Over Melk en Djimats
POIRRIÉ
Herinneringen van een orang Betawi.
Zoals eerder gememoreerd hadden
mijn ouders buiten het centrum van
Batavia, toen nog Weltevreden ge
heten, een melkerij en daarnaast had
den zij nog het beheer en onderhoud
van een paar villa's aan Tanah Abang.
Ik zal het eerst hebben over een voor
val tijdens de melkerijjaren, waarover
wij later nog hartelijk hebben moeten
lachen. De melkerij leverde drie kwa
liteiten melk n.l. 1e kwaliteit volle
melk, zoals het toen werd genoemd en
verder 2e en 3e kwaliteit naar gelang
de hoeveelheid water waarmede de
melk werd aangelengd. Dit werd afge
lezen op een soort thermometer, die
onderaan verzwaard in de melk werd
gedompeld waar het bleef drijven met
de buis boven het niveau uitstekende
zodat de graad dan kon worden ge
regeld.
De afnemers van de "volle melk" be
hoorden meestal tot de elite van de
stad ook in verband met de prijs. Nu
was er één onder deze categorie van
afnemers, de echtgenote van een hoge
functionaris in de toenmalige Volks
raad, die blijkbaar niet wist hoe zij in
het hete klimaat van Batavia de melk
moest preserveren om zuur worden te
voorkomen. De inheemsen noemden
zoiets "soesoeh petjah".
Een paar malen per week werd er ge
beld om te klagen dat de geleverde
melk verzuurd was en moest dan tel
kens weer iemand worden gezonden
om de verzuurde melk te vervangen.
Dit maakte mijn vader zo kwaad dat
hij na weer zo'n klacht te hebben ont
vangen tot mijn moeder zei: dat mens
weet goede melk niet te waarderen en
ik zal haar vanaf morgen maar wat wa
daar tussen die hellingen door loopt
het pad naar Patjet, en daar in dat
bos aan de overkant liggen de warme
bronnen. We lopen naar beneden waar
de hellingen begroeid zijn met gras
en struiken zoals vroeger dit hele
gebied. Er is nu een trap die in het
ravijn afdaalt naar de warme bronnen.
Vroeger liepen wij langs tjelengpaad-
jes. We gaan de trap af en natuurlijk
val ik, grote meid van vijftig jaar, in het
warme water. Ik ben kletsnat als we
even later weer de helling naar de wa
terscheiding beklimmen. Op de water
scheiding nemen we de andere weg,
de stenige. Het wordt (net als vroeger)
een holle weg, met aan de westkant
heuvels en aan de oostkant, iets ver
der weg een ravijn en een bos. Het is
de weg van mijn droom, de weg naar
het koeiemeertje, waar vroeger de
hond van de familie de Jong frambo
zen van de struiken at. We komen op
een groot vlak stuk en ik zeg: hier
stond vroeger de pasanggrahan en hier
hebben we korfbal gespeeld. Waarom
hier? vraagt mijn man. En ik zeg: omdat
het toen al zo'n mooi vlak stuk was.
En als we weer bij de desa Djoerang
ter laten drinken. Zo gezegd, zo gedaan
en de klachten waren afgelopen nu
haar 2e kwaliteit werd geleverd voor
de prijs van "volle melk". Er kwamen
zelfs nieuwe klanten bij die door Mevr.
X waren aanbevolen.
Als beheerder van de villa's was mijn
vader voor het onderhoud aangewezen
op de in onze buurt gevestigde bouw-
materialenhandel van de Hr. Tjio Tjang
Bouw, die bekend stond als goed in
de centen te zitten. Hij stond onder de
inheemsen als de "toean tjina kaja"
bekend en was het dus niet verbazing
wekkend dat de Hr. Tjio dikwijls be
zoek kreeg van eenvoudige dessa-
lieden die probeerden hem een of
ander "djimat" voor goed geld aan te
smeren. Ik kan mij een tweetal gevallen
herinneren dat de Hr. Tjio mijn vader
opbelde of hij kon aankeren om een
"djimat" te testen, die hem van onheil
en zelfs dood kon behoeden. Hij had
de beide Bantammers bij zich die
angstvallig het voorwerp in een witte
doek omwikkeld vasthielden. Als jon
gen zat ik overal met mijn neus boven
op en wilde ik graag zien hoe zo'n
"djimat" er uit ziet. Het was een ge
wone steen die de vorm had van een
doodskop en die de man voor 1000,-
aan de Hr. Tjio wilde verkopen. Wij
gingen nu allen naar ons klappertuintje
waar de test zou worden uitgevoerd
middels onze cal. 16 dubbelloops. Er
werd een bamboepaal in de grond ge
slagen en de "djimat" werd er boven
op geplaatst. Mijn vader had voor
deze gelegenheid een paar oude lo
perpatronen uit de lade gehaald en
die in de kamers van het geweer ge
daan. Mijn oudste broer moest het
Kwali komen waar de auto staat, weet
ik precies waar ik sta. Vroeger was
hier de teerbak waar de koeien door
heen gedreven werden tegen het on
gedierte. Nu staat daar een warong.
