Over de Giesting, vaders' gevaarlijke hobby en zijn resolute dochter Toen de Belgische televisie de film "De slag om de Coral Sea" vertoonde en het hele gezin vol spanning de film volgde, was ik met mijn gedachten elders. Ik keek wel naar de film, maar mijn gedachten gingen jaren terug, naar de periode van de Tweede Wereldoorlog. We woonden toen (en met we bedoel ik: mijn vader, Njo Vreede, moeder en Louis, Deetje, Anneke, Pih, Abbe, mijzelf, en Loesje) op de Giesting, een project van het I.E.V. 5 december 1941Voor het eerst geen St. Nicolaasfeest, zelfs niet op school. Er werden wel wat wedstrijden ge houden, maar alles verliep totaal sfeerloos en het was merkbaar dat er iets ging gebeuren. Als twaalfjarige jongen dacht je niet aan oorlogsdrei ging, maar had je de pest dat juist het leukste en gezelligste schoolgebeuren het St. Nicolaasfeest werd afgelast. Enkele dagen daarna - het was 9 of 10 december, precies weet ik het niet' meer - werd de spanning gebroken door de mobilisatie en het in uniform gestoken vertrek van vele jonge ge huwde en ongehuwde mannen. Samen met Abbe ging ik naar het centrum van de bebouwde kom van waar de bus met militairen zou ver trekken, niet alleen uit nieuwsgierig heid, maar ook om Louis weg te brengen. Niettegenstaande er toen in vele gezinnen droefheid heerste, zon gen bij het vertrek van de bus al die mannen uit volle borst de in die tijd bekende toppers. Wie niet wist dat de oorlog was uitgebroken, zou zeggen dat ze op herhalingsoefening gingen. Nadat de bus uit het oog was ver dwenen gingen we huiswaarts. Thuis zaten mijn ouders in de voorgalerij. Moeder zat te huilen en op het gelaat van pa was een opkomende donderbui te zien. We hadden het niet breed maar waren gezond en gelukkig. Het laatste werd echter verstoord door het vertrek van mijn broer. Een andere broer, si Pih, bevond zich reeds enkele maanden ter vervulling van zijn dienstplicht op Java. Twee van hun zonen de oorlog in, het was teveel voor mijn ouders en dit uitte zich ongeveer een uur na onze thuiskomst in een donderbui. De ouwe heer barstte in woede, uit: „We zullen die smerige Jappen wel klein krijgen, mijn jongens krijgen ze er niet onder" etc. etc. en het ging de hele middag door. De dagen verstreken en pa ging er steeds op uit om bij anderen naar de nieuwsberichten te luisteren, want zelf hadden we geen radio. Hij leefde zo intens met de situatie mee, dat niets hem teveel was om maar achter wat nieuws te kunnen komen. Kerstmis 1941, er mocht geen nacht mis gehouden worden vanwege de verlichting en op Kerstdag leek de kerk zo leeg. Oudejaarsavond 1941, geen geknal van vuurwerk, het afsteken werd ten strengste verboden en we hadden notabene zoveel. Abbe had nl. maan den van tevoren pakje voor pakje opgespaard. Zodra hij maar wat cen ten had kocht hij wat (en ook nu hier in Holland, soedah bedjengkot doet hij dat ieder jaar nog). Er heerste die avond dan ook een doodse stilte. Toch hebben we zijn vuurwerk nog afgestoken. Nieuwjaarsdag 1942, een sombere en bewolkte dag. In de loop van de dag kregen we bezoek van de kinderen van het Weeshuis - ze kwamen vaak bij ons, om te picknicken, vruchten halen etc. - ze kwamen ons gelukwen- interneerd. De Jap zei dat we voor drie dagen naar Tandjong Karang moesten, waar we over het e.e.a. zouden wor den gehoord, veel behoefden we dus niet mee te nemen. Het werden enkele maanden. Begin augustus mochten 'we naar huis terug, anderen die meer dan 50% Hollands bloed hadden bleven en werden later naar andere inter neringskampen overgebracht. Tijdens onze afwezigheid hebben de Indo- nesiers behoorlijk huisgehouden en de huizen leeggeplunderd. Met het beetje dat we nog over hadden en ook wat we zelf bij de Indonesiërs hebben teruggehaald, moesten we het verder doen. Gelukkig deden de vruchtbomen het geweldig en met de verkoop van de vruchten hebben we het nodige kunnen verschaffen Was het puur toeval of misschien naar aanleiding van een gesprek dat wij geinterneerd werden??? ik weet het niet. Doch de dag voor onze inter nering moesten Abbe en ik spocie- zand uit de kaii bij het Weeshuis halen. We deden dit met onze paarden, Een kolonisten-familie voor hun huis in de Giesting. sen en bleven de hele dag. In de middag ging het onweren en regenen, van deze gelegenheid maakte Abbe gebruik. Hij deelde zijn vuurwerk uit en toen maar djedar - djedor in de woonkamer, de voorgalerij, de keuken, zelfs tot in de slaapkamers. Door het onweren was het geknal toch niet ver te horen en doordat we ook een heel eind uit de bebouwde kom woonden, behoefden we niet bang te zijn dat ze ons zouden horen. Na nieuwjaarsdag verstreken de dagen de weken en de maanden en de Jap kwam steeds dichterbij. In april '42 trok een hele Japanse kolonne van enkele duizenden door de Giesting op weg naar de haven en vissers plaats Kota Agoeng. Enkele weken hierna werden we ge- we hadden er twee en konden ermee omgaan als rasechte cowboys uit het wilde westen. Terwijl wij het zand aan het scheppen waren kwam een Japan se patrouille naar ons kijken. De commandant sprak ons aan en zei dat we naar school moesten, terwijl de school dicht was. O.a. zei hij, in een koeterwaals van allerlei woorden dat we zo snel mogelijk de Japanse taal moesten leren. Onnadenkend en onbe vreesd zei ik daarop: ,,Wat???? de Japanse taal leren, o nee, we hebben wel nog wat anders te doen dan die rottaal van jullie te gaan leren". Met een van woede vertrokken gezicht ging hij met zijn patrouille heen. En de volgene dag zaten we in de knijp. Direct na terugkomst uit de ,,boei" begon mijn vader met het verzamelen 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 24