moessQn is gesloten vanaf
24 december t/m 1 januari 1979
een viertal: de Kendang 'j.die met de hand bespeeld wordt,
de Tjelempung 4), te bespelen met de vingers, de Rebab 2)
met de strijkstok en tenslotte de suling 3), een blaasinstru
ment.
Bij het musiceren blijken we het gamelanorkest in een
aantal groepen te kunnen verdelen, die ieder een eigen
taak heeft. In de eerste plaats is daar de groep van Rythme-
scheppers, de Kendangs (1), waarvan er slechts één staat
afgebeeld. De Kendangs worden bespeeld door de Lurah
Gending, de leider van het orkest. Hij geeft op zijn trommels
de verschillende tempi, de overgangen en de versnellingen
aan. De Rythme-onderhouders zijn de interpunctie-instru
menten, de Gong Gede (17A) en Gong Suwukan (17B),
de Kempuls (16) en de groep van kenongs en ketuk (13, 14
en 15). De Melodie-makers zijn de instrumenten die de
kernmelodie en de omspeling ten gehore brengen. Voor
de Kernmelodie is verantwoordelijk de Saron-groep (6
Slentem, 10, 11, 12). Voor de omspelende melodie zorgen
de Bonang-groep (8, 9), de Gendèr-groep (7, meerdere aan
wezig), de Gambang Kaju (5), de Tjelempung (4 liggende
harp), de Rebab (2) en de Suling (3).
Bevinden zich zangers en/of zangeressen in het orkest,
dan zijn dat geen koren of solisten in de westerse zin van
het woord. Zij blijven, wanneer zij zingen, temidden van of
vooraan bij het orkest zitten, ook wanneer zij zingen. Hun
stem gebruiken zij ook min of meer als instrument. Zij
worden beslist niet begeleid door het orkest, maar zijn een
deel ervan. De "solist" van de avond is de Dalang die ook
de algehele leiding heeft.
DE PATET OF TOONAARDEN
Bepalen wij ons nu tot de Laras (Toonschaal) Slendro, die
bij de Wajang Purwa wordt gebruikt, dan zien we, dat die
Laras onderverdeeld is in 3 Patèts: de Patèt Nem, Patèt
Songo en Patèt Manjuro, de toonaarden of karakters van
de te spelen Gending (compositie) en in wezen de drie
hoofdexpressies van de mens vertolken en bovendien streng
tijd-gebonden zijn. We hopen oprecht dat het U nu niet
gaat duizelen. We zullen het zo eenvoudig mogelijk houden.
Deze indeling in Patet Nem, Songo en Manjuro geldt niet
alleen voor de begeleidende gamelan, maar ook voor het
ontwikkelings-proces van de handelingen in het opgevoerde
wajangstuk.
Tijdgebonden, zeiden we al, is de Patet. Als we de dag in
twee maal twaalf uren delen (morgen-middag-namiddag en
vooravond-middernacht-nanacht), dan behoort en daarbij
ieder deel weer in drieën opsplitsen:
de toonaard NEM bij de morgen en de vooravond, de SON
GO bij de middag en middernacht en de MANJURO bij de
namiddag en de nanacht.
Van deze regel zal nooit afgeweken worden omdat deze
weer in verband staat met de Javaanse filosofie, die ervan-
uit gaat dat de mens drie hoofdexpressies bezit, overeen
stemmend met zijn verschillende gemoedstoestanden tij
dens de morgen, de middag en de namiddag en desgelijks
tijdens de drie perioden tussen zonsondergang en dageraad.
Uit het bovenstaande zal U blijken, dat de Gamelanmuziek
een uiterst complexe muziek is, die niet zomaar een be
geleidende melodie is, maar een veel diepere achtergrond
heeft; die verre van primitief is en in bepaalde opzichten
zelfs verder reikt dan de westerse muziek.
Om het een en ander juist aan te voelen moet men wel
Javaan zijn en zelfs voor de Javaanse Niyogo (musicus) is
het een kunst die hij jarenlang moet beoefenen om de hoog
ste graad van perfectie te bereiken. Bovendien speelt de
javaanse gamelanmusicus niet van het blad maar uit het
hoofd met als zeer voorname factor daarbij zijn gevoel.
Een niet-javaan zal zeker in technisch opzicht een goed
gamelan musicus kunnen worden. Het is echter de vraag
of hij dat ook gevoelsmatig zal worden. Juist dat aanvoelen
van ook nog andere waarden dan uitsluitend de technische
beheersing zal het verschil in de bespeling van het Javaanse
orkest bepalen en hoorbaar maken.
We moeten het hierbij laten. Wilt U meer weten over de
Javaanse Gamelan, dan adviseren wij U het werk "De Toon
kunst van Java", geschreven door Jaap Kunst, te bestude
ren. Mogelijk is bij het Tropeninstituut ook nog de brochure
"Een en ander over de Javaanse Gamelan" te verkrijgen.
Verder is een interessant werk het boekje van Dr. Grone-
man over de Jogja'se Gamelan. Aan het eind van deze serie
artikelen zullen wij een literatuurlijst betreffende het be
handelde onderwerp publiceren.
(Vervolg: "Mos")
die deze jaren bij ons zijn geweest en
hopelijk nog lang blijven.
Tong-Tong is een blad voor oude men
sen is er vaak gezegd. Gezegend dat
Moesson de oude traditie mocht over
nemen. Naast de "verjonging" die ons
tijdschrift de laatste jaren heeft onder
gaan houden wij de oude garde in ere.
Want zij maakte de sterke basis voor
ons bestaan, zij schreef de geschiede
nis van dit blad.
En Mos met haar 80 sterke jaren zal
die voor ons blijven uittypen. Nog lang,
zo God en Mos het willen.
L.D.
De examen-commissie voor de steno- en
type examens 1929 voor het Logegebouw in
Soerabaja. Van l.n.r. L. de Paauw, R. Jahn,
mej. Vanger, mevr. M. Moscou (achteraan)
mej. Abels, mevr. E. Steinmetz, mevr. v.d.
Haar.
19