BONNET'S WERK OP BALI EN ELDERS Terwijl wij in een groot dagblad als de NRC/Handelsblad (dat zichzelf zéér serieus pleegt te nemen, ook op cultureel gebiea) nog geen letter gelezen hebben over de kunstenaar en goodwill-ambassador Rudolf Bonnet, die kort na zijn 83e verjaardag is overleden, stroomden ons uit de Indische gemeenschap, die hem niet vergeten is de bijdragen aan deze grote Nederlander gewijd toe. Wij kunnen ze niet alle plaatsen. Van zijn oude vriend Schotel ontvingen wij een In Me- moriam, van de kunsthistoricus Voskuil een complete levensbeschrijving, van R. C. A. een persoonlijke herinnering aan "meneer Bonnet" en dit drietal hebben wij gekozen om de zozeer verdiende eer te bewijzen aan deze Nederlandse, maar in Nederland blijkbaar onbekende uitzonderlijke figuur. De bijdrage van zijn vriend Schotel namen wij compleet op; van de beide andere een deel. Onze plaatsruimte laat nu eenmaal niet toe te doen wat wij het liefst gedaan zouden hebben, nl. ze alle drie volledig publiceren. In ieder geval vormen deze drie bijdragen het bewijs, dat althans de Indische ge meenschap een harer grootste zonen niet heeft vergeten. Trouwens, de figuur van Bonnet heeft in Tong Tong bij her haling de aandacht gekregen, die hem toekwam; men sla er de oude jaargangen maar op na (Foto: F. Bodmer, Jakarta) Volksleven op Bali (1952) Crayon-tekening van Rudolf Bonnet. Het meest belangrijke werk van Bonnet vormden de plannen, die hij en Walter Spies met Tjokorde Gdé Agung, de Balische vorst te Oeboed, samen met Marianne van Wessem al in de voor oorlogse jaren maakte voor de oprich ting van een museum voor moderne kunst. Door het uitbreken van de oor log moesten die plannen voor tal van jaren de ijskast in, maar toen Bonnet na deze ellendige tijd, uit Japanse ge vangenschap op Bali was terugge keerd, heeft hij met Tjokorde Agung - maar helaas zonder Spies, die in de oorlog omgekomen was - deze plannen weer nieuw leven ingeblazen met als resultaat dat het hoofdgebouw van het museumcomplex, ontworpen door Ru- dolf Bonnet in Balische stijl, inderdaad gebouwd kon worden. Het museum werd een succes. Er kwamen niet al leen veel bezoekers uit eigen land, maar ook uit het buitenland. Het kreeg een internationale reputatie. Kort daar op kreeg Bonnet een zware tegenslag te verduren, want hij werd in 1958, evenals zovele Nederlanders in Indo nesië, door de Indonesische autoritei ten uitgewezen. Bijzonder teleurge steld keerde hij terug naar Europa en vestigde zich weer in zijn geliefd Anti- coli-Corrado. Bali was voor hem voor lopig een verloren paradijs. Toch ble ven de successen niet uit, want kort daarop in hetzelfde jaar had hij een grote tentoonstelling in het Singer- museum te Laren en niet lang daarna exposeerde hij o.m. in Utrecht en in Bloemendaal. Van de vele portretten, die hij in Anti- coli schilderde, noemen wij in het bij zonder het portret van de bisschop van Tivoli. Het feit dat men hem tot voorzitter van de schildersvereniging te Anticoli koos, bewijst wel hoezeer men ook hier zijn persoon en werk waardeerde. Het is ondoenlijk Bonnet bij al zijn reizen en activiteiten op de voet te volgen. De laatste periode van zijn veel bewogen leven woonde hij in La ren en in die periode is hij toch nog verschillende malen naar Bali terug gekeerd, want het eiland bleef zijn lievelingsoord. Hij had er vele vrienden en land en volk bleven hem boeien. Vooral het museum in Oeboed was een stuk le venswerk voor hem en nog maar kort geleden kreeg hij opdracht het ge bouw met een grote vleugel uit te breiden. Het kwam geheel volgens zijn plannen gereed en dit heeft hem veel voldoening geschonken. Ook in ons land zat hij niet stil. Telkens orga niseerde hij weer tentoonstellingen van moderne Balische en Javaanse kunst, zoals o.m. in januari 1976 in het mu seum voor Onderwijs te Den Haag, waardoor wij met de ontwikkelingen in dit oosterse cultuurgebied steeds voe ling bleven houden. Tot de andere oorden, die hij indertijd bezocht, behoren o.m. het fraaie, berg achtige eiland Nias, dichtbij Sumatra en ook Celebes. Zo heeft hij destijds in een regeringsgebouw in Makassar een wandschildering uitgevoerd, waar op de drie bevolkingsgroepen op Ce lebes uitgebeeld zijn: de Makassaren als vissersvolk, de Toradja's als land bouwers en de Buginezen als zeeva rend en handeldrijvend volk. Gedurende zijn reizen in Noord-Afrika en het voormalig Brits-lndië heeft hij eveneens tal van tekeningen en schil derijen gemaakt. IAN D. VOSKUIL 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 6