eLlerinnerincfen 3Cetjii (II) Zonder Heimwee NOGMAALS Een hele poos geleden hadden we in dit blad een hele discus sie over "heimwee", herinnert u zich het nog? Dat stokpaardje draafde onstuitbaar voort, ieder had zo zijn/haar definitie van "heimwee" en het werd tenslotte zo'n heen en weer gepraat dat we de discussie besloten met een drastische maatregel: wie nog één keer het woord heim wee in een brief of artikel schrijft, betaalt f 10,aan onze Bruine Bus! Er zijn een paar tientjes betaald, maar sindsdien is het woord uit onze kolommen gebleven. Niet uit onze gedach ten natuurlijk, maar als erover praten alleen leidt tot allerlei verwarrende en uiteenlopende definities, dan kun je misschien beter alleen heimwee vóélen, dan erover praten. Toch laten we, omdat het zulke goede stukjes zijn, Mevr. v. Z. en sobat Blokker er nog wat o- ver zeggen. Trouwens, het laat ste woord zal er wel nooit over gezegd zijn! LD. borduren, koken, enz. en antwoordden dan: "Ja, zó moet 't. Zó hebben wij het geleerd." De opleiding was uitsluitend bedoeld voor Indische meisjes, maar bij uit zondering heb ik kort voor mijn ver trek gedaan gekregen, dat een Indone sisch meisje toegelaten werd. En nog wel kosteloos! Dat heb ik toen erg geapprecieerd. Haar oudste broer, die wij goed ken den, had net zijn einddiploma MULO gehaald. Ook het meisje was meer malen bij mij thuis geweest. Ze sprak aardig Hollands en ging direct op mijn voorstel in. Ik wist, dat het gezin zor gen had; vader dikwijls ziek en daar door zonder werk, zes kinderen. Dat alles had ik naar voren gebracht. La ter, toen we al weg waren, heb ik meer dan eens een brief van die jongen gehad, waarin hij schreef, dat zijn zus dank zij de lessen op die school, nu in staat was haar eigen kleren en die van de zusjes en broertjes te naaien. In augustus 1937 gingen we met ver lof naar Holland. Daar we in het Oos ten woonden, moesten we, als gouver nementspassagiers in Soerabaia's ha ven, Tandjong Perak, embarkeren. De "Sibajak" zou Panaroekan aandoen en voer daarom nogal dicht langs de kust. En zo konden we vanuit zee nog een laatste blik werpen op 't ons zo bekende Pasir Poetih! B. v.d. E. MELK Heimwee staat in elk woordenboek be schreven als een ziekelijk verlangen naar vroegere toestanden. Dus wat doe je als je niet voor zo'n ziekelijke verlanger aangezien wilt worden? Je houdt je heimwee voor iedereen ver borgen. Je praat er niet over of je laat je er alleen smalend over uit. Gelukkig maar dat niet iedereen er zo over denkt want dan ging er veel verloren uit de vroegere toestanden. Het heimwee immers houdt de goede en waardevolle herinneringen uit het "lief en leed" in tempo doeloe stevig vast in het geheugen. Alleen al daarom moeten we er blij en trots op zijn dat er nog van die heimweekluivers op aar de rondlopen die zich niet schamen voor hun heimwee maar die het heim wee als een gezond verlangen zien en er een gezond gebruik van maken door hun herinneringen, uit dit heimwee voortgekomen, wereldkundig te maken. De "Moessons" getuigen er van. Laten de mensen die de ogen sluiten voor heimwee en met open ogen be weren alleen oog te hebben voor het heden en de toekomst vooral in het oog houden dat het heden het heimwee van de toekomst is. Laten we eerlijk zijn: een mens zonder heimwee is even smakeloos als een nasi-hap zonder sambal. Ik sluit ook vaak de ogen maar kijk dan wel even terug naar de vroegere toestanden in tempo doeloe. Ook nu. En wat zie ik? Heel weinig. Het is avond. Eén van die heerlijke zwoele avonden