Back-pay Knil en gederfde salarissen van anderen: Recht en Erezaken! WAAR HET BIJ DE BACK-PAY KNIL OM GAAT! De capitulatie op 8-3-'42 betekende krijgsgevangenschap voor rond 38.000 Ne derlandse KNIL-militairen. Slechts ruim 5.500 hiervan waren beroepsmilitairen, de overige circa 32.500 waren reservist, landstormers, miliciën of vrijwilliger. Al leen een 300 bij het KNIL gediend hebbende Nederlanders uit Zuid Afrika kregen volledige uitbetaling van hun achterstallige salaris (evenals de circa 3.000 man van de Kon. Marine) en (vermoedelijk) een 200 werknemers van "internationals" werden door hun werkgevers schadeloos gesteld. De overige 37.500 man (c.q. hun nabestaanden) hebben nog steeds - het internationaal erkende (Conventie van Genève) - recht op wedde of soldij over de periode van hun gevangenschap. Voor hen die deze hel overleefden is dit 41 maanden. Met alle waardering voor het doorzet tingsvermogen van de ex-KNIL militai ren, die (ter accentuering van het lo pende proces van de Stichting Rechts herstel Knil tegen de Staat) reeds ruim een jaar wekelijks posten bij de Tweede Kamer, dient toch te worden gewezen op een verschil in zienswijze inzake de afdoening van de kwestie van de achterstallige salarissen, nl. integrale vergoeding, gebaseerd op juridisch recht (doelstelling van o.a. de S.R.K. en de Indische Pensioen- Bond) of gelijke uitkering aan allen, met als basis sociale rechtvaardigheid en onderlinge solidariteit (doelstelling van o.a. de Stichting Nederlandse Ere schulden). Integrale vergoeding: iedere rechtheb bende het hem persoonlijk compete- rende bedrag, komt (op basis van de toestand in 1942) neer op een bruto vergoeding van f 49.200,voor een kolonel, 2.050,voor een beroeps korporaal, 820,voor een land stormsoldaat. Dit is het in geld vertaal de recht; het was ook inzet van vroe gere processen en is dat van het lo pende proces. Ogenschijnlijk een eer lijke zaak, maar in wezen onrechtvaar dig! Gelijke uitkering: iedere rechthebben de - ongeacht rang of stand - een op een reële grondslag berustende, be lastingvrije, gelijke netto uitkering (re kening houdende met renteverlies van af 1942) per geval. De S.N.E. bere kende deze op 16.000,als gemid delde van het aan alle rechthebbenden samen competerende totaal. (De sa menstelling hiervan is uitvoerig be handeld op blz. 24 van de brochure 'Nederlandse Ereschulden'). Waarom een gelijke uitkering? Bevre digt het 't rechtsgevoel wanneer de laagsten in rang - het overgrote deel van de niet-beroepsmilitairen - worden afgescheept met een éénmalige fooi van f 820,als compensatie voor 41 maanden doffe ellende, een verwoest leven en een knagend onrecht? Het streven naar integrale vergoeding mo ge formeel juist zijn, het past niet in de hedendaagse opvatting over so ciale gerechtigheid en nationale soli dariteit. Van de ruim 32.000 gemilita riseerde burgers toch waren in 1942 circa 29.000 korporaal of soldaat met resp. f 40,en f 20,soldij per maand, tegenover een vooroorlogs in komen in de burgermaatschappij van de meesten hunner van gemiddeld zeker 500,per maand. Zij derfden dit inkomen en verloren behalve hun bezit (zoals vrijwel alle Nederlanders) ook hun oudedagsvoorziening. Want door allerlei omstandigheden kon het merendeel hunner niet meer terecht bij hun vroegere werkgever. De grote massa repatrieerde dan ook berooid naar Nederland of emigreerde naar el ders (omdat op hun leeftijd in Neder land geen werk meer was te vinden) of opteerde in vertwijfeling (hiertoe aangemoedigd door de Nederlandse autoriteiten) voor