3 Indische legpuzzles De Kentongan en de koffie werd toekang TONG-TONG genoemd. liepitje ons duidelijk maakte, dat wij konden aankloppen voor eventuele hulp. Ik vroeg mijn metgezel, of hier geen mensen meer woonden. "Ja wel," ant woordde hij, "maar ze overnachten in Pamegatan of Tjikandang, ruim 20 km hier vandaan". Weer doemde het droe ve beeld van Leles op, die zwaarbe- pakte stakkers uit de omliggende heu vels. Morgen, in de vroege ochtend, zullen die desalieden opnieuw de ver moeiende terugtocht ondernemen met hun kippen en geiten, naar hun kam pongs in de hoop, dat de D l. hun huisje niet heeft afgebrand. En die af schuwelijke dagelijkse belevenissen aanvaarden ze op oosterse wijze in dachtig aan de Koran: Allah taqdir (God beslist). Zonder protest of klacht. Hoe is dit in hemelsnaam mogelijk, vroeg ik mij af. Aan dit gemijmer waar bij de geschreeuwde gesprekken tus sen baas en employé voikomen langs mij heen gleden, kwam abrupt een ein de, toen de auto plotseling snelheid af remde en mijn gastheer voldaan op merkte: "zie zo, we zijn er", en voor zich uit wijzend naar in de verte zicht baar geworden electrische verlichting, waarvan de lampen door de dichte mist op vuurvliegjes leken. Bij de slag boom, de "pintoe", die het emplace ment ontsluit en waar een wachtpost van de ondernémings-bewakingsdienst zich bevond, werd even gestopt om bij de commandant te informeren, of er niets bijzonders was gebeurd. Zodra de baas uit de auto stapte klonk op zangerige toon: "Wiloedjeung sonten", (Goeden avond), waarmee de comman dant zijn baas verwelkomde. Even verder doorrijdend langs de bèdengs (koeliewoningen) arriveerden wij aan de administrateurswoning, die op een kleine heuvel was gebouwd. Terwijl ik mijn citybag van de chauffeur overnam, klonk tot mijn grote verwondering ach ter me een vrouwenstem, die mij in vlot Nederlands zei: "O meneer, laat U dat maar. De djongos zal Uw bagage wel in de logeerkamer brengen. Komt u binnen! Welkom in onze goeboeg (hut)," nodigde ze vriendelijk uit Zo was de kennismaking met mijn gast vrouw. Bij een geurig kopje thee moest ik mijn charmante gastvrouw over mijn reis indrukken vertellen. "U bridget zeker ook", informeerde zij. "Straks komt hier heer Adiwinata als vierde man en krijgt u mij als partner tenminste als u geen bezwaar heeft," vervolgde ze "Tjandak eta medja ker kartoe", (haal de kaarttafel) hoorde ik haar aan de huisjongen zeggen, terwijl ze een siga ret opstak. Buiten sloeg iemand negen slagen op een stuk ijzer, waarvan de galmende naklanken de alomheersen- de stilte doorbraken. Het was dus ne gen uur, toen wij onze plaats aan de kaarttafel hadden ingenomen. Plotseling hoorde ik in de verte uit twee richtingen geweerschoten. Ik keek vragend naar mijn gastheer, die hierop niet reageerde. Zonder van haar kaarten op te kijken, mompelde mijn gastvrouw met een brandende si garet in de mond: "Ach, maakt U zich maar niet ongerust. Aan dit soort vuur werk zijn wij allang gewend endat duurt nooit lang." Hoe geruststellend die woorden ook klonken, toch had ik moeite mij op het verloop van het spel te concentreren. Is dit nu het te genwoordige type van plantersvrouw? vroeg ik me af. Niemand had enige aandacht voor het dreigende gevaar ginds in het pikkedonker. De speel kaarten waren blijkbaar belangrijker. Onverstoorbaar werd het spel uitge speeld. Net nadat voor de tweede keer de kaarten waren gedeeld, klonken op nieuw geweerschoten, maar nu op een kortere afstand en uit een andere rich ting dan het eerste trommelvuur. De verspreide fluitsignalen en het ge dreun van militair schoeisel op het grint wezen op een spannende situatie en zenuwachtige sfeer. De zich mel dende postcommandant werd geïnstru eerd een mortier in stelling te brengen en lichtkogels af te schieten in de richting, waaruit het geweervuur was gekomen. Beide heren verlieten het vertrek blijkbaar om het contravuur te leiden. Ik bleef achter in gezelschap van mijn gastvrouw bij wie ik geen en kele zweem van ongerustheid kon op merken. Dit was voor mij een welkome gelegenheid om iets meer te weten te komen over de ervaring van deze kor date plantersvrouw, die blijk had ge geven zich geen moment te laten ver ontrusten door het geschiet. Terwijl zij over het wel en wee van het onderne mingsleven gezellig zat te vertellen, hoorde ik bij korte intervallen vier zware explosies van mortiergranaten wat haar op ongeïnteresseerde toon deed opmerken, dat het nu wel vol doende zou zijn om de D.l. tot zwijgen te brengen. Uit dit onderhoud kon ik opmaken, dat niet de onveiligheid haar zorgen baarde, maar wel haar beide in Garoet schoolgaande kinderen, die zij zovaak mogelijk opzocht, wanneer zij in de stad boodschappen moest doen. Belangstellend vroeg ik, of ze niet bang was op die lange eenzame weg, wanneer ze alleen achter het stuur zat met slechts de chauffeur als begelei der. "Wel neen", zei ze glimlachend, "ik heb altijd mijn pistool bij de hand en wat schieten betreft durf ik het wel tegen u op te nemen!" vervolgde ze uidagend. Na de volgende dag mijn dienstzaken met de administrateur te hebben af gedaan was mijn bezoek aan dit gast vrije echtpaar, dat mij zo hartelijk had ontvangen, geëindigd. De daarop volgende ochtend, na een vluchtig ontbijt vergezelde mijn gastvrouw als gewapende begeleidster mij naar Garoet. (lees verder volgende pagina, onderaan) Gemaakt naar de oude school platen van F. van Bemmel. Het station - De Toko - Straat met toko's. 16,50 per stuk, porto f 4, PAJONGS UIT INDONESIË voor harde regen (maar niet teveel wind) f 15, porto f 4, TOKO MOESSON, Prins Mauritslaan 36, Den Haag Mijn eerste plantersloopbaan begon in 1924 op de koffie-onderneming Penata- ran te Blitar. Daar was het, dat ik ken nismaakte met de kentongan (javaans woord) bij de koffie-pluk. De kentongan werd gemaakt van een stuk bamboe-petoeng, de grootste bamboe-soort met een diameter van 15 cm en een roslengte van ca. 70 cm. In de bamboe werd een spleet van IV2 cm breed en 60 cm lengte gemaakt. Ook werd er nog een kleinere spleet ernaast van 30 cm gemaakt, om een meer afwisselend geluid voort te bren gen. De katjong die de kentongan be diende, sloeg met twee stokjes afwis selend en ook tegelijkertijd, een rit misch deuntje, dat ver hoorbaar was. De kentongan diende voor het laten horen waar de katjong in de koffie tuinen zich bevond en waar de pluk- sters zich moesten vervoegen om een nieuwe rij koffiebomen te gaan afpluk ken. Na afloop van de pluk 's middags werd een andere deun afgeroffeld ten teken dat alle pluksters zich naar de fabriek moesten begeven. Zo'n katjong TH. D. M. SARVAAS minimimimin 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 19