gen er wel allemaal tropisch uit: witte broek en wit overhemd. Geen das en geen jas. Alleen droeg de hawaiiband bloemslingers. Het gamelanorkest dat de dansgroepen begeleidde, was sa mengesteld uit leden van de twee hiervoor genoemde bands. Dansers, danseressen en gamelanorkest waren wel Oosters gekleed. Wie op deze tentoonstelling de leden van de dansgroep waren weet ik niet. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat het succes van het krontjongorkest in deze zomer de aanleiding is geweest voor de - kennelijk commercieel inge stelde - heer Meyer om in het eind van 1928 de grammofoonplaten te la ten opnemen. In de roes van succes. De krontjongband leefde vanaf zomer 1928 in een roes van populariteit die zich laat vergelijken met hetgeen pop groepen van deze tijd beleven. De jongens hoorden dat 's zomers (was dat nog in 1928 of al in 1929?) in We nen en Boedapest artistenvoorstellin- gen werden gegeven in openlucht theaters. Op de bonnefooi en met een minimum aan geld reisde de band der waarts. En weer citeer ik Oom Jaap: "Dat bleek een misrekening te zijn; de programma's waren al volgeboekt We moesten ons toen noodgedwongen van het nodige eten voorzien door als zigeuners in restaurants of op straat te spelen. Totdat op een goede dag een lieve Hongaarse artiste ons wel willend een kwartiertje van haar tijd afstond. Het succes dat we toen had den was zo overweldigend dat we alsnog een vaste prik kregen in het programma. Al met al kwamen we in Holland terug met meer geld dan waarmee we gegaan waren Intermezzo: het milieu. Hoewel nu net die laatste herinnering van Oom Jaap een beetje armoedig aandoet zal uit al het voorgaande wel duidelijk zijn geworden dat Eurasia - en zéker de groep rond het krontjong orkest en de hawaiiband - een nogal elitaire club was. De orkestleden wa ren zonder uitzondering "studenten uit Leiden en Delft, jongens uit gegoede families. Eurasia was niet alleen ty pisch Indisch, maar ook typisch Haags, waarbij we meer aan de Statenlaan en het Sweelinckplein moeten denken dan aan de Schildersbuurt. De jongens en meisjes van Eurasia verkeerden in het milieu dat Louis Davids (of was het zijn ghost-writer Jacques van Tol?) voor ogen stond bij het liedje: "En er is geen zee zo distingué als de Scheveningse zee, daar baadt alleen de haute voléeHet milieu dus van two-seaters, slobkousen, "dolle tjes", parasols en baboe in het sous- terrain. De lui dus die iihet Kurhaus de orkesten van Jack Hylton en Roy Fox bejubelden en die het, tegen be taling van een entreeprijs van een kwart weekloon van een timmerman uit de Schildersbuurt, aan Haagse dansleraren mogelijk maakten om voor een najaarsbal "Britain's hottest trum pet Nat Gonella" met broer Bruts en pianist Harold Hood te engageren. Zo lag dat nu eenmaal in het begin van de jaren dertig. Eurasia enkele jaren later. In het voorgaande "Intermezzo" heb ik al een kleine sprong gemaakt van 1928 naar 1930-plus. In die jaren had Oom Jaap niet veel contact meer met Eurasia, omdat hij zich, naast zijn stu die, met andere activiteiten bezig hield. Juist in die jaren werd Charles Monod de Froideville lid van het krontjong orkest. Het orkest was nog steeds po pulair en trad ook nog buiten Den Haag op, onder andere in Amsterdam, Utrecht en Nijmegen De bezetting was evenwel drastisch gewijzigd. John Benjamins, Frans Mogot, Jaap Rosenquist en Wim Jordan, alle leden Charles L. F. Monod de Froideville: "jongere generatie". van het "platenorkest", hadden om streeks 1930 plaats gemaakt voor een jongere generatie. Charles Monod heeft zijn leven lang - zij het met on derbrekingen - contact onderhouden met Freek de Koek, zijn oude school makker. In het platenorkest was Freek een van de jongsten. Èen nieuwe generatie studenten-met- Indisch-verleden èn lid van Eurasia èn krontjongfanaat had zich aangediend. Ik noem: Charles Monod de Froideville die ik al vele malen aanhaalde. Dat is niet zo verwonderlijk omdat ik eerst met hem correspondeerde, daarna hem vele malen opbelde en hem tenslotte per soonlijk mocht ontmoeten. Wat er al lemaal afgepraat is laat zich niet be schrijven en past ook alweer niet in dit verhaal. Vóórt dus. Charles Monod dus speelde gitaar. Dick van Driest, ook gitarist, die zo nodig ook wel eens als conferencier aankondiger optrad. Ooit was hij offi cier (bij het KNIL?), maar later werd "Krontjong-liedjes, semi-europe- se muziek van de Indo-europese bevolkingsgroep, artistiek waarde loos als nabootsing van een Euro pees idioom door lieden, die daar voor van nature het zuivere begrip missen", staat te lezen in Oost- hoek's encyclopaedie, vierde druk, 1950, deel negen, pagina 752, eerste kolom, zesde tot en met tiende re gel van boven. Dit is geen encyclo pedische informatie en zelfs geen persoonlijk getinte visie; dit is een regelrechte belediging, onbegrijpe lijk ongenuanceerd en zeldzaam on beschoft hij bekend als portretschilder. Rein Altman was ook gitarist, maar omstreeks 1924 speelde hij trombone, samen met zijn oudere broer Boy die de saxofoon hanteerde. Met hun neef Frits Altman die achter de drums zat en een zekere Pietersen aan de piano, vormde hij in die jaren een bekend kwartet in Semarang dat dansmuziek speelde. Kees Bouman was de derde gitarist. Hij was Leids student, goed vriend van de Altmans en Freek de Koek. Hij zong pantoens met een lage stem. John van Dijk speelde ukelele. Ik weet niet meer van hem dan dat hij het kille Nederland is ontvlucht en nu als 70- plusser in Barcelona woont. Een andere ukelelespeler bij Eurasia was Augie von Söhsten die al eerder faam verworven had als banjoïst van de "Queens' Melodists". Hij was een voortreffelijk musicus die bij Eurasia wel meer een gewaardeerde gast- speler zal zijn geweest dan een vaste krontjongklant. Dick Apontoweil speelde fluit. Voor zover bekend is hij de enige fluitist ge weest die ooit in het krontjongorkest meespeelde. Rond 1930 was hij Leids student, maar vele jaren daarvoor vormde hij met zijn twee oudere broers die viool en piano speelden een trio op de HBS te Semarang. Koloniale tentoonstelling in Parijs. In 1931 werd in Parijs een Koloniale tentoonstelling gehouden van grote internationale betekenis. Koningin Wil- helmina zelfs bezocht deze expositie. Bij de opening van het Nederlands In dische paviljoen trad het krontjong orkest op in de volgende bezetting: Freek de Koek, Rein Altman, Kees Bouman, Dick van Driest, Charles Monod de Froideville, Dick Aponto weil, violist Dé de Wolff en gast-voor- een-uitstapje André van Assenderp, voor die gelegenheid als gitarist. Over het optreden zelf, overigens maar een éénmalige zaak, is niet veel meer bekend. Over de reis naar en enkele dwaze belevenissen rond dit Parijse avontuur evenwel wist Charles me nog heel wat te vertellen. "We reisden er heen met kolonel De Frémery, één van de bestuurleden van Eurasia. Hij ging (lees verder volgende pagina) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 13