De ruisende sarong VOETSTAPPEN IN *N ANDERE WERELD STENEN EN VLAMMEN of wetenschap te verklaren is. Als je die artikelen leest, dan is er een sterke neiging, om het geval als iets natuurlijks (tegengestelde van iets bo vennatuurlijks) te beschrijven, althans op z'n minst te bagatelliseren, hetgeen ik onbegrijpelijk vind. Hierdoor krijg je allerlei tegenstrijdig heden. B.v. de bewering, dat derge lijke verschijnselen in het buitenland ook gebeuren. Dit is oude koek. Het publiek zou meer bevredigd zijn met een nuchtere beschrijving van de ge beurtenissen, goed gedetailleerd, zo dat het zelf kan beoordelen wat na tuurlijk is en wat bovennatuurlijk. Nu staan er in de krant dingen, die tegen strijdig zijn met wat ze van de be dienden en de buren horen en dit prik kelt hen. Ze willen zelf gaan kijken. Nu het volgende van horen zeggen. Men heeft een groep Islamitische geestelijken laten komen, om de gees ten of spoken of de duivel te verdrij ven. Voor dit doel hebben ze een ge bed gekozen, dat gericht is aan doden en levenden, waarin degenen, die goed zijn alle zaligheden van het para dijs worden beloofd en degenen, die slecht zijn, dat zijn degenen, die niet in de Boodschapper Mohammad gelo ven, zij die niet aan de armen hebben gedacht, zij die afgoden hebben aan beden, enz. enz. (betreffende de kwaaie kerels ben je niet zo gauw uit gepraat) de meest afgrijselijke straffen worden voorspeld. Dit is een gebed, dat gewoonlijk bij doden wordt uitgesproken. Het heet SURAH JASIEN. En wie de koek krijgt en wie de gard, zal straks op de dag van de Opstan ding uitgesproken worden. Dus, deze groep maakte zich op, om dit gebed uit te spreken. Het gebed begint ook met het woord: JASIEN Pas had de voorbidder het woord uit gesproken, of een stem, men weet niet van waar, ratelde het hele gebed vlot en feilloos af, een gebed, dat uit 83 alinea's bestaat. En de manifestaties werden niet minder. De heren moesten wijken en werden vervangen door heel sterke dukuns. Men probeerde nu hulp van magische zijde. Of ze meer succes hebben gehad is mij niet bekend, maar volgens het laatste artikel in de krant was alles normaal. Een dokter, die aan het woord kwam, omdat hij in de meest geteisterde wo ning zijn domicilie heeft, sprak alleen zijn ergernis uit over het optreden van het nieuwsgierige publiek. Al heeft hij gelijk, hij als wetenschapsman, moest eigenlijk iets vertellen over de mani festaties, die hij niet kon verklaren met zijn wetenschap, die hij geleerd heeft. Jammer! Ongeloof en hilariteit bij de restanten van een verbrand gordijn. Nontonners werden met moeite binnen de perken gehouden. Een vriendelijke lezer schrijft ons uit Surabaya: Het begon twee weken geleden. In ja- lan Trunojoyo (de oude naam weet ik niet) vielen op nummer 17 stenen, die praktisch alle ruiten tot splinters bra ken. Geen enkele bleef heel. Nog er ger, gordijnen en bultzakken vatten plotseling op zeer geheimzinnige ma nier vlam. Gelukkig, dat de bewoners de tegenwoordigheid van geest had den, om de branden in het begin te blussen. Toen men van deze wonderlij ke mysterieuze gebeurtenissen lucht kreeg, werd het zwart van toeschou wers. De plaatselijke en de Militaire politie heeft zich er direct mee be moeid en heeft voor bewaking ge zorgd, in het bijzonder om de non tonners binnen de perken te houden. Van heinde en ver is men toege stroomd. Op een gegeven ogenblik zag de verkeerspolitie zich genood zaakt de jalan Trunojoyo voor door gaand verkeer af te sluiten. Deson danks bleef het nog vol wandelaars. Men wilde zo graag toch met eigen ogen zien, al was het maar éénmaal een manifestatie, die niet met logica Dit verhaal speelde zich af in de Jap- pentijd, toen we geinterneerd waren en ondergebracht in een barakkenkamp in Palembang. Dit kamp was eerst bewoond geweest door de mannen, maar toen die naar Muntok waren overgebracht, werden wij, vrouwen en kinderen, daar ge- installeerd. Elke barak bestond uit twee lange baleh-balehs met daartussen een loop pad van ongeveer 2 meter breed. Mijn zoontje en ik hadden ons plaats je helemaal aan het einde van de ba rak. Het was er 's avonds nogal duis ter, ofschoon er elektrisch licht was. Doch de lamp hing meer in het midden van de lange ruimte. Hier, onder deze lamp, kwamen enke len van ons bijna elke avond bij elkaar, om samen de lange avonden door te komen. Hier "woonde'1 nl. een dame, de door ons allen "tante Puck" werd genoemd. Degenen, die dit verhaal lezen en erbij waren, zullen zich haar en het gebeur de vast wel herinneren. Tante Puck was een vrolijk iemand, die leuk kon vertellen en ook zingen. In donesische en Ambonese liedjes, die door ons allen werden meegezongen, waarbij ik en nóg een dame met een slendang, op de plaats rust, stonden te menariën op de baleh baleh en waarbij de anderen in de handen klap ten. Een vrolijke boel dus en we ver gaten daarbij onze zorgen. Ook werd er veel gekaart natuurlijk. Tijdens één van deze kaartavondjes gebeurde er iets vreemds. Tante Puck scheen nogal mediamiek te zijn en ze vertelde vaak over geheim zinnige en vreemde dingen, die ze had meegemaakt en gezien. Zo vertelde ze ook o.a., dat ze weieens een Indone sische vrouw de barak had zien bin nenkomen. Ze liep tot het einde van het looppad en kwam dan weer terug. Volgens haar waren deze barakken op (lees verder volgende pagina) 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 20