Geschiedenis van de Cavalerie en
Pantsertroepen van het KNIL
Toch wel een
Nederlandse vertaling
VERLAAGD IN PRIJS:
In eind september 1978 zal in beperkte oplage van de hand van kolonel
der cavalerie b.d. C. A. Heshusius, als vrijwillig medewerker verbonden
aan de Sectie Krijgsgeschiedenis K.L., een uitgave verschijnen met
grepen uit de geschiedenis van de Cavalerie en de Pantsertroepen van
het KNIL van 1814-1950.
De omvang is 100 bladzijden met circa 60 unieke foto's en enige kaar
ten.
De uitgave is mogelijk geworden door steun van de Vereniging Officie
ren Cavalerie (V.O.C.) en wordt verzorgd door de Inrichting tot het Uit
geven van Boekwerken (I.U.B.)
De paardencavalerie, later de enkele pantserwagens en al in 1937 (wist
U dat?) de tanks van het KNIL, zij allen passeren de revue vanaf het
begin van de vorige eeuw, via de Java-oorlog van Dipo Negoro, de
expedities naar Atjeh, Boni en Bali, naar de crisisjaren van 1930 (géén
man en géén cent). Verder uitgebreid de voor velen geheel onbekende
venijnige gevechten tegen de Japanse overmacht in 1942 tot en met de
Politionele Acties en de opheffing van het KNIL in 1950.
Het voorbijtrekken van paarden, pantserwagens en tanks van een zo
onbekend Nederlands leger dat langer dan een eeuw bestaan heeft in
de Gordel van Smaragd en waarin mensen uit Nederland en hun hruine
krijgsmakkers uit die gewesten broederlijk met en naast elkaar dienden.
Het boek kan uitsluitend worden verkregen door het gireren van 12,
per exemplaar naar de postgiro rekening van C. A. Heshusius,
nr. 64.00.09 te Den Haag onder vermelding exemplaren boek
KNIL cavalerie-pantsertroepen". Bij dit bedrag zijn de portokosten
binnen Nederland inbegrepen.
Een eventuele winst zal worden overgemaakt naar de Stichting Peut-
joet-Fonds te Bloemendaal. Dit fonds voorziet in de kosten voor de
restauratie van het Nederlandse militaire ereveld in Atjeh (Noord-Su-
matra) te Kuta Radja (thans Banda Aceh geheten), alwaar ongeveer
2200 onzerzijds gesneuvelde of aan hun verwondingen of door ziekte
overleden militairen begraven liggen. De begraafplaats, die niet onder
de Oorlogs Graven Stichting valt (de gevallenen waren van vóór 1940)
was in 1971 geheel verwaarloosd; de restauratie is toen door het Fonds
ingezet doch is nog lang niet voltooid.
In mijn aankondiging van Pramudya's
"Bericht uit Kebajoran" (Moesson 22e
jaargang no. 20) wees ik er op, dat
van zoveel interessante Indonesische
belletrie geen Nederlandse vertaling
bestaat. Als voorbeeld noemde ik de
beide romans van Mochtar Loebis.
Welnu, ik heb mij (althans ten halve)
vergist. Van Mochtar's tweede boek,
Djalan Tak Ada Udjung (Weg zonder
eind) bestaat wél een Nederlandse
vertaling.
Collega Schaap, die deze vertaling
verzorgde, was zo vriendelijk ons een
exemplaar ervan toe te zenden. "Weg
zonder eind" is verschenen bij de We
reldbibliotheek en wel in 1969, dus
betrekkelijk kort na de publicatie van
de Engelse vertaling bij Hutchinson
(1958). Onze dank voor de toezending
en onze verontschuldigingen voor de
gemaakte vergissing!
JHR.
ONDERZOEK NAAR GE
DRAGINGEN V. KALONGS
Van Drs. W. Bergmans, Assistent Con
servator Afdeling Zoogdieren van het
Zoölogisch Museum van de Universi
teit van Amsterdam, ontvingen wij de
hieronder volgende interessante waar
neming. Tevens legt Drs. Bergmans
de lezers een vraag voor, waarop wel
licht sommigen Uwer een antwoord
zullen weten.
"Bij mijn onderzoek over vruchten-
etende vleermuizen, de bekende ka-
longs en hun verwanten, kwam ik en
kele populaire verhalen tegen over het
drinken van kalongs tijdens het vlie
gen. Zij zouden, terwijl ze laag over
een meer, rivier, of zelf zee scheren,
met hun bek water scheppen. Er is
echter ook een verhaal, van Sumatra,
waarin een Sumatraan stellig beweer
de, dat kalongs vis eten, die zij zelf
vangen. Dit naar aanleiding van een
waarneming van kalongs die in een
boom boven een poel naar beneden
klommen, en zich ten slotte van een
lage tak af in het water lieten vallen,
en daar wat rondspartelden alvorens
weer op te vliegen.
Ik ben in soortgelijke gedragingen ge-
interesseerd geraakt na een waarne
ming aan Afrikaanse familieleden van
de kalongs, die laag over een meer
vlogen en daarbij met hun achterpoot
jes in het water gingen. Om vis te van
gen? Ik weet het niet. De dieren zijn
tamelijk schuw, en niet gemakkelijk te
benaderen wanneer zij dit gedrag ver
tonen. Bovendien gebeurt het natuurT
lijk altijd bij schemering, wat ook het
waarnemen bemoeilijkt.
Van Nieuw Guinea is een waarneming
bekend waarbij kalongs voor een
strand laag over zee vlogen. De waar
nemer veronderstelde dat zij daar
vruchten wilden oppikken, die met een
nabije rivier de zee in waren gedreven.
Een Australische waarnemer dacht, dat
ze misschien zeewater dronken, omdat
hun voedsel, vruchten, niet voldoende
zouten zouden bevatten."
Wie beschikt misschien over andere,
nog niet gepubliceerde waarnemingen
over de relatie van kalongs met water,
die de hierboven genoemde verhalen
zouden kunnen aanvullen, en zodoen
de een verklaring van deze gedragin
gen dichterbij brengen? Informatie over
dit onderwerp, hoe gering of onzeker
soms ook, zal ik zeer op prijs stellen.
DRS. W. BERGMANS
Indonesische Sagen en
Legenden
door Nènèk Dongeng
van f 29,50 tot f 19,50
Piekerans bij een Voorplaat
Tjalie Robinson
van f 20,90 tot f 12,50
Profiteer van deze verlaging
BOEKHANDEL MOESSON
17