Vakantie in Salatiga
Passir Poetih, april 1978
DE SLAPENDE JONKVROUW
Soedara, als je ter visvangst zeilt
Neem mij dan mee over het rimpelend water.
Waar jij de netten werpt, is het mijn oog, dat peilt
De diepten èn de afstand tot de oude krater.
Onder de spiegel glanst gekleurd koraal
Er is niet veel meer, want men kwam het roven
Maar om de Zuid, daar vindt mijn blik het allemaal
Het strand, het bos en het profiel daar boven.
Scherp af getekend tegen blauwe lucht, bizar getand
Ruïne van vulkaan, die als een kegel werd geschapen
Maar die, uiteen geslagen als door reuzenhand
Werd omgetoverd tot een jonkvrouw, vredig ingeslapen
Al eeuwen slaapt zij in dit warme land
Haar groene flank verbergt de sporen en de wonden
Een djatti kleed, gespreid tot aan het witte zand
Als gouden oedet om haar leest gebonden.
Soedara, als je ter visvangst gaat
Na zoete nachtrust en een vroeg ontwaken
Weet je dan zeker, dat het uur niet slaat
Dat zij na eeuwen rust de ketenen wil slaken
T. A. DE HAAN
De gunung Ringit op Oost Java, aan de Straat van Madoera, wordt
door de bewoners aldaar de "Slapende Jonkvrouw" genoemd, vanwege
het profiel van deze vulkaanruïne.
Een öedet is een buikband.
Het was grote vakantie en vanzelfspre
kend gingen we de bergen in. We
woonden toen in Semarang. In het
bergstadje Salatiga woonde onze tante
Stien Brussaard aan de djalan Tjoeng-
koep Kidoel met haar oude Javaanse
moeder, onze stiefoma. Tante Stien
was een oudere zuster van mijn moe
der uit het eerste huwelijk van mijn
opa. Ze was vroeg weduwe en had
geen kinderen; vandaar dat we bij haar
altijd welkom waren. Tante Stien had
twee Indische buren.
Links woonde de familie Smit(h) en
rechts de familie Bisel. De familie
Smit(h) had kinderen van onze leeftijd.
De oudste Greta was bevriend met
mijn oudere zuster, met Fietje kon ik
prima opschieten. Tientje was een
speelgenote van mijn jongere zuster en
de jongste heette Hetty Smit(h). Ze
werd door ons altijd als spek en bonen
beschouwd. Kassian wel!
In de buurt van tante Stien woonde
toen de familie Hamar de la Bretho-
nière of zoals we ze wel eens noem
den familie di labrak monjet. O, wee,
wanneer onze moeder dat hoorde, dan
werden we op een dikke djantoer (oor
vijg) getracteerd.
Met de meisjes Smit(h) speelden we
vaak toneeltje; zelf geïmproviseerde
toneelstukjes, die meestal opgevoerd
werden in de voorgalerij. Deze werd
door een hoge kembang sepatoe heg
tegen nieuwsgierige voorbijgangers be
schermd. Het stuk "Roll along prairie
moon" zou worden opgevoerd maar
dan in het Hollands. De lamp moest
noodzakelijk van de kap ontdaan wor
den en afgeschermd worden met groen
oliepapier bij de chinees op de hoek
gekocht. De toeschouwers waren wij
en de baboes. Fietje en Tientje waren
de lady-crooners en dan begonnen
ze "In het zacht groene licht, zie ik..."
Ze zongen met heel veel gevoel. Eerst
was de voorgalerij in het donker ge
huld en iedereen had last van de tal
rijke njamoeks. "Waar is de obat nja-
moek", werd gevraagd. Bij het "zacht
groene licht" ging de lamp aan en
bescheen Hetty groenig. Ze lag op de
grond met één elleboog onder het
hoofd en was gekleed in een witte on
derjurk ook wel combiné genoemd. In
het haar had ze een kembang sepatoe
en om de hals een melatikrans. Zo ook
om de enkels (eerst tjoetji kaki, na
tuurlijk).
Handengeklap en bis-bis werd er ge
roepen net in een echte zaal. Fietje,
Tientje en Hetty hadden feilloos ge
showd.
Vaak gingen we zwemmen of pootje
baden in de Kalitaman. Het was een
schone, heldere kali en er dreven
geen lélé's koening in. En dus was er
geen bezwaar van onze moeder om
erin te baden. Er was zoveel te doen
in de vakantie, dat we ons geen mo
ment verveelden.
L. v. d. WORM-FLOHR
28