giers gingen aan wal, waar zij met muziek, illuminaties, vuurwerk en ere- bogen ontvangen werden. Daarna ging men dansen, maar de Sultan hield meer van het kaartspel en legde zich vlijtig op het vingt-et-un toe een spel, waar van men de regels kan nalezen in de deftige Encyclopaedia Brittannica die het niet beneden zijn waardigheid acht, om er een halve kolom aan te besteden. Daarmede ging men door tot 's mor gens half vijf, want dan moest Zijne Hoogheid het morgengebed doen. Om vijf uur viel het morgenschot, de mu zikanten bliezen de réveille (Op de hei U kent het wel) en een half uur la ter weerklonk een tweede schot, het teken om te embarqueren. Om 7 uur kondigde een derde schot het vertrek aan. Dan gingen de hoge pieten aan boord van het sultansjacht om er te gaan ont bijten. Daarmede verliepen al weer drie uur, waarna het kaarten opnieuw be gon tot de middag, afgewisseld meteen paar borrels, die Poland vergoelijkend in zijn drinkersjargon "morgenstond- jes" noemde. Maar de sultan dronk slechts koude thee uit een fles, want sedert zijn troonsbestijging was hij ge heelonthouder. Misschien dateerde de podagra, waaraan de Vorst nog al leed, uit de tijd, toen hij nog maar kroonprins was en nog niet van de blauwe knoop. Om 12 uur weergalmde het vierde schot, het etenssein, dat twee uren in beslag nam. Van 2 tot 6 werd gevaren en dan kondigde een schot het vast meren aan ter plaatse, waar men zou overnachten. Alle locale europese en inlandse ambtenaren stonden ai aan de wal, ter begroeting van de vorst en zijn gevolg. Een uur later werd er weer gegeten, om acht uur gebeden, om elf gesoupeerd enz. enz. Eindelijk, na vele dagen, kwam men te Bodjonegoro aan, waar de Prinses met haar gevolg zou overstappen in het vaartuig, dat haar hoge bruidegom haar tegemoet gezonden had. In een prachtige palankijn of draagstoel werd de bruid naar de regentswoning ge bracht, waar ook de Sultan zijn intrek nam. Er lag ook een half bataljon in fanterie in garnizoen, waarvan majoor Kruseman kommandant was. Deze kwam, gevolgd door zijn officieren, met uitgestoken hand op Poland toe, om hem te feliciteren met zijn benoeming tot ridder in de orde van de Neder landse Leeuw. Hij liet hem het besluit van 4 april 1835 lezen in het "enige Indische blad ter wereld" n.L de kurk droge Javasche Courant. De Sultan sprong op van zijn canapé en omhels de zijn adjudant, nam hem vervolgens bij de hand en geleidde hem naar zijn schone dochter, ten einde haar ook het grote nieuws te vertellen en ge legenheid te geven, om Toontje geluk te wensen. Poland was ditmaal sprake loos. De tranen sprongen hem in de ogen. Hij was de eerste officier van het KNIL, wien als luitenant deze hoge onderscheiding te beurt viel. De volgende dag ging de Sultan het Solose vaartuig bekijken, waarmede de bruid de reis naar haar bruidegom zou voortzetten. "Dat was eerst een pracht, dat was inderdaad keizerlijk", schrijft Van Rees, die daarbij waar schijnlijk Toontje naschrijft. Het schip was 120 voet lang en 40 breed. De diepgang bedroeg slechts twee voet, want ofschoon de Solo-rivier toenter tijd méér water bevatte, dan thans, be stond er toch nog voldoende kans om vast te raken. Het boord stak slechts anderhalve voet boven het water uit. Behalve vier ruime vertrekken bevatte het vaartuig een rijk gemeubileerde eetzaal, waar dertig personen konden tafelen. Waarschijnlijk is het schip on der Soenan Pakoe Boewana V (1820- 1823) gebouwd, zodat het een 12 tot 15 jaar oud was. Zeer opvallend waren de "vliegende draken", houten beel den aan de voor- en achterstevens, die wel naga's zullen geweest zijn, en stel lig niet het portret van de bouwheer voorstelde, zoals het bijschrift op de hierbij afgedrukte prentbriefkaart ons wil wijs maken. Ze zullen ter bescher ming van het vaartuig tegen boze Kop van de Naga die eens voor- en achter steven van het keizerlijk vaartuig sierde, thans in