die Indië te bieden had en hopelijk nog heeft. Avonden waar ik altijd naar zal blijven verlangen, alleen al om het lek ker lang donker zijn. Geen gemier zoals hier met dat op ver schillende tijden ondergaan van de Wat doe je er mee, met heimwee? Uit bannen alsof jijzelf dat in handen hebt en de geëtste beelden in je ziel negeren? Onmogelijk. Een enkele plek, een opmerking, een bepaalde geur verplaatst je als bij toverslag in dat wat was. Dat 'was' zegt je verstand je, het verzacht de hartepijn. Onontbeer lijk als het land van herkomst verleden tijd is. Ik ben een van de bevoorrechten die tot het land van herkomst weerkeerde, tot de zelfgenoegzame onverdraag zaamheid. Elke zondag, weer of geen weer, trek ik naar Zandvoort, mijn be devaartplaats. Ik verwen er mezelf in mijn 'stamkroeg' en maak daarna een lange strandwandeling. Daar, daar zet de zon zich achter de horizon-voort naar Indonesia mijn tweede vaderland. Altijd weer zie ik dan de zon verrijzen achter de paarlemoerglanzende berg toppen van Java en ruik de kopi tu- bruk op mijn platje. Tegelijkertijd hoor zon. Geen schemerig gedoe van: is het nu wel of niet donker. Nee, in Indië was het van: Zon onder. Hup. Donker. Geen gezeur. Je kon de klok er op gelijk zetten. 't Was die avond dat m'n eerste ken nismaking met Batavia bij avond be gon. Lichtelijk gespannen en brandend van nieuwsgierigheid stapte ik de J. P. Coen-stichting uit. Sloeg rechts af en slenterde de voor mij onbekende weg op. Ik was nog geen driehonderd me ter van de J. P. Coen af of ik zag het eerste tafereeltje al die de Indische avonden onvergetelijk maakten. Zo'n klein pasartje, waar je wat eten, drinken en kopen kon. U kent ze wel. Wat verkopers en verkoopsters van acht tot tachtig jaar bij elkaar op een pleintje. Enkele vergevorderde. Te zien aan de van wat kisten en planken gemaakte stalletjes, maar vooral te zien aan de service die ze gaven door de klanten een kist of leeg margarineblik aan te bieden als zitplaats. Wat beginnelingen, die hun koopwaar in een paar manden op de grond uit gestald hadden en gehurkt gelaten op de kopers wachtten. Zo'n pasartje met de niet weg te den ken geurtjes van bakseltjes, kooksel- tjes en overrijp fruit die in alle vrijheid, zonder gebonden te zijn aan één of andere hinderwet, van alle kanten je neus binnendrongen. Het geheel schemerig verlicht door het levende licht van oliepitjes en en kele olielampen. Op zo'n pasartje kocht ik m'n eerste tros pisangs. Als ik, zoals nu, naar die avonden terugverlang dan denk ik vaak: Heim wee is net melk. Heimwee is goed. Heimwee moet. Ik drink heimwee. U ook? J. BLOKKER ik mijn vader op een zondagmorgen zeggen, 'Kom, we gaan naar Zand voort de zon in de zee zien zakken.' Met een kilo kersen in een bruine zak op mijn achtjarige schoot zit ik naast hem op een duintop en het gelukzalige moment blijft onuitwisbaar in mijn her innering. Het was mijn eerste zicht op zee in Zandvoort. Moge mijn laatste zicht hier over de zee heen gericht zijn naar het land van warmte, naasten liefde, offervaardigheid. Een gespleten bestaan? Och, ik bezit iets dat mijn landgenoten niet hebben, ik ben rijk! En mijn aanpassingsver mogen is ontoereikend om weer ge heel als Nederlandse onder hen op te gaan. Zij zien alleen mijn huid, het wezen daarbinnen leeft daar waar mijn geest gevoed werd en zich ontwikkel de. Onze huid vergaat eens, de geest leeft voort. Daarom moeten wij leren qeduld te hebben, zonder heimwee. E. v. Z.-H. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 12