We gaan er binnen. Er staat een jonge
vrouw in de warong met een aardig
gezicht. Mijn man vertelt onder het
genot van een glas koppie toebroek
dat zijn "isteri" hier vroeger geweest
is, op Soember Brantas. De vrouw ver
dwijnt en komt even later terug met
haar vader. Die weet nog de namen
van de jongens Klaij en vraagt of de
oude heer nog leeft. En nu kan ik een
heleboel meer reconstrueren als we in
de rammelkast weer terugrijden. Hier
stonden de stallen, de karbouwenpoep-
stal, de besaran, de bungalow "Uitkijk"
en in deze bocht hebben we eens een
hol gemaakt in de struiken, en in de
volgende bocht moeten onze bunga
lows "Kembar" en "Ardjoeno" gele
gen hebben. En als ik werkelijk op de
heenweg rotsblokken herkend heb,
dan moeten die daar liggen. Dat zat
zo: er lagen voor onze bungalows een
paar rotsblokken aan de kant van de
weg. Als in de namiddag de nevels
1
en heeft tante Mien toen gezegd, dat
opa met één been in Holland en met het
andere nog in Indonesië staat?
vonnis voltrekken, maar alvorens dat
te doen vroegen we de eigenaar of hij
daar wellicht op de plaats van de
bamboepaal wilde staan met de "dji-
at" in zijn hand. Zoals verwacht, be
dankte hij voor de eer. Mijn broer
mikte en de patroon ketste. Het was
een foto waard om te zien hoe de ge
zichten van de mannen opklaarden. Nu
was de 2e loop aan de beurt, een knal
en de steen was nergens meer te vin
den. Teleurgesteld gingen de arme
kerels weg, terug naar hun kampong
in het Batamse.
Het 2e geval was ook zoiets, maar
ditmaal werd de test uitgevoerd op
een slachtkippetje met de "djimat" aan
één van de poten vastgebonden. Het
kippetje overleefde het niet en weer
ging een gelovige ziel diep teleurge
steld kampongwaarts. En vervlogen
waren de dromen om eens rijk te zijn...
F.F.P.
het landschap kil en vochtig maakten
en wij naar huis kwamen om onze wol
len vesten aan te trekken en op de^toe-
kang lampoe wachtten die de olie
lampen kwaYn ontsteken, dan speelden
wij op die stenen. We hadden ze
namen gegeven, de grootste waren
Engeland en Frankrijk, een kleinere
was Nederland. Wij hadden ieder een
eigen land en sprongen bij elkaar over
van de ene steen op de andere. En
inderdaad: in de volgende bocht lig
gen de stenen die ik op de heenweg
al meende te herkennen. Nu niet öp
het land, maar in de berm gedrukt:
"Engeland" en "Frankrijk"
Mijn droom is uitgekomen, ik heb het
sterk veranderde land herkend en ben
gelukkig en lichtvoetig de heuvels in
gelopen. De mensen in Holland zeiden:
er is niets meer over van Soember
Brantas, alles is wég! Maar dat is niet
waar. Het land heeft een ander jasje
gekregen, en daaronder is die goeie
ouwe goénoeng nog steeds dezelfde
goeie ouwe goenoeng! En als ik weer
terugkom (ja, eerst sparen toch!) dan
wil ik hier slapen en dan wil ik naar
Lalidjiwo en de top van de Welirang,
15