Een grote verbetering kreeg deze post
verbinding over Egypte door de aanleg
van een spoorlijn van Alexandrië naar
Kaïro. Deze kwam in 1854 onder de
bey Abbas tot stand net in het sterfjaar
van deze aartsconservatief, die niette
genstaande het aandringen van De
Lesseps, niets van een kanaal moest
weten. Destijds woedde er een hevige
strijd tussen Frankrijk en Engeland. Dit
laatste land voelde, wonderlijk genoeg,
weinig voor een kanaal, waarvan Jan
en alleman gebruik kon maken. Enge
land vreesde daardoor zijn eenmaal
verworven scheepvaartspositie te ver
liezen. De Britten vonden een spoorlijn,
die tot Suez werd doorgetrokken, ruim
voldoende. De Fransen daarentegen
waren voor een kanaal, waarvan De
Lesseps een taai en onvermoeibaar
ijveraar was. Zo lang echter Abbas
leefde, kreeg hij geen voet aan de
grond. Pas toen zijn persoonlijke vriend
Said Pasja deze aarts-conservatief op
volgde, kwam de grote kans voor het
kanaal.
Uit dankbaarheid heeft de Lesseps de
naam van zijn weldoener vereeuwigd
in de bloeiende havenstad aan de noor
delijke ingang van het kanaal van
Suez. Het zou echter nog een vijftien
tal jaren duren, eer op 16 november
1869 de Franse "Aigle", met keizerin
Eugénie aan boord, aan het hoofd van
een reeks vaartuigen het kanaal fees
telijk zou openen. Intussen behielp men
zich met een hete en stoffige spoorlijn.
Hoe zo'n reis door Egypte verliep, kun
nen wij nalezen in het aardige boek
van Jhr. Mr. W. T. Gevers Deynout
(heet het plein in Scheveningen ach
ter het Kurhaus naar hem?). Het draagt
de plechtstatige titel: "Herinnering ee-
ner Reis naar Nederlandsch-lndië in
1862". Zijn landmail-reis ging tot Alex
andrië natuurlijk per stoomboot maar
de rede was zo ondiep, dat een klein
Egyptisch stoombootje de reizigers met
hun bagage aan wal moest brengen.
Het station was ver van de stad, doch
vlak bij de landingsplaats, zodat de
reizigers desgewenst dadelijk konden
instappen in een trein, die hen naar
Kaïro kon brengen. Doch dat was niet
de bedoeling van ons Tweede-Kamer
lid. Hij wilde eerst nog iets van Egypte
zien, doch voor het station stonden
geen huurrijtuigen klaar, wel enige E-
gyptische knapen, die hun ezels aan de
hulpeloze toeristen aanboden. Alzo be
stegen onze jonkheer en de anderen
dit geduldige, maar eigenwijze dier en
bereikten de stad Alexandrië. Na de
weinige bezienswaardigheden aldaar
bekeken te hebben werd de reis naar
Kairo voortgezet en wel per trein. Toen
ik in 1964 Kairo bezocht, zag ik daar
bij het hoofdstation onder een afdak
een wonderlijke locomotief staan, stel
lig een maaksel van die tijd. Dit onge
twijfeld Engelse product was een wei
nig bij de Oosterse smaak aangepast.
Het vehikel was in de bontste kleuren
beschilderd en van allerlei fraaie ver
sieringen voorzien. Men kan zich voor
stellen, dat jhr. Gevers Deynout met
zulk een carnavals-locomotief door de
woestijn heeft gereden. Overigens was
hij niet ontevreden over dit moderne
vervoermiddel in het land der Pharao's.
Hij had gehoord, dat de spoor vooral
het werk van de "onderkoning" was,
en dat deze er goed geld mee verdien
de. De trein zat ook overvol, niet al
leen met talrijke Egyptische passagiers,
doch ook met balen wol en katoen.
Gelijk begrijpelijk is, zat onze Holland
se reiziger in de eerste klas. Het was
een eentonige reis van zes uur, over
een kale vlakte, met nu en dan wat
modder van de delta, dezelfde route,
die Napoleon's troepen in 1798 hadden
gemarcheerd. In Kairo stapte hij uit,
om deze stad eens een paar dagen te
bekijken, maar veel vond hij er niet
aan. Het grote Egyptische museum,
waar men thans de schatten uit het
graf van Toet Ank Amon kan bewonde
ren, bestond nog niet. Wel bezocht hij
de moskee van Mohammed Ali, op de
Citadel, vanwaar men een prachtig uit
zicht heeft over de stad. Ook beklom
hij de grote Pyramide van Gizeh, zelfs
van binnen nam hij een kijkje. Doch
uit zijn reisbeschrijving maak ik op, dat
hij veel moois heeft overgeslagen,
vooral in de binnenstad, met o.a. de
beroemde al Azhar-moskee.