de Indonesische na tionaliteit. (Voor honderden - of dui zenden? - werd dit een nachtmerrie. De stichting HALIN kan hierover mee praten.) Nadat velen hunner nog zeer lange tijd militair waren ingezet voor herstel en handhaving van orde en rust werden zij ten slotte zonder meer uit de mili taire dienst ontslagen. Voor hen geen garantiewet, zulks in tegenstelling tot de Garantiewet Militairen KNIL voor de beroepsmilitairen, welke de garan tie van Nederland inhield voor de vol doening van o.a. hun pensioen. Dit werd later tot Nederlandse maatstaven opgetrokken en welvaartsvast gemaakt. In afwijking van het door dè S.R.K. na gestreefde doel liet de woordvoerder van de op 5 sept. postende ex-KNIL militairen zich in een TROS-interview (uitgezonden op 9-9-'78) ontvallen, dat voor hem de erkenning van zijn recht belangrijker is dan de uitbetaling van zijn back-pay, zelfs al zou hij niets krijgen. Voor hem, die leeft in de veili ge schaduw van zijn gegarandeerde welvaartsvaste pensioen, moge het meer om het spel gaan dan om de knikkers; de gedachte aan alleen een "symbolische handdruk" leeft be paald niet bij velen! Want onder de 32.000 niet-beroeps ex-KNIL militairen (c.q. hun nabestaanden) zijn legio ge vallen in Nederland waar spel én knik kers belangrijk zijn en vele krepeer- gevallen in Indonesië waarbij het al leen nog maar om de knikkers gaat. In de in de vijftiger jaren gevoerde pro cessen heeft de Nederlandse rechter echter - op voor het rechtsgevoel wei nig bevredigende gronden - vastge steld dat de Staat der Nederlanden geen wettelijke verplichting heeft deze KNIL-GEDULD "Wij wachten 33 jaar en 2 maanden op onze soldij". achterstallige salarissen te betalen. Vandaar het beroep van de S.N.E. op de nationale solidariteitsplicht van het Nederlandse volk om op morele gron den alsnog recht te doen tegenover de gediscrimineerde Nederlandse ge meenschap van het voormalige Ned. Indië. De S.N.E. acht het hierbij een eerste vereiste dat belanghebbenden bereid zijn ook onderling saamhorig heid te betrachten. In de kampen was er een weldadige solidariteit tussen alle groepen; het zou diep te betreuren zijn wanneer materieel winstbejag dat vroegere beeld overwoekerde. De in noodformaties van vitale bedrij ven werkende - ook militairplichtige - mannen werden niet onder de wape nen geroepen maar moesten, evenals de vrouwen, in burger-dienstplicht (af gekondigd voor alle Nederlandse mannen en vrouwen van 16 tot 60 jaar) hun burgerfunctie blijven vervullen. Ve len kregen zelfs vernielingsopdrachten. Voor zover zij niet werden geëxecu teerd door de Japanners werden zij in burger-interneringskampen opgesloten. Ook zij derfden hun salaris gedurende deze eveneens erbarmelijke gevangen schap. De burgerambtenaren onder hen hebben als zodanig recht op dat salaris. De rechten van burger-parti culieren werden echter eerst na de oorlog in de Conventie van Genève op genomen, zodat zij geen wettelijke aan- praken kunnen doen gelden. Daarom acht de S.N.E. de voldoening van hun achterstallige salarissen bepaaldelijk mede te behoren tot de ereschulden van de Staat der Nederlanden. De S.N.E. meent verder dat het voor de ex-krijgsgevangenen berekende eenheidsbedrag van f 16.000,moet gelden voor alle benadeelden, dus niet alleen voor de militairen en burger ambtenaren doch eveneens voor de burgerkostwinners c.q. hun erfgena men in eerste lijn en voor de erfgena men in eerste lijn van de geëxecu teerden. (lees verder volgende pagina) 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 4