L"1 Wajang Purwa, het Javaanse Schaduwtoneel (V] Terloops hebben we in vorige hoofdstukken de Gamelan, onscheidbaar deel van de wajangvoorstelling, genoemd. Nu zijn met het verklaren van de Gamelan, haar functie en haar toonstelsel en nog zo het één en ander, boekdelen te vullen. Al gauw zou een dergelijke verhandeling zo technisch worden dat niemand er meer iets van begrijpt. Wij zullen trachten een begrijpelijke explicatie te geven en een poging wagen het karakter van de gamelanmuziek te schetsen. Meer dan een poging kan het niet zijn. En dan nog in a nutshell voor zover mogelijk. Men verwachte daarom van ons ook geen technisch-musicologische verhandeling. IETS OVER DE GAMELAN IMPRESSIES Toen de westerling voor het eerst gamelanmuziek hoorde, noteerde hij dat hij met afgrijzen een heidens pandemonium van valse klanken had beluisterd waarbij tot overmaat van ramp ook nog "enige dansmeiden" in een krijsend gegil waren losgebarsten, dat, naar hij achteraf vernam, geen amok was, maar gezang moest voorstellen. De Javaan, die nimmer westerse muziek beluisterde en alleronverwachts Chopin's Fantaisie Impromptu hoort, zal verschrikt opkijken en denken dat alle instrumenten ont stemd zijn. Blijkt dit laatste niet het geval te zijn, dan zal hij zich angstig afvragen of hij gek geworden is dan wel ernstig ongerief aan zijn gehoor heeft opgelopen. Beide heren hebben ongelijk in hun beoordeling van de toestand en gelijk als zij bemerken met een ander toonstel sel te maken te hebben dan zij gewend zijn. Het Barang- Gulu-Dodo-Limo-Nem van bijvoorbeeld het Slendro ge deelte van de gamelan klinkt nu eenmaal heel anders (en hetzelfde geldt voor het Pelog gedeelte) dan het Moe-der- ligt-een-kip-int-water, of, technischer uitgedrukt het do-re- mi-fa-sol-fa-mi-re. De klanken van beide reeksen liggen nu eenmaal "een streepje" van elkaar en tegelijkertijd klinken dus BEIDE even vals ten opzichte van elkaar. Het is een kwestie van gewennen en een open oor hebben voor het "andere". Dan zal de eigenaar van die westers geschoolde oren tenslotte ook de schoonheid van de Ja vaanse muziek onderkennen. Het is een moeilijke, zo niet hachelijke onderneming om de Javaanse muziek met woorden te beschrijven. Toch wagen we een poging om een indruk weer te geven. Soms klinkt de Gamelan zacht en liefelijk, parelende klanken opzendend de ruimte in en als het ware ver weg, zo ijl en aarzelend klinkt de suling. Daartussendoor weeft de pesinden, de zangeres, met haar stem wonderlijk fijne patronen. Stijgend en dalend, dan weer zacht, dan weer vol en krachtig. Die stem, merkwaardig gebruikt als instrument; niet als zang stem. In het wajangverhaal ontmoeten twee geliefden elkaar. Een andermaal speelt ditzelfde orkest de Bimo Kurdo, "de woede van Bimo". Uit dezelfde zes of zeven toetsen van de gamelaninstrumenten breekt een alles overweldigende, dreigende donder los. Hard en medogenloos slaan Demung en Sarons het staccato rythme van de melodie. De dreunen de Kendangs en Bedoek skanderen met de galmende Gongs en Kempuls in een opzwepende Gangsaran. De Gongs die klinken als de bulderende overwinningslach van de ge weldige Bimo aan het hoofd van zijn heirscharen. Dergelijke manifestaties van Gamelan en Wajang zijn in drukwekkend en overweldigend en hebben de allergrootsten uit de westerse muziekwereld in hun ban gevangen en in vervoering gebracht. De wereld ontdekte de Javaanse mu ziek. Dit in tegenstelling tot zeer velen op het eiland van herkomst (er waren gelukkig uitzonderingen) die hun Oost- Indische doofheid koesterden als een kostbaar kleinood en vanuit die beperking volhardden in hun zonderlinge opvat ting dat "die inlandse ketelmuziek in de kampong thuis hoorde". De Javaanse Gamelan echter bleek bepaald geen heidens pandemonium van valse klanken, maar van een ongekend grote schoonheid en zeggingskracht te zijn. Natuurlijk zijn ook hier kwaliteitsverschillen. Er "ligt een wereld" tussen de superbe hofgamelans en de armelijke gamelans die rong- gengs begeleiden. Het is bijna heiligschennis om beide in één regel te noemen I HET INSTRUMENTARIUM Ook hier een grote verscheidenheid van uitvoering, van zeer rijk tot armelijk. De eersten, rijk gebeeldhouwd, dikwijls in stralende kleuren rood en goud geschilderd, voorzien van bronzen toetsen en gongs. De armsten, de zogenaamde gamelan besi, soms vervaardigd uit pakkisten, ongeschil- derd, zonder lofwerk en met toetsen en gongs van doodge woon ijzer (besi). Toch nog zo goed mogelijk gestemd. Meestal een beperkt aantal instrumenten. De grote orkesten, dikwijls bestaand uit een veertigtal in strumenten. De meesten ook bestaand uit twee toonstelsels: Pelog en Slendro, welke nimmer tegelijkertijd bespeeld (kunnen) worden. Het klankverschil staat dit niet toe. Zouden we de klank moeten omschrijven, we zouden kunnen zeggen dat de Slendro instrumenten majeur, opgewekt, klinken, terwijl de Pelog instrumenten mineur, ietwat droef geestig gestemd zijn. Het Slendro gedeelte is de gamelan die wordt gebruikt bij de Wajang Purwa. Bekijken we de afbeelding van een Gamelaninstrumenta rium zoals hier staat afgebeeld, dan zien we, dat het groot ste deel bestaat uit slag-instrumenten. Bij alle instrumenten ziet U de bijbehorende slaghamers liggen. Uitgezonderd JAVAANSE DE GAMELAN 14)115 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 18