Toen hij op Kairo uitgekeken was, nam
hij de trein naar Suez, die niet met de
lijn naar Alexandrië verbonden was,
omdat er wel een voetbrug, maar nog
geen spoorbrug over de Nijl lag. Dit
maal ging de reis door een eindeloze
woestijn, vijf uur lang. Wegens de bo
demgesteldheid lagen de rails niet op
bielzen of dwarsliggers, maar op om
gekeerde ijzeren schotels. Het was een
lange, warme en stoffige tocht. Men
zag niets dan wat karavanen of wacht
huisjes van de spoor.
Suez viel mee. In de laatste twintig
jaar was het gegroeid van een onbe
duidend en armoedig gehucht, tot een
aanzienlijke plaats, dank zij het aan
leggen der Indische boten en de aan
leg van de spoorweg. En de stad
groeide nog steeds! De P. O. maat
schappij had voor de reizigers een
hotel opgericht, zodat ze niet in een
karavaanserail behoefden te overnach
ten. De hotelhouder was een Italiaan
en hij deed zijn werk goed. Zijn hotel
deed niet onder voor de beste in
Brits-lndië. Toch was het geen leuke
plaats, er groeide totaal niets! Enkel
maar zand! Dat hebben wij, bij het
passeren der plaats in de Nederlandse
mailboten, nog goed kunnen vaststel
len. Alleen is Suez intussen nog meer
gegroeid, tot een soort van industrie
stad. Ook hier konden de boten niet
MALEIS/INDONESISCH
sprekend Ned. echtpaar
geeft Indon. les en verzorgt
(desgew. beëdigde) vertalingen.
Adres: Knooren-Yo,
V. W. Poelmanstraat 164
6417 ES Heerlen
tel. 045 - 41 06 46
te dicht bij de wal komen, zodat men
er met een Egyptisch stoombootje
moest worden heengebracht.
Daarna begon een tocht door de Rode
Zee, van vijf tot zes dagen, waar het
zoals nu nog vaak, smoor- en smoor-
heet was, tot 100° toe. Menig Europe
aan werd op die warme reis ziek, en
sommigen stierven zelfs. Ook de laat
ste jaren ging meer dan een Wester
ling, wiens gezondheid in de tropen
had geleden, in de Rode Zee over
boord. Wat moet het toen op de stook
platen der mailboten hels heet ge
weest zijn!
Nog datzelfde jaar heeft de Hr. Ge
vers Deynout de reis door Egypte in
omgekeerde richting ondernomen,
doch toen in heel wat minder prettige
stemming dan enige maanden tevoren.
Het stoomschip de Colombo, waarmee
hij van de gelijknamige plaats naar
Suez zou varen, liep op een koraal
rif bij het eenzame eilandje Minicoy en
verging. Passagiers en bemanning wer
den gered maar hadden èl hun bezit
verloren. Ze brachten een paar nare
en benauwde dagen op de kust door
en konden daarna de reis met een an
der schip voortzetten. Pas in Aden
konden de heren en dames zich van
passende kledij voorzien, geschonken
door de Engelse ingezetenen: het gar
nizoen en de employé's van de P.
O. Er was zelfs één crinoline bij, waar
alle dames dol op waren. Heeft men
die verloot?
In Suez werd een dag in het goede
hotel doorgebracht, 's Avonds te 7 uur
vertrok de sneltrein naar Kairo, die er
vijf uur over deed. Op de locomotief
stond een Europese machinist. Er werd
een half uur stil gehouden, daarna
werd de reis voortgezet, zodat men
om zes uur 's morgens te Alexandrië
arriveerde. Daar onze reiziger over
Triest naar het vaderland wilde terug
keren, besloot hij in het hotel de l'Euro-
pe één nacht te logeren. Doch de def
tige hotelier aarzelde even, om de ha
veloze schipbreukelingen te ontvan
gen, wiens enige bagage bestond uit
een handdoek, waarin hij wat kleding
stukken en enige schelpen van Mini
coy, het eiland van de schipbreuk,
meevoerde. Dankzij de kanselier van
het Nederlandse consulaat werd hij
weer spoedig van een betere uitrusting
voorzien.
De volgende morgen, werd hij, ditmaal
als heer vermomd, met een stoomboot
je naar de Pluto gebracht, een rader
stoomboot, die hem in vijf dagen naar
Triëst bracht. Zo reisde men in 1862
door Egypteland.
Niet alleen Engelsen maakten in de
luttele jaren, dat zij bestond van de
overland-route gebruik, ook enkele Ne
derlanders. Aan ambtenaren en militai
ren zal niet vergund zijn er gebruik van
te maken, die moesten met zeilschepen
om de Kaap, want men wilde de Hol
landse zeilvaart niet duperen. Wij had
den destijds geen vaste lijndiensten
van Nederland naar Alexandrië, en van
(lees verder volgende pagina)
17