Wagenweelde in Oud-Batavia
door Dr. H. J. de Graaf
In de eerste helft der vorige eeuw was het personenvervoer in de hoofdstad
van Ned.-lndië nog een groot probleem. Openbaar vervoer bestond er eenvou
dig niet en de afstanden waren reusachtig. Van de oude stad tot Meester-
Cornelis was een kleine 15 kilometer, terwijl veel handelslieden hun werk
overdag in de benedenstad hadden. De rijken en aanzienlijken hadden vaak
eigen gerij, maar de kleine man moest maar zien, hoe hij het op zijn kaki's deed.
Nu zullen wel veel handelsklerken en dgl. hun woonplaats in de Prinsenlaan en
omgeving hebben gehad, doch zij zullen destijds heel wat meer hebben moeten
lopen, dan waaraan men in later jaren gewend was. In elk geval was Batavia
nog niet tot zulke ontzaggelijke afmetingen uitgegroeid als thans Jakarta - het
Koningsplein was één vierkante kilometer, maar toch hadden de eenvoudigen
het zwaar, wanneer ze van hun werk aan de Kali Besar huiswaarts keerden,
's namiddags om twee uur I
Een jong luitenant, zoals Van Rees ons
die beschrijft in zijn pas uitgekomen
boek, met een zeer bescheiden trac-
tementje, bevond zich in de vooravond
in de grootste verlegenheid, wanneer
hij bij bevriende relaties beleefdheids
bezoeken moest afleggen, aan de aan
zienlijken, die aan ruime woonerven in
grootse paleizen rondom het Konings
plein resideerden.
Hoe gelukkig was dan een collega, die
na een maandenlang verblijf op een
eenzame post in Sumatra's binnen
landen, waar de olifanten zijn naaste
buren waren en geen kans bestond
om iets uit te geven, van zijn opge
spaard tractement een keurige bendy
met een prachtig paard kocht, waar
mede hij langs Noord- en Rijswijk
pronkte.
Hier en daar werden rijtuigen ver
huurd, doch dit was zo min makkelijk
als goedkoop. Toen jhr. mr. Gevers
Deinout voet aan wal zette en bij de
Boom werd afgezet - de haven van
Tandjong Priok was er nog niet - trof
hij daar niet, zoals in Bombay, Calcut
ta of Singapore vierkante koetsjes op
vier wielen, "huurpalanquins" aan, die
om strijd werden aangeboden. Er was
totaal geen vervoer, en het kostte hem
de grootste moeite om voor zijn per
soon en bagage een rijtuig tegen vier
gulden te huren, wat destijds een aan
zienlijk bedrag uitmaakte, waarmede
hij eerst naar het Marine-hotel, waar
alles vol was, en toen naar het Hotel
des Indes had te rijden. En ook tijdens
zijn verblijf in Batavia-Weltevreden
moest hij 3,tot 4,voor een
halve dag rijden betalen hetgeen deze
goed gefortuneerde heer danig ver
droot.
Kennelijk bestond in het jaar 1862 de
"Eerste Bataviasche Rijtuig-Onderne
ming" nog niet, wier initialen E.B.R.O.
op haar rijtuigen geschilderd stonden,
zodat het Europese publiek gewend
raakte, om dergelijke "huurpalanquins"
Ebro's te noemen, gelijk men, naar ik
mag aannemen, tot op de huidige dag
is blijven doen. Dit soort voertuigen
was op Java zeker geen nabootsing
van een Westers vervoermiddel, doch
is vermoedelijk uit Singapore of India
overgekomen. Het woord palankijn, dat
ook draagstoel kon betekenen, is ook
een Indisch woord. De oudste vorm
vinden we in het eerwaardige Sans
kriet en het luidt dan paryanka, maar
in het Pali, de jongere heilige taal der
Boeddhisten, luidt het pallangka, dat
al wat dichter bij palankijn staat. Bij
de Portugezen, de oudste kolonisa
tors is het palanquim, en van dezen
zullen de Nederlanders het hebben
overgenomen, want een i ging bij ons
gemakkelijk in een ij over. U ziet het,
de huurpalankijn heeft een zeer oude,
eerbiedwaardige afkomst en dat zou
men aan onze ebro's met hun schame
le paardjes en sjofele koetsier niet
altijd vermoeden.
Mogelijk had de oprichting dezer "Eer
ste Bataviasche Rijtuig-Onderneming"
nog vóór het jaar 1865 plaats, want
toen kostte het blijkbaar weinig moei
te om voor de pas in Indië gearriveer
de luit. Gerdessen zulk een voertuig
te "bestellen". Ook buiten Batavia zijn
de ebro's al van ouds bekend, maar
heetten dan anders? andong in de Vor
stenlanden en krèta in Soerabaja.
Bij zijn bezoek in 1862 aan Batavia
werd aan mr. Gevers Deinout verteld,
dat enige tijd geleden "zeer ligte kar
retjes" met één paard bespannen wa
ren ingevoerd, speciaal gebouwd voor
"Inlanders" met hun tengere gestalte.
Zij reden er de ganse dag mee langs
Molenvliet, waar ons Tweede-Kamer
lid ze vanuit het hotel Wisse de ganse
dag kon zien passeren. "Men zeide
mij, dat het een geheel nieuw trans
portmiddel was, dat in de laatste tijd
zeer algemeen was geworden". Doch
ook voor de njonja's was het heel ge
makkelijk, wanneer ze haar kokki naar
de pasar wilde zenden. Die bleven dan
niet zo lang weg. Wat waren dit voor
nuttige karretjes?
Dit moeten de ons oudgasten zo ver
trouwde sado's en deelemannetjes zijn
geweest die toen hun triomftocht over
Batavia's nog niet geasfalteerde, doch
wel gemacadamiseerde wegen maak
ten. Wie van de beide sóórten het
eerst begonnen is, bleef mij onbekend.
Het minst origineel lijkt de sado, welk
woord kennelijk is afgeleid van het
Franse dos-è-dos, dus een rijtuig,
waarin koetsier en passagier gezellig
rug aan rug zaten. Men zal zich her
inneren dat de dierenlievende "koe-
sir", alvorens zich in beweging te zet
ten, er op lette, dat de wagen goed
in evenwicht stond, opdat het paard
zo min mogelijk van het gewicht der
inzittenden te torsen had, en alleen
maar behoefde te trekken. Dit was
ongetwijfeld een vrij getrouwe na
bootsing van een westers voertuig.
Oorspronkelijker was de deeleman.
Het jaarboek van Batavia en Omstre
ken van 1927 deelt mede, dat dit rij
tuig zijn naam dankt aan "een voor
heen zeer bekend ingezetene", de in
genieur C. T. Deeleman, de uitvinder
en bouwer van het vehikel. Deze tech
nicus was een veelzijdig man. In 1845
uitgekomen als waterstaatsingenieur,
was hij later aannemer van huizen ge
worden, waaraan grote behoefte be
stond. Van ambtenaar werd hij dus
"partikoelir sadja", zeker omdat het
meer opbrachtTenslotte stichtte
hij een ijzerconstructiewerkplaats,
Straatbeeld uit de vorige eeuw in de oude benedenstad van Batavia.
6