het museum van Solo. machten gediend hebben, en om ze te vriend te houden, werd er twee maal 's daags aan geofferd. Blijkens de af beelding geschiedt dit nu nog, zelfs in het museum Sana Boedaja te Solo. waar de monsterkoppen na sloping der vaartuigen, heen gebracht zijn. Ze prij ken nu keurig in een glazen kast, vlak bij de ingang, ten minste vóór de oor log, toen ik ze het laatst zag. Ik dank deze kaart aan de Hr. Amin Budiman, journalist te Semarang, die voor Java's verleden een levendige belangstelling koestert. Een talrijke vloot van 80 kleinere vaar tuigen volgde de grote ark en diende voor het gevolg der bruid, voor de ba gage, de keukens, voor het keizerlijk muziekcorps en natuurlijk ook voor de gamelans. Toen de dag van het overschepen was aangebroken, bood de Solo-rivier een onvergelijkelijk schouwspel aan. Beide vloten, de Madoerese en de Solose lagen nu bij elkaar. Men zag dus tallo ze vaartuigen en duizenden toeschou wers, de schitterend uitgedoste ver tegenwoordigers van twee hoven, mili tairen in groot tenue en ambtenaren in gala-kostuum. Naar het keizerlijke grote schip begaf zich nu de Prinses met haar gevolg, de Soerabajase assistent-resident Ondaa- tje met zijn damec, de Solose commis sie, de broeders der Bruid. Het wach ten was nu r.og maar op de Sultan, die zijn dochter vaarwel kwam zeggen. Het was een ontroerend tafereel. Zij lag op de knieër, en omarmde de stroeve be nen van haar vader, beiden weenden. Hij hield de handen zegenend boven haar hoofd terwijl op de wal vijftig "priesters" gebeden uitspraken. Dit plechtige afscheid zou twee uren ge duurd hebben. Was het etiquette, dus komedie, of echt gemeend? Niemand weet het, maar het hoorde er zo bij. Poland maakte er een eind aan, op het ogenblik, dat Z.H. het bewust zijn dreigde te verliezen. Hij nam de Vorst bij de arm en geleidde hem van boord, terwijl de hofdames de Prinses naar haar kamer droegen. "Vuur, ka nonnier!" kommandeerde Poland, en het schot viel, de muziek speelde en de Solose vloot stak van wal. De Sul tan bleef nog op de kade de wegvaren de schepen nastaren, tot zij achter een bocht van de rivier uit (iet gezicht ver dwenen. Gelukkig was de Vorst des avonds weer in staat om een potje te een-en-twintigen. De volgende morgen viel het echter op, dat hij een half uur langer bad, zo dat Poland zijn uiterste best deed, om Z.H. wat op te monteren, hetgeen ten slotte gelukte. "Als het eerste kind, dat mijn dochter krijgt, een zoon is, zal ik de grootvader van een Keizer worden" sprak hij. "Dat help ik Uwe Hoogheid van harte wensen", ant woordde Poland, liet dadelijk een fles champagne opentrekken en stelde een dronk in op de aanstaande kleinzoon- keizer, hetgeen rijkelijk voorbarig was. In elk geval knapte de Sultan er hele maal van op. Helaas is deze wens nimmer in vervul ling gegaan, daar Soenan Pakoe-Boe- wana VH's opvolger niet diens zoon was, maar de oudste "onechte" zoon van Soenan Pakoe Boewana IV. Doch dit lag nog in de schoot der goden ver borgen. De Sultan heeft dit gelukkig niet meer beleefd. Hij stierf in 1847 en zijn keizerlijke schoonzoon pas elf jaar later. De terugvaart ging natuurlijk veel snel ler dan de tocht de rivier op. Na 34 dagen was men weer in Bangkalan. Poland had in al die dagen maar weinig geslapen, doch des te meer gedronken. Door zijn wildheid was hij drie maal in de rivier terecht gekomen en slechts door zijn zwemkunst was hij niet ver dronken. Zijn ijzersterk gestel had hem in staat gesteld deze en andere emo ties te boven te komen. Maar hij was nu echt blij, weer thuis te zijn in de fraaie woning, die de Sultan voor hem had laten inrichten. Daar wachtte hem de trouwe njai Poland, alias Fie, die reeds één maal zijn leven had ge red en hem totaal 22 kinderen zou schenken, w.o. drie tweelingen en een drieling, die helaas al dood was bij zijn geboorte. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 7