De tambaks van Surabaya (II) Ik ben nog niet klaar met verhalen van tambak belevenissen. Als het U interes seert wil ik wel even doorgaan. Om eerlijk te zijn heb ik vroeger vaak gepro beerd een bandeng (U weet dat een bandeng een soort zilverharing is) met een haak te vangen, maar dat is mij nog nooit gelukt. Sommigen zeggen dat deze vissoort niet met aas is te vangen, omdat het bekje te klein zou zijn om een haak met tjatjing door te laten, ik weet het niet, maar in ieder geval ben ik een povere tukang pantjing. Wij kenden een veel betere methode om hogergenoemde fel begeerde vis gegarandeerd toch aan de kieuwen en schubben te komen en dat ging als volgt in z'n werk: met z'n achten tjomp- ten wij piemelnaakt in een tambak, om vervolgens als een stel losgeslagen wilden en onder het uitstoten van zo veel mogelijk gekrijs en lawaai met grote stappen in alle richtingen heen en weer te rennen. Wel erg vermoei end, desalniettemin een afdoende ma nier om vis te bemachtigen. Het hel dere water was al gauw troebel door opgewoelde modder en de radeloze onmogelijk. Dat zou zelfmoord bete kenen. Between the devil and the deep sea! De enige oplossing is: de tambak weer in, omlopen, tambak weer uit en doorgaan met aan de stutten trekken. Het rotte is, cactus groeit tot in het water. Oh, die voeten van me na af loop, maar m'n lieve zusters zeiden: "Nah, soekoer jij". Die beroerde plant met z'n stekels als dolkmessen was echter niet de enige hindernis op weg naar de vrijheid. Voor je er erg in had, was daar een immens gat in een galangan. Hier had men een sluis weggehaald om gerepa- 5. Als aas een stuk welut (aal), dat niet vers mag zijn, maar iets adellijk Dat was 't en nu kunnen we aan de slag gaan. Steek het 10 cm lange bamboestokje door de schelp, welke met de holle kant op de verdikking komt te rusten. Prik nu aan dit stokje het aas en druk het op de bolle kant van het schelpje. Bevestig het koord aan de andere kant van het stokje, koord aan de hen gelstok en klaar ben je. Resumerend: van onder naar boven: verdikking, hierop schelp met holle kant naar be neden, op de bolle kant het aas, vast maken aan touw, touw aan hengel en klaar. Een dobber is niet nodig. Nadat is "ingelegd" (stokje met schelp en aas rust op de bofJem van de tam bak) wordt de hengel in het dijkje vastgestoken. Een twintigtal meters verder wordt de tweede hengel vast gezet enzovoorts totdat de hele bat terij is uit- en ingelegd. Na ongeveer een kwartier kun je aan In de galangan rechts zijn twee sluizen aangebracht. Verder op de foto 10 a 11 witte vlekken. Dat zijn zilverreigers (Javaans: koon- tooi), van grote afstand genomen. Ik moest ze echter beslist heb ben. Ze waren prachtig! Deze tambak "leefde" van grote aantallen bandengs. Bij de onder kant van de fuik, midden links kun je ze als het ware zien zwem men, het water is daar iets schuimig wit. Men was toen bezig van deze tambak een zoutpan te maken, dus de vissen moesten wor den opgeruimd, vandaar die concentratie bij de fuik. Op de achter grond rechts op de foto (de tweede galangan) zijn zakken zout opgestapeld. Daar zijn de tambaks dus al omgewerkt tot zout- pannen. Ondergetekende staat op de foto links achter met wit hoedje op. vissen sprongen wanhopig omhoog. Dat er een paar bij het weer terug vallen niet meer in hun element, maar op het droge terechtkwamen was voor zien. Daar vielen wij op aan als rugby- spelers die elkaar of een bal tackelen. Hebbes Een van ons hield de wacht. Op zijn alarmschreeuw: "Awas! De paman tam bak hij komsmeert 'm I I I" ver lieten wij met gezwinde spoed het zilte (brakke) nat, hadden vaak nauwelijks tijd om de broek aan te schieten en trokken aan de kuierlatten. "Wij smeer den d'r vandoor," heet dat. Piemel- naakt, onder de modder, kleren in de hand en in pijlsnelle vaart. Werkelijk een schoon gezicht! Wij hadden, ster ke, jonge onderdanen en ontliepen meestal, zij het "op de laatste nipper", de dans. Je moet zoiets meemaken. Een woedende vent achter je aan, zwaaiend met een arit (krom gras mes) en plotsklaps sta je voor een dicht bos stekelige cactusplanten mid den op de galangan. Welke men daar met opzet, juist voor dit soort gevallen, liet groeien. Verder gaan is gewoon reerd te worden, of was er een stuk dijk door een of andere oorzaak be schadigd. Zou ik de sprong wagen? Je had geen keus. Tjoba sadja. Daar gaat ie. En dan maar weer: doorgaan met rennen. Zoals ik al eerder vertelde, leven in de tambaks ook vele en zeer vette kepitings, dat is een grote soort zee krab. Aangezien die "uitgevonden" zijn, alleen en uitsluitend om de ware "gourmet" te behagen (en wij uit het voormalige Indië waren en zijn onver beterlijke smulpapen) MOESTEN we ze wel vangen en zal ik U vertellen hoe e.e.a. werd gedaan: Je hebt nodig: 1. Een bamboestok (de hengel) van 1 meter lang (meestal maak je er een stuk of 20) 2. Een stuk stevig koord van zeg 2 me ter lengte 3. Een schelp met een doorsnee van ongeveer 5 cm en doorboord 4. Een bamboestokje ter dikte van een potlood 10 cm lang en aan een kant voorzien van een verdikking (dit wordt de onderkant) het bewegen van het hengelkoord zien, dat je beet hebt. Nu is het zaak zeer voorzichtig te handelen. De hengel wordt losgetrokken en zeer langzaam opgehaald. Zodra je ook maar even de knabbelende kepiting te zien krijgt, manoeuvreer je met de rechterhand langzaam en alweer zeer omzichtig een schepnet onder de vretende krab en als alles gaat, zoals het moet gaan - er is veel ervaring nodig om het goed te doen - is de eerste buit binnen. En dat is dan de zoveelste goede gave en delicatesse, ons door de tambaks geschonken. In dunne moten gesne den, knapperig gebakken bandeng of blanak, mensen dat is heerlijk. Of be reid tot Boemboe Bali! Fijne, verruk kelijke kepiting! And last but not least de onovertroffen oedang (garnalen) Pellen, paneren, bakken, sausje erbij, Grote Grieten, wat is dat lekker! Oh neen, geen enkele Europese vissoort kan tegen onze frutta di tambak op. Ik wens U smakelijk eten lieve luyden. G.H.B. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 10