de sleepverbinding bui
ten de pieren met de wind die kwam
opzetten, was geen makkelijk karwei.
Het ss. "Mars" was behulpzaam bij
het overbrengen van de zware sleep
tros. Intussen had ook de "Bontekoe"
het geklaard en lag vast te maken aan
de "v.d. Lijn". Met de reeds zeer ver
moeide mensen was het beslist geen
eenvoudige opgave. Langzaam kwam
de "Mars" in beweging en werd de
zware stugge sleeptros bijgestoken.
Bij de "Blinjoe" werd de ankerketting
ingehaald tot de laatste schalm voor
de grondstopper kwam te liggen. Een
tros werd door de vrijgekomen anker-
kluis gevierd, waaraan op de "Mars"
de sleeptros werd vastgemaakt. Op
deze wijze kon de sleeptros door de
ankersluis naar binnenboord worden
gehaald met behulp van het ankerspil.
De smoesjes van de Surveydienst
bleken goud waard!
dara tua" kwetsten door hun ruwe
optreden te zeer de gevoelens der
Atjehers.
Een gewapende opstand, naast het al
gemeen voorkomende lijdelijk verzet
vond plaats in de maand november
1942 in het district Baju in het rayon
Lho' Seumawé en had een godsdien
stige ondergrond.
De voornaamste leider was een gees
telijke, ongeveer 30 jaren oud, Teung-
ku Abdu| Djaiil genaamd, afkomstig
uit gpg. Lho' Euntjiën in het landschap
Keureutoë (Lho' Soekhon). Hij had eer
der godsdienstlessen gevolgd bij
Teungku Hadji Hasan Kruëng Kalé, een
bekend Ulama uit de 26 Mukims in
Groot-Atjeh.
Hij vestigde zich nadien te Tjunda, na
bij Lho' Seumawé en huwde een doch
ter van de Ulama Teungku di Tjot
Pliëng, zeer bekend in het district Ba-
ju, alwaar hij in verband met zijn grote
kennis van de godsdienst als een
"heilige" werd beschouwd, terwijl ve
le leerlingen zijn lessen volgden in de
Mesdjid Tjot Pliëng gelegen dicht bij
de spoorlijn van Lho' Seumawé naar
Lho' Soekhon.
Niet lang na de komst der Japanners
overleed Tgk. di Tjot Pliëng. De leiding
van het godsdienstonderwijs ging over
in handen van Tgk. Abdul Djaiil, bijge
staan door zijn zwager Tgk. Mohd.
Thajéb, zoon van Tgk. di Tjot Pliëng.
Het aantal leerlingen breidde zich sterk
uit en bereikte een totaal van driehon-
Toen het oog van de sleeptros nabij
het open schalmeinde van de ankerket
ting was gehaald konden de sluitings,
één van 8 ton en twee borgen van elk
3,6 ton worden bevestigd. Het geheel
werd daarna gevierd tot ruim 20 vadem
ankerketting was bijgestoken. Het an
ker van de "Blinjoe" werd langzaam
ingehaald. Met veel moeite had men
intussen de stugge sleeptros aan
boord van de "Sidajoe"( die de "Blin
joe" moest slepen) op de beide achter
ste SB's bolders belegd. Toen het an
ker van de Blinjoe vrij kwam van de
bodem, zakte het schip langzaam af,
kwam in de sleeptros te hangen en
was ook deze manipulatie goed ver
lopen. De sleep Sidajoe-Blinjoe ver
trok om 17.49 uur op 31 maart 1958.
Het was gelukt. Drie dagen lang werd
geen wanklank gehoord. Van hoog tot
laag werd gezamelijk gezwoegd.
Wie heeft kunnen vermoeden dat onze
Koninklijke Paketvaart Maatschappij na
70 jaren de Archipel te hebben open
gelegd voor inlander en buitenlander
op deze wijze zou moeten verdwijnen...
H. H. W. GROOT
derd. Tgk. Abdul Djaiil wilde zich niet
vereenzelvigen met de "Pusa" aanhan
gers (Persatuan Ulama Seluruh Atjeh
Vereniging van geestelijken in ge
heel Atjeh), aangezien hij het niet
eens was met hun werkwijze.
In deze periode van de Japanse bezet
ting ontstond het gezegde: "geulét a-
seë, geutrimong boei" (wij hebben de
honden verjaagd, maar er varkens
voor terug gekregen), welke uitspraak
afkomstig zou zijn van Tgk. Abd. Djaiil.
Ook hoorde men de uitdrukking: "ka-
phé pluëng, dadjeuë tamong" (de on
gelovigen zijn gevlucht, de duivel heeft
zijn entrée gemaakt). Het bovenstaan
de is een vergelijking tussen het Ne
derlandse en het Japanse gezag.
In september 1942 kregen de Japan
ners bericht, dat in de gpg. Lho' Eun
tjiën, de geboorteplaats van Tgk. Ab
dul Djaiil de Hikajat Prang Sabil (het
verhaal over de Heilige Oorlog) werd
gelezen. Uit het onderzoek bleek, dat
dit zeer gevreesde geschrift, hetwelk
de lezers aanspoorde zich in de "Hei
lige Oorlog" te storten, afkomstig was
van Tgk. A. Djaiil. Dit was voor de Ja
panners aanleiding hem ter verant
woording te roepen. Door de Jap. poli
tie werd hij bevolen naar Lho' Soek
hon te komen, maar hij kon niet komen,
omdat hij zich in retraite (chaloeët)
bevond. Na afloop hiervan ontving hij
een tweede oproep. Uiteindelijk werd
hij door enkele landschapshoofden en
zelfs door zijn oude godsdienstleraar
Tgk. Hadji Hasan Kruëng Kalé geadvi
seerd te gaan. Alles tevergeefs; Tgk.
A. Djaiil bleef weerspannig.
De situatie splitste zich toe; de leer
lingen waren vastbesloten het voor
hun guru (leraar) op te nemen. Zij be
wapenden zich met rentjongs, kle
wangs, pedangs en speren. Dag en
nacht hoorde men het gemurmel van
het reciteren van godsdienstige for
mules in de Mesdjid.
Op 10 november 1942 vertrok een af
deling van het Japanse leger van Lho'
Seumawé en Bireuën voor actie, be
wapend met machinegeweren en mor
tieren. Hierop ontbrandde de strijd van
de Teungku tegen de Japanners. Door
(lees verder volgende pagina, onderaan)
"Wanneer ga je nou eindelijk eens naar de
oogarts?"
20