DE REIS TERUG
De treinreis duurde lang. Eindhoven - Den Haag. Maar ik
vond het helemaal niet erg, dat het een boemel was, dan
kon ik extra lang van de voorpret genieten.
Bij elke plaats stopte de trein, Tilburg, Breda, Dordrecht,
Delft, 's-Gravenhage. Zelfs op twee kleine plaatsjes (de
naam ben ik vergeten, nog voor 's-Gravenhage) daar
stopte de trein. In één van die kleine plaatsjes stapte
een oudere heer de wagon binnen en ging tegenover mij
zitten. Heel netjes hing hij zijn regenjas op en ging op zijn
gemak, zijn collectie stenen bekijken.
Onwillekeurig keek ik mee. Hij deed me enigszins aan
mijn vader denken. Die was ook altijd met stenen bezig.
Ik was opgegroeid met namen als kattenoog, lapis, opaal,
maansteen, smaragd, emerald.
Hij merkte mijn belangstelling en begon een praatje. Ik
vertelde hem, dat mijn vader ook zo'n mooie collectie
stenen had, hij had ze in Indië in ringen laten zetten en zo
dozen vol mee naar Holland genomen. Hij moest er heel
veel invoerrechten voor betalen, maar dat had hij er grif voor
over, want het waren zijn djimats, zei hij altijd. Maar hier in
Holland leken ze wel zonder kracht, want zijn praktijk als
magnetiseur, mocht hij hier niet uitoefenen en al gauw wa
ren zijn spaarcentjes op en moest hij op zijn ouwe dag
nog achter de lopende band gaan staan om in zijn
onderhoud te voorzien, want hij had nog nooit zijn hand
opgehouden bij de soc. dienst, dus dat wou hij nu ook niet.
Aan de lopende band kon hij het echter niet uithouden.
Het was er snikheet en stoffig en terug naar huis moest
hij in weer en wind op zijn motor kruipen, wat op zijn
leeftijd fataal was en al gauw lag hij dan ook geveld met
een zware kou te bed. Eén voor één moest hij zijn mooie
ringen en stenen verkopen om in leven te blijven. Eindelijk
toen de toestand niet verbeterde besloot hij te emigreren
naar een ander land, waar het klimaat in elk geval beter
was. Weer wedden zijn stenen en ringen ingepakt en ver
scheept naar California. Daar pakte hij elk baantje aan,
dat hij krijgen kon, maar op het laatst moest hij toch weer
teruggrijpen naar de verkoop van zijn stenen. En ik weet
dat niet zijn ziekte, maar het afstand doen van al deze ge
liefde stenen hem uiteindelijk heeft doen sterven, hij was
pas 59 jaar, maar verdriet over het verlies van zijn stenen
heeft de doorslag gegeven. Ik vertelde dit zo aan die oude
re heer in de trein, omdat ik zijn strelende blik voor de
stenen herkende. Zo keek mijn vader ook altijd als hij weer
eens een heel mooi exemplaar op de kop had getikt.
De oudere heer vroeg mij of niet een gedeelte van mijn
vaders collectie tot mijn erfenis behoorde, en of ik zelf
ook niet een paar stenen uit Indië had meegebracht. Tot
mijn eigen verbazing moest ik bekennen, dat ik daar nog
nooit over nagedacht had en dat ik ook geen steen had
meegebracht uit Indië. Ja toch, wel één, een doodgewone
kiezelsteen van het paadje van onze tuin. Zo'n steen waar
je met een stukje mos en een stuk ijzer vuur uit kan slaan.
Ik had het eigenlijk alleen meegenomen om iets van daar
mee te nemen. In mijn hand had ik het glad gewreven en
in mijn zak gestopt.
(Foto: Rogier)
Stenenverkopers en stenenkopers, beiden experts op het gebied
van edel- en halfedelstenen. Deze verkoper ergens in Bogor heeft
een prachtcollectie "akiks", agathen in de meest wonderlijke kleu
ren. Elke kleur en tekening volgens hen die het weten kunnen,
heeft een eigen betekenis. De stenen zijn veelal met de hand bij
geslepen en geglansd en ze hebben nog net dat natuurlijke be
houden dat ze interessant maakt.
In Holland vond ik hem terug en heb ik hem tussen de
andere stenen gegooid in de tuin bij mijn schoonmoeder en
zachtjes gezegd: "Ik hoop, dat je niet opgemerkt wordt
tussen de Hollandse stenen." Het is hem beter gelukt dan
mij, want die oudere heer besloot met de woorden: "Ik
zag aan U, dat U ook uit Indië kwam en daarom heb ik U
aangesproken.
"Waar gaat U naar toe, als ik vragen mag." "Naar mijn
moeder, die is jarig vandaag."
"Er zal wel een grote koempoelan zijn van allemaal familie
leden?"
"Ja," zei ik "en een heleboel makanan. Ik ben lang niet ge
weest, omdat ik een Hollandse steen wou worden, maar
dat is niet gelukt en daarom keer ik terug."
En ik wist, dat dat de enige waarheid was, waarom ik deze
keer in de trein zat op weg naar de verjaardag van npijn
moeder.
E.P.
(Vervolg: "Brieven over")
"MANNENFOUT"
Ik ben er in "Moesson" op gewezen
dat ik in mijn kleine roman "De Zwa
luwen van Klapanoenggal" van klap-
permelk spreek waar het klapperwater
had moeten zijn. Ook een lieve lezeres
tikte mij op mijn vingers, maar maakte
het meteen weer een beetje goed door
in haar brief van "een typische man-
nenfout" te spreken. Wat kan ik als
excuus voor mijn vergissing aan
voeren? Niet veel, behalve dat mijn
vriendjes en ik niets vermoedend
van "klappermelk drinken" spraken,
als wij in een kampong uitbliezen
nadat we uren lang door de sawah's
hadden gemarcheerd onder leiding van
kapitein Pourchez, roemrijker nage
dachtenis (kent iemand hem nog? dat
was zo omstreeks 1912!), en elkaar als
Winnetou's Indianen beslopen hadden
rondom de grafheuvels van het Chi
nese kerkhof aan - herinner ik mij dat
goed? - de Jakatraweg.
Voor de werkelijke klappermelk ge
bruikte ik als jongen uitsluitend het
inheemse woord: santen. Mijn vrouw
is daarmee zeker nog één keer per
week in de weer voor de bereiding van
sajoer lodèh en andere heerlijkheden.
Dus: fra 'skuus!
JOHAN FABRICIUS
JAREN DIE DUBBEL TELDEN
Politieke herinneringen uit mijn
"Indische" jaren.
door J. de Kadt.
Een spannend verhaal van per
soonlijke en politieke ontmoetin
gen en belevenissen. Voor de
kennis van de overgangsperiode
van Ned.-Indië naar Indonesia is
dit boek van uitermate groot be
lang, met informatie die voor
velen nieuw zal zijn.
Verkrijgbaar bij Boekhandel
Moesson f 27,50 f 2,75 porto
13