Nassiballe of Bloemkoolé
<m
w
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIJIII
'lll'llllllllllllllllllllllillllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllM
lllllllllllllllllDlllllillllllltl
Laatste woorden over Late Lien
Het schrijven van een boze brief vergt meer moeite en
moed dan het schrijven van een instemming. Dit moet wel
de verklaring zijn voor het feit dat het aantal reacties anti
de Late Lien Shows (en nog steeds dagelijkse telefoontjes)
vele malen groter is dan de boze die ik op mijn felle critiek
(Moesson nr. 12) kreeg. Zonder het beproefde Nipo-onder-
zoek voor de waardering van deze shows af te wachten,
durf ik er toch van overtuigd te zijn, dat de pro tante Lien
kijkers het gewonnen hebben en in de toekomst nog meer
aan hun trekken zullen komen. Het is maar waar je trek in
hebt.
Terug te komen op de boze brieven lijkt me juist, omdat uit
alle bleek dat men mijn critiek totaal verkeerd uitgelegd
heeft en de quintessense er niet van snapte.
Ik moet me beperken tot de voornaamste passages uit die
brieven.
"De mensen die dat (de show) niet konden slikken,
zijn zeker degenen, die hun Indisch accent hebben
verruild voor accentje plat Amsterdams, hun bruine
huid hebben gekregen door de Spaanse zon en de
sarong-kabaja is iets voor baboes!"
W.V.L.
Als er ooit fervente voorstanders waren voor het behoud
van "petjok" (niet te verwarren met slecht Nederlands met
een hard Indisch accent, op een schreeuwtoon) dan zijn
het wel Tjalie en ik geweest, Tjalie schreef "Ik en Bentiet",
durfde het nooit uitgeven, omdat hij wist dat er een grote
groep Indische mensen was, die zich schaamde voor dat
taaltje. Ik gaf het na Tjalie's dood toch uit, omdat ik het
petjok beschouw als een EIGEN karakteristiek van dierbare
landgenoten waartoe ik ook behoor. Er is niets bescha
mends in het spreken van petjok, als men het écht kan
spreken, onder elkaar. Het is de taal'van vertrouwelijkheid,
gelijke gevoelens, verbondenheid. En het is - hoe grappig
ze ook overkomt - geen artikel om er 13 millioen Nederlan
ders mee te vermaken.
In Californië rekent de Indo-Community Center het tot
een voorrecht zich jaarlijks met een Indische show
te presenteren. Het werden stuk voor stuk kostelijke mu
sicals waarin professioneel gedanst, gezongen en vooral
geacteerd werd. In goed Nederlands (afhankelijk van de
rol) en volmaakt petjok, weergaloze humor en amusant
van klasse waar elke Nederlandse show een puntje aan
kan zuigen
Wat de sarong-kabaja betreft, ik ben het geweest die 12 jaar
geleden het dragen ervan propageerde. Via mode-shows
en door zelf op alle gelegenheden in sarong en Indische
kabaja te verschijnen. Een dracht die ikzelf te élégant, te
vrouwelijk en te eerbaar acht om er carnavalsliedjes in
te zingen. Maar ik heb overigens geen sarong-kabaja nodig
om te bewijzen dat ik Indische ben. Dat ziet iedereen zo
aan me, je komt er als Indische nooit onderuit. Gelukkig.
Doe maar gewoon, dan bent u al Indisch genoeg!"
"Sta toch neutraal en bekijk alles een beetje vrolijk,
als u wat voor anderen wilt doen, dan alleen Moesson
uitgeven. Uw artikelen zijn ook niet altijd grappig.
Soms vraag je je af, wat doet dat mens in Nederland.
U bent vrijwillig hier gekomen hoor!"
Mevr. R.
Als u met neutraal misschien "objectief" bedoelt dan kan
ik u zeggen dat juist door die objectiviteit mijn weerzin van
wat ik zag en hoorde zo groot werd. Ik heb zelden een
dilettantischer vertoning gezien, met zoveel onjuistheden.,
halve waarheden en onechtheden. Op uw vraag wat ik in
Nederland doe? Na het zien van de show vroeg ik me dat
inderdaad afl
Uit de andere brieven kan ik te weinig aanhalen dat tot
"Wij zenden dag en nacht uit, bij mooi weer zelfs met buiten-
gebeuren." POIRRIÉ
repliek zou kunnen leiden. Ik ben jaloers, afgunstig, ik heb
hoogmoedswaanzin, ik heb een minderwaardigheidscom
plex. Vooral dat laatste stempelt mij tot de echte Indo, dus
dat beschouw ik als een compliment.
"Voor mij hoeft die show niet meer. Ik geloof niet dat
Wieteke daar de schuld van is, in de eerste plaats is
ze veel te jong om ons te begrijpen, in de tweede
plaats is het haar verdienste".
CHR. T. B.
In de eerste plaats is W.v.D. zo jong niet meer en dient ze
als vakmens te wéten waar ze de juiste informatie moet
halen. Alleen rekening te houden met de onwetende Ne
derlander is een belediging voor hen die wel weten dat
Indische mensen niet zo onnozel en onbenullig zijn, als ze
werden voorgesteld.
Dat de Nederlandse pers unaniem enthousiast was over
de shows is het beste bewijs dat ze slecht waren. Waarom
zou de opinie van de Nederlandse recensenten, die zonder
uitzondering geen snars van Indonesië en nog minder van
Indische mensen afweten (Simon van Collem noemt ons bij
monde van Johan Fabricius hardnekkig "Indonesiërs"). De
enormiteiten over Indië en Indonesië die doorgaans in de
Nederlandse pers voor zoete koek worden geslikt, staan
waarborg voor een onbesmet" koloniaal verleden, mocht
er een journalist onder zitten die voor een blauwe maandag
eens in Indonesië heeft vertoeft. Zouden we dus met die
critieken zo blij moeten zijn? Integendeel dus.
Intussen ben ik wel benieuwd hoe deze succesvolle serie
zal worden voortgezet. Het hele kleurrijke scala van het
Indisch-zijn is immers opgebruikt: slecht Nederlands spre
ken, voortdurend eten, Indische liedjes, dansi-dansi, een
beetje namaak-krontjong, latah zijn (overigens geen In
dische maar een Indonesische hebbelijkheid) en goena-
goena. En dan wat?
Maar we worden nog eens beroemd, dank zij Wieteke. Men
hoeft maar even over tante Lien te praten of floep! daar
rolt bij haar het djedar-djedoer accent al over de lippen.
Er is sinds kort ook een tv-reclame van rijst met een adoe-
zo-lekkerrr-seg stem. En ik durf te wedden, dat de bouwvak
kers die ik elke ochtend op mijn ochtendwandeling met de
hond passeer en die steevast ."hé Piet, mot je nog bloem-
kolé' roepen, hun vrolijke kreet zullen wijzigen in "Hé
tante Lien, heb je nog nassiballé?"
Mijn geliefde sarong-kabaja, durf ik je nog wel met goed
fatsoen aan?
LILIAN DUCELLE