Journalistieke Herinneringen CXXXI1
Na de Duitse overval van Nederland week de Koninklijke familie en het kabinet
met een aantal topambtenaren naar Londen uit, zoals men weet. Deze verplaat
sing van de zetel van de regering is het onderwerp geweest van veel discussie
in Nederland en aanvankelijk van veel kritiek. Was het zoveel beter geweest,
als het vorstelijk huis en het kabinet in Nederland waren gebleven?
Het voorbeeld van België, waar de
koning de gevangene van de Duitsers
werd en slechts een paar ministers
zich wisten te redden door naar het
buitenland - ook Londen - uit te wijken
heeft op die vraag geen antwoord ge
geven. Een andere vraag, waarmee de
Belgische regering niet te kampen had
maar die de Nederlandse regering in
ballingschap in het begin van haar be
staan in belangrijke mate bezighield
was de volgende: behoorde de Kroon
en haar dienaren zich niet te begeven
naar het nog vrije deel van Nederland?
Met name: naar Nederlandsch Indië?
Dat was toch waar zij thuishoorde?
De discussie over deze vraag heeft
de gemoederen in Londen sterk bezig
gehouden. Zij is aan Indië vrijwel voor
bijgegaan. Het is in ieder geval geen
onderwerp van openbare discussie ge
weest. Wel was dit ook binnenskamers
de Volksraad, beleidsadviseur van
Weiter.
In de verdere discussie over dit onder
werp wordt in Londen de bovenaange
haalde uitspraak van de koningin ver
zwakt tot de verklaring, dat de Kon-
ningin "om gezondheidsredenen" had
besloten, niet naar Indië te gaan. Men
kan trouwens veilig aannemen, dat niet
alleen vrees voor het tropisch klimaat
Wilhelmina bèwoog. Ongetwijfeld
speelden, behalve een haast ziekelijke
angst voor haar gezondheid na de
zware typhusaanval die haar in het
begin van haar regering bijna had
weggerukt de wens, zo dicht mogelijk
bij het vaderland te blijven een rol.
In Indië zou zij zover van het centrum
zijn verbleven, dat een rechtstreeks
contact van haar regering met de ge
allieerden praktisch uitgesloten was.
Zij had een alternatief plan: waarom
landse top niet veel aan. Zij had
wel wat anders te doen dan te luiste
ren naar die heren! Bovendien waren
er in Nederlandse kring zeer uiteen
lopende standpunten vis-a-vis de oor
logsdoelen. Sommigen beschouwden
de situatie in Europa na de Duitse
successen voor gezien en hoopten
slechts dat na de oorlog de integriteit
van het koninkrijk met zijn rijk bezit
aan de evenaar uit de wereldbrand
zou kunnen worden gered, anderen
volgden Churchill in zijn fantasiën over
een zowel staatkundige als econo
mische onttakeling van Duitsland en
er waren er ook, die de algehele ver
nietiging van Duitsland in de toekomst
zagen als een dodelijke slag voor de
Nederlandse economie. Was Duitsland
in normale tijden niet onze grootste
handelspartner?
Dwars door deze zaken speelde de
verhouding tot Japan, waarmee wij in
onderhandeling waren. Tenslotte was
er nog de vraag, hoe het contact met
Indië in deze sombere tijden te hand
haven. Was de Landvoogd op staat
kundige gronden een warm voorstan
der van de overkomst van de regering
naar Indië, toen eenmaal de kogel door
de kerk was en vaststond dat zij Lon-
De aankomst van de ministers Weiter (links) en van Kleffens (op
de vliegtuigtrap) op het vliegveld van Batavia in maart 1941.
Verwelkoming van de Nederlandse minsters door Ned.-Indische
autoriteiten. Rechts naast minister Welter de Legercommandant
Lt.-Gen. Berenschot.
een onderwerp dat de gemoederen
bezighield. De Landvoogd was er op
staatkundige gronden sterk voor, dat
de regering zich naar Nederlandsch
Indië zou begeven. Ook het kabinet,
aanvankelijk. Het was de Koningin, die
zich verzette, ofschoon zij het in begin
sel eens was met de voorstanders.
Blijkens een passage in het dagboek
van mr. G. H. C. Hart, die als Indië-
specialist op economisch gebied door
de toenmalige minister van koloniën
Welter was verzocht naar Londen te
komen en daar - op het randje af -
in slaagde, schrijft in zijn een paar
jaar geleden gepubliceerd dagboek,
dat Wilhelmina tegen de minister van
buitenlandse zaken Van Kleffens had
gezegd, dat "zij niet tegen de warmte
kon". Hart noemt deze uitspraak "een
Oranje onwaardig". Hart was in Lon
den met mr. Peekema, oud Regerings
gemachtigde van Algemene zaken in
niet dat deel van haar ministers (die
voor het grootste deel in Londen toch
geen wezenlijke taak hadden) naar
Indië te laten gaan en een soort kern
kabinet in Londen te handhaven? Dit
zg. Kleine plan werd echter door de
Landvoogd ten sterkste ontraden - en
terecht! Zodat ook dit in de ijskast
verdween. Men moet er niet aan den
ken, dat de heer Van Starkenborgh
zou zijn opgezadeld met een aantal
bewindslieden uit het moederland, die
in Indië geen taak hadden en trouwens
volkomen buiten de Indische realiteit
stonden.
Er waren intussen ook nog wel andere
vraagstukken waarmee de regering in
ballingschap zich had bezig te houden,
dat spreekt vanzelf. De Britse regering
had dan wel gastvrijheid verleend aan
de regering, maar trok zich van deze
niet-genodigde bezoekers naar het
oordeel van een deel van de Neder-
den niet zou verlaten begon de gou
verneur-generaal zich zeer geisoleerd
te gevoelen. Hij drong er op aan, dat
de regering in ballingschap in ieder
geval een afvaardiging naar Indië zou
zenden om "bij te praten" en een beter
inzicht te verkrijgen in de situatie in
Europa. Ook de netelige onderhande
lingen met Japan eisten een ruimer
overleg dan via de telegraafkabels mo
gelijk was. Op de aandrang vanuit In
dië om enige ministers af te vaardigen
voor een gesprek over de vele ge
wichtige problemen ging de minister
raad in Londen tenslotte in, maar niet
van harte. Uit de notulen van de mi
nisterraad blijkt niet of zakelijke dan
wel persoonlijke bezwaren een rol
hebben gespeeld bij de beslissing, die
tenslotte met 6-4 stemmen werd ge
nomen. En zo vertrokken in maart 1941
de ministers Van Kleffens met een ad
viseur en Weiter, eveneens vergezeld
12