POIRRIE Spelevaren op <Straat KLOPPENBURGEINDELIJK En soms ook, spelen met gevaren De foto laat zien, dat een djoekoeng in zee wordt geduwd. Een rank vaartuigje met een groot driehoek-zeil. Aan weers kanten steken twee armen uit, waaraan zware, bamboe- drijvers die op het water rusten. Het bootje houdt even wicht. Het is ónze djoekoeng, de twee inzittenden, mijn moeder en Frits, mijn broer. Hij "studeert" op Malang, zoals in Indië graag, met een groot woord, gepraat wordt over alle voortgezet onderwijs; (al is 't maar Mulo). En, met vakantie thuis. Bezeten als hij is van vissen, brengt hij een groot deel van elke dag op het water door. Soms, voordat hij zich er met hart en ziel aan gaat overgeven, mogen wij, om beurten mee. Er is nl. maar plaats voor twee in het bootje. We maken rondjes op het water, of liever, heen-en-weer- tjes. Van noord naar zuid en omgekeerd. Meestal vroeg in de morgen en soms ook na de grootste hitte van de mid dag, rond half vier. Als er niet een té forse wind staat. Eigenlijk is 't dan juist zo heerlijk, met al die witte schuim koppen op de golven. De djoekoeng steekt zijn neus om laag en weer omhoog, de drijvers bonken op het water en doen het opspatten naar alle kanten. Wij worden klets- kliedernat. "Wel leuk, maar geen goed vis-weer voor de 'ngloendir." moppert Frits. "Ngloendir" heet het vissen op de manier, waarbij het lange snoer achter de djoekoeng mee-getrokken wordt. Met een dobber er aan en op het eind, verscholen in een bosje reigerveren of flintersmalle reepjes glinsterend blik, de geweldige haak. Door de vaart, draait de haak met het "aas" er om heen, snel in het rond. En al die beweging zo vlak aan de opper vlakte, trekt kolossale tongkols, tenggiri's en poetians aan. Tonijnen. Keer op keer wordt er een kanjer binnen gehaald. Straat Bali is zó overbe-(vis)volkt. Het is voor Frits een fascinerende manier van vissen. Hij geniet niet alleen van de sport op zich, misschien nog meer van de niet te remmen vlucht over het ruime sop. Hij trekt er op een morgen weer op uit. Met Moos, zijn maat, een doorgefourneerde mantjinger. Het weer is prachtig, de wind gunstig. Het zeil staat bol, heen en weer schieten zij door de nauwe straat en er liggen al heel wat grote glinsterende lijven op de bodem van het bootje. Ophouden maar? Het wordt te warm, de buit mag niet bederven. Zij wenden het roer, om huis-toe te koersen. De lijn ligt nog op het water, ze zijn, midden op zee. En dan gebeurt het. Ineens weer een harde ruk enniets meer. Niet de minste weerstand ook, als het snoer wordt ingehaald. En ze kunnen te keer gaan, voordat zij zich overgeven! De lijn is weggezakt in de diepte; even later komt een nog wat na-bloedende kop van een reusachtige tongkol naar boven. Als met een vlijmscherp mes gescheiden van de rest van het lichaam. Frits houdt hem in de hoogte "Koe rang adjar, biapg'ané goediken!" scheldt Moos zeer onpar lementair op de haai die er de schuld van moet zijn. Onbe schofte zoon van een schurftige moeder. En dan ineens ziet Frits hem van kleur verschieten. Het gezicht dat dofbruin is als een rijpe kokosnoot, wordt vaal grijs. Hij beweegt zijn lippen, fluistert: "Dy'em, djangan bergerah." Stil, beweeg je niet. Frits, hij kan zich niet eens bewegen, verstijfd als hij is van schrik. Want hij ziet 'm nu ook, het monster dat langzaam omhoog rijst uit de duistere diepte; tussen de vlerken van de prauw, opzij. Het moet haast rechtop staan in het water. Ze zien de gemene ogen, de wrede bek. Frits zit roerloos op zijn bankje, met de vissekop gek in de hoogte. Of hij het beest toe wil schreeuwen: "Lammeling, kijk wat je gedaan hebt!" Er gaan twee, drie minuten voorbij, 't lijken uren. De wind blaast in het zeil, het bootje schiet vooruit, de haai gaat meeIneens heeft hij er genoeg van blijkbaar, het zware lijf zinkt weg in de diepte, hatelijk langzaam. De twee in de djoekoeng halen diep adem. "Ba'oe darah", zegt Moos. Hij heeft bloed geroken. "Slamat boekan darah kita". Gelukkig niet óns bloed. Zij haasten zich naar huis, die verdere dag geen interesse meer voor de zee en haar bewoners; de volgende ook nog niet. Eén klap met de machtige staart en het avontuur had nooit naverteld kunnen worden. PLANTERSVROUW Het Indische Kruidenboek van Mevrouw J. Kloppenburg-Versteeg is in herdruk en wordt in augustus (beslist niet eerder) in de boekhandel ver wacht. En dat is verreweg het beste Indische boekennieuws voor 1978! Het Kruidenboek van Mevr. Kloppenburg is het standaardwerk en de meest bekende, betrouwbare en alom erkende vraagbaak op het gebied van kruiden, planten, vruchten, bomen, alles uit de Indische natuur dat van betekenis is voor het welzijn van de mens. Al deze kennis is met nauwgezetheid en toewijding vergaard door een van de wonderlijkste vrouwen die onze Indische geschiedenis gekend heeft. De eerste druk van dit werk, dat sedertdien nooit door enig ander werd geëvenaard, verscheen in 1909. Het boek zal een exacte heruitgave worden van de laatste druk uit 1939 (de meest uitgebreide en verbeterde uitgave), de bijbehorende platenatlas in prach tige kleuren zal erbij worden ingebonden, dus niet meer, zoals oorspronkelijk los erbij. Boek plus ingebonden atlas kosten f 100,compleet, deze prijs is het werk dubbel en dwars waard Voor wie het bedrag wat hoog is: U kunt vanaf deze maand erop intekenen en alvast maandelijks een termijn van f 20,storten. Wij sturen U 5 girokaarten toe. Tegelijk met de toezending van het boek ontvangt U nog een acceptgiro voor de verzendkosten. Met de laatste termijn heeft U Kloppenburg weer op de plank. Een bezit voor het leven. Een GEZOND leven hopen we Uitgegeven door de uitgeverij "SERVIRE". "Ze hebben allemaal iets aparts over zich". 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 21