De eerste martelaren der Protestantse
Zending, 1834
door Dr. H. J. de Graaf
volks toeZij zouden zelfs een
Door sommige Indonesische nationalisten, o.a. door ir. Soekarno zelve, werd
wel eens de kreet geslaakt, dat de Indonesiërs 350 jaar onder het Neder
landse gezag gezucht hadden. Dit is, op zijn zachtst gezegd, enigszins over
dreven. In de 17e eeuw bezat de Oost-Indische Compagnie niet meer dan kleine
stukjes op de grote Soenda-eilanden en verder wat kleinere eilanden, b.v. in de
Molukken. Zelfs in het begin dezer eeuw waren er nog enige Indonesische volk
jes, die het gezag van vadertje Gouvernement nog niet erkend hadden, al was
men sedert lange tijd reeds gewoon, over Nederlandsch-lndië te spreken als
men de ganse Archipel bedoelde.
Zo waren de Binnenlanden van Suma
tra in de eerste helft der vorige eeuw
nog onafhankelijk, uitgezonderd de Pa-
dangse Bovenlanden, waar het Gou
vernement in een langdurige strijd ge
wikkeld was met de streng-Moslimse
Padri's, de z.g. Padri-oorlogen, die pas
met de verovering van de plaats Bon
djol in 1837 eindigden. Grootse plan
nen werden gesmeed om het koloniale
gezag over het ganse eiland uit te brei
den, doch deze grootse opzet moest
worden opgegeven, omdat zulk een in
spanning niet alleen onze begroting
belette, doch ook omdat voldoende ge
schikte ambtenaren ontbraken. Het is
de tijd van het Cultuurstelsel, toen ten
aanzien van de z.g. Buitenbezittingen
onthouding werd voorgeschreven.
De Bataks hebben zich daardoor nog
lang in een zekere zelfstandigheid
mogen verheugen. Niet dat dit steeds
voor hen zelf prettig was. Ofschoon de
Bataks zeker geen onbeschaafd volk
genoemd mag worden, kwamen er des
tijds nog bepaalde ruwe gewoonten
bij hen voor. Toen ik nog leraar aan
de Christelijke Kweekschool te Solo
was, gaven onze Batakse leerlingen
op jaarfeesten wel eens zelfbedachte
vertoningen van hun leven in de "goe
de oude tijd", maar die voorstellingen
logen er niet om. Hun slaven hadden
het vaak zwaar te verduren en ook de
vrouwen hadden het niet best.. Toen
ik daarover mijn verbazing uitsprak
gaven mijn Batakse discipelen grif toe,
dat het vroeger bij hen niet altijd roze-
geur en maneschijn was. Over het
kannibalisme hunner voorouders werd
nog niet eens gesproken.
Inderdaad bezorgde het menseneten
de Bataks een slechte reputatie. Toch
behoeven kannibalen niet onbeschaaf
de lieden te zijn. Mijn leermeester,
de grote taalgeleerde prof. Uhlenbeck
Sr., die ook veel aan volkenkunde had
gedaan, verzekerde ons, dat er ook
onder de kannibalen echte "heren"
voorkwamen.
Met deze huiselijke aangelegenheden
der Bataks kon het Gouvernement zich
eenvoudig niet bemoeien, omdat men
in het duistere en onbekende binnen
land geen gezag uitoefende. Dat be
perkte zich tot enige kustplaatsjes,
b.v. Sibolga in Tapanoeli, waar een
oud-militair als posthouder geplaatst
was.
Dat is later sterk veranderd. Het cen
trale gezag heeft zich tot in de binnen
landen uitgebreid, grote wegen heb
ben het Batakse volk voor de buiten
wereld ontsloten. Doch het kan moei
lijk ontkend worden, dat aan het Ne
derlandse gezag de Zending is vooraf
gegaan. In dit verband dient de grote
figuur van de missionaris Nommensen
genoemd te worden, die de Bataks in
mijn tijd bijkans als een der hunnen
vereerden. Zijn portret hing in onze
school aan de wand! Ik voorspelde
toen wel eens, dat over honderd jaar
een Batakse professor - de Bataks
Het Tobameer met het eiland Samosir, tot
het midden van de 19e eeuw ontoegankelijk
gebied voor westerlingen.
beschikten over grote geestesgaven -
zou trachten te bewijzen, dat Ludwig
Ingwer Nommensen niet in het Duitse
Sleeswijk geboren was, maar in Sipi-
rok of Silindoeng in Batakland.
Doch aan deze missionaire held zijn
enige zwakke pogingen om het Evan
gelie in Sumatra's Binnenland te bren
gen, vooraf gegaan.
Zo verschenen nog tijdens het Engelse
tussenbestuur (1811-1816) drie Baptis
tenzendelingen in Sumatra. Een bleef
in Bengkoelen, van ouds een Engelse
bezitting, die pas in 1824 aan de Ne
derlanders werd overgedragen. De an
dere twee, Burton en Ward trokken op
advies van de Engelse gouverneur
Raffles naar Sibolga, een kustplaats
van Batakland. Daar deden ze, wat
elke zendeling of missionaris behoorde
te doen, zij legden zich op de taal des
deel van de Bijbel daarin hebben over
gezet, volgens de een was dit het eer
ste Bijbelboek, Genesis, volgens an
deren het Evangelie van Johannes. Ook
konden ze enigszins Bataks spreken.
Er werden zelfs kleine geschriften,
tractaatjes, over het Christelijk geloof
vervaardigd, want de ruwe Bataks wa
ren zeker geen analfabeten. Zij hadden
een eigen schrift en Batakse boeken!
Burton waagde zich in 1824 het land in
en kwam in het Silindoengdal. Men
ontving hem niet onvriendelijk, doch
wel met grote nieuwsgierigheid. Hij
mocht op een volksvergadering zelfs
een duizendtal mensen toespreken. Het
kwam tot discussies, maar de trotse
Bataks wilden hun maatschappij en
hun politieke toestand niet veranderd
zien. Men keerde dus weer naar de
kust terug. Met het verdwijnen der En
gelsen uit Sumatra, verdwenen ook
deze Baptistenzendelingen. Sporen
heeft hun verblijf niet achtergelaten.
Tien jaren gingen voorbij, toen nieuwe
zendelingen opdaagden, twee Amerika
nen Manson en Lyman, uitgezonden
door de Boston Missionary Society,
zeer dappere, geestdriftige, doch niet
in ieder opzicht verstandige lieden.
Zonder zich door studie van taal en
zeden der Bataks voor te bereiden be
sloten ze het binnenland in te trekken.
Dit was gevaarlijk, omdat ze ook ver
zuimden relaties met bevriende stam
hoofden aan te knopen. Dat deed b.v.
een kleine kwart eeuw later de geo
loog-ontdekkingsreiziger Schwaner, die
het grote eiland Borneo van Zuid naar
Noord doorkruiste. Deze liet zich
steeds door bevriende kamponghoof
den bij hun buren introduceren, waar
hij dan goed ontvangen werd. Immers,
U kent het Franse spreekwoord: "De
vrienden van mijn vrienden zijn ook
mijn vrienden". Zo heeft hij zijn mede
genomen geweren alleen maar voor de
jacht hoeven te gebruiken. Zonder be
hoorlijke voorbereiding trokken Samu
el Manson en Henry Lyman het onbe-
15