waaruit zijn karretjes zijn voortgeko men. Zulke veelzijdige ingenieurs zal men thans nog maar zelden tegen komen, doch dit was in het begin der z.g technische revolutie geen uitzon dering. Hij schiep dus een glimmend zwart wagentje, waarin men via een miniatuurdeurtje van achteren kon in stappen, en waarbij men geen even wichtsoefeningen behoefde te verrich ten, alvorens de "koesir" de zweep over zijn koeda dorst te leggen. Het dankbare publiek heeft aan deze cre atie de naam van zijn schepper ge schonken en zo staat zij zelfs in het nieuwe Indonesisch-Nederlandse woor denboek van dr. Teeuw vermeld: dèl- man tweewielig voertuigje, evenals trouwens ébro vierwielig rijtuig. Wij zagen dus, dat dit laatste voertuig de Oudste rechten heeft, en vermoe delijk uit India of uit nog verdere lan den werd overgenomen, terwijl sado en deeleman pas omtrent 1860 ontston den. Hoeveel er thans van dit gerij, dat aan vele Indonesische koetsiers, stalknechts, wagenmakers, hoefsme den enz. werk verschaft, nog rondrij den, zou ik niet durven zeggen. In 1950 kreeg ik sterk de indruk, dat ten minste de deelemannetjes sterk op de terugtocht waren. Hun tarieven waren ook wat hoger. De deelemans werden buiten Batavia ook overgenomen, evenals de sado's bv. te Soerabaja in 1874. Gelijk reeds werd opgemerkt, waren sado en deeleman voertuigen, die op Indonesische afmetingen berekend wa ren. Europeanen bleven daarom ook de voor hen meest geschikte voertui gen trouw en wrongen zich niet in die kleine karretjes, althans voorlopig niet. Ziet hier, wat mr. Gevers Deynout 's- morgens tussen 8 en 9 uur vanuit zijn voorgalerijtje in hotel Wisse opmerk te (p. 36-37): "Van alle zijden ziet men dan de amb tenaren en kooplieden in hunne rij tuigen aankomen: deze zijn meestal open calèches, palanquins (ébro's) en bendies, namelijk zeer ligte kap- chaisjes met een klein vurig paardje bespannen en met een Javaanschen jongen achterop, die gewoonlijk staat en het hoofd door eene in de neerge slagene kap gemaakte opening steekt, ieder oogenblik gereed om het paard bij den kop te vatten (Toean ment blijkbaar). Vooral langs den Molenvliet is dan een stroom van rijtuigen, die hol lende naar Oud-Batavia rollen; ieder jaagt om het hardst, alsof hij geen oogenblik te verliezen had. In deze rijtuigen is veelal een tiffin (lunch of rijsttafel zegt mijn woordenboek) of ontbijt van vleesch en anderszins ge borgen, dat tusschen 12 en 1 uur ge nuttigd wordt. Tusschen 3 en 4 uur na den middag komt die zelfde stroom terug, en keert ieder huiswaarts Zo ging het dagelijks op Molenvliet toe, vóór het automobieltijdperk. Toch konden zelfs de gecombineerde E.B.R.O. en de talloze nieuwe Inlandse karretjes in de toenmalige behoefte aan goed en goedkoop transport niet De deeleman, vele tientallen jaren een vertrouwd straatbeeld in Indië, sedert deze vinding van Ir. Deeleman omstreeks 1860 haar intrede deed in het verkeer. voorzien. Het was daarom voor zeer velen, zelfs voor de beter-gesitueer- den een grote opluchting, toen begin september 1869 de eerste nog door paarden voortgesleepte "wagons" van de "tramway" van Meester Cornelis naar de Kali Besar begonnen te rijden. C. Busken Huet meldt in een brief aan zijn vriend Potgieter, dat begin sep tember 1869 de eerste wagens van de "Tramway-maatschappij" langs zijn gastvrij huis op Kramat reden. Hij maakte er een dankbaar gebruik van, om 's morgens zijn redactiebureau in de oude stad te bereiken, en laat in de namiddag, vandaar naar huis terug te keren. "De uitgaaf is gering, te ge ring bijna om te kunnen duren", filo sofeerde onze litterator. "10 centen heen en 10 centen terug". Niemand begrijpt, hoe de Maatschappij tegen zulk een laag tarief met voordeel wer ken kan. Dit is in te zien, doch de tram moest concurreren met de tal loze Inlandse karretjes, die zeker geen hoog tarief berekenden. De fijn be schaafde intellectueel had echter één groot bezwaar tegen het nieuwe ver voermiddel. "Men zit er geklemd tus schen een onwelriekende Chinees en een transpirerende koelie, met niets als een vuil katoenen broekje aan het lijf". Er was dus maar één klas, voor èlle rassen en standen, wat te zien is op een afbeelding uit die tijd. Maar het was wel prettig voor mevrouw Hu- et en de kleine Gideon, die nu van hun eigen rijtuig gebruik konden ma ken, om op Senèn of Pasar Baroe boodschappen te doen. Dat was fris ser dan wandelen in de zon. Naderhand is het tarief van de tram toch wat verhoogd en ook is er klasse- onderscheid gekomen. Ook had de tram het vervelende, dat er 's avonds niet gereden werd. Dat was heel on aangenaam, wanneer men de schouw burg of de sociëteit de Harmonie wilde bezoeken, en later natuurlijk de bios coop. Staakte de koperen ploert zijn werk, het openbaar vervoer idem. Dan hadden de paardekarretjes weer het rijk alleen, en later ook de taxi's. In 1881 werd de paardentractie ver vangen door stoom. Toch werd het geen echte stoomtram, want er was geen "vuurhaard" bij. De saamgeper- ste stoom werd vervaardigd aan het station der stoomtrammaatschappij te tion der stoomtrammaatschappij te Kramat aan de Djalan Setoom (ten minste, zo heb ik het wel eens horen noemen). Er werd echter ook ver haald, dat na een fikse tropische re genbui die stoom wel eens afkoelde en weigerde het tramstel voort te drij ven. Hoe de tram dan weer op Kramat terug kwam, verhaalt de historie niet. Toch niet met armzalige Bataviase biekjes? Overigens had de Bataviase stoom tram, evenals trouwens menige stoom tram in het vaderland, b.v. de Gooise moordenaar, een slechte reputatie, omdat hij met grote snelheid door dichtbevolkte wijken reed, waardoor wel eens ongelukken voorkwamen. In 1893 werd vergunning verleend om de tram te electrificeren, maar dat heeft nog wel enige jaren geduurd. Dat gebeurde pas in 1915. Intussen was het wegennet sterk ver lengd met lijnen naar Tanah Abang en Goenoeng Sari enz. Daarna is het he laas niet verder uitgebreid, terwijl de stad steeds maar groter werd. Daar door schoot de elektrische tram ten slotte hevig te kort. Hele wijken zoals Menteng raakten zodoende zonder openbaar vervoer. Doch dat hinderde in deze welgestelde buurten niet zo erg, want de automobiel was gekomen. Op het einde der vorige eeuw vertoon den zich de eerste auto's, krèta Se- tan, duivelswagen. In 1905 waren er al zoveel, dat er in Batavia een ver ordening voor gemaakt moest worden. Twintig jaar later telde men reeds 5000 van die vehikels. Toen er genoeg tweede-hands-auto's op de markt kwamen, kon het taxi- (lees verder volgende pagina) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 7