JSrieven uit een \yude
<^jatihouten kiót (slot)
FEUILLETON
CD (C\ J JOHAN FABRICIUS
EINDE
"BRIEVEN UIT
EEN OUDE
DJATIHOUTEN KIST"
10 februari
Loes! Ik zweer je dat ik die gedachte
niet in m'n achterhoofd heb gehad toen
ik Pieter z'n ring terugstuurde. Louisa
komt bij me op de kamer en zegt met
dat lachje van haar: "Raad eens wie er
beneden voor je is." "Voor mij?" "Ja,
voor jou." Ik voel me ineens duizelig
worden. "Is het soms"Ja, die
is het. Ik heb hem geschreven. Ik
mocht hem nu toch zeker wel je adres
geven?"
Kind, ik ben helemaal gek van op
winding. Het is allemaal zo vlug ge
gaan, ik kan het nog niet verwerken.
Gisteren nog de verloofde van Pieter
vandaag is er voor mij geen an
dere man meer dan John. Ik met Louisa
naar beneden en daar staat hij. "How
is Miss Springtime?" begroet hij me.
En ik vraag: "Heb je in Engeland al
een geschikte vrouw gevonden?" En
hij: "Ik heb me een ongeluk gezocht,
maar in heel Engeland is er niet één
die het tegen jou kan opnemen."
Moet je je voorstellen: ze waren er
allemaal bij, Jacques en zijn vrouw
Désirée, ook nog vrienden uit het
Solo'se en daar stonden John en ik
tegenover elkaar en het was net alsof
wij voor hen een toneelstukje opvoer
den. "En omdat Engeland dus niets op
leverde, ben ik hier maar naar toe
gekomen," ging hij door. "Ik hoopte
dat ik bij jou misschien nog een kansje
maakte nu ik gehoord had dat je weer
vrij was. Ik stel voor dat wij straks
samen op de eerste boot de beste naar
Indië terugreizen en dat ik bij je ou
ders in Batavia om je hand verzoek,
zoals dat hoort."
Het was allemaal zo onwerkelijk: we
hadden elkaar zelfs nog geen hand
gegeven en daar doet hij mij een aan
zoek. En hij twijfelt er geen ogenblik
aan dat ik er op in zal gaan, zó zeker
is hij van zijn zaak!
Toen ik niets zei, kwam hij met een
glimlach dichterbij, nam mijn hand en
drukte er een kus op. Een applausje in
de kamer. Ik werd zo week van binnen:
misschien had ik moeten huilen, maar
dat wilde ik beslist niet. Wie de tranen
over de wangen stroomden, dat was
Louisa.
Dat vreemde gevoel dat alles niet echt
gebeurde, bleef die hele verdere dag.
John bewoog zich tussen deze voor
hem toch nieuwe mensen alsof hij ze
al jaren kende. De mannen klopten
hem op de schouders; het was John
voor en John na.
Gezamenlijke rijsttafel. Verhalen over
Indië, John vertelde over de thee en
over zijn plantage in de bergen; een
neef van Jacques, die ook in de thee
werkte bleek er niet ver vandaan te
zitten; straks zouden ze eens bij elkaar
komen mampirren. Deze neef bracht
John aan het eind van die avond ook
naar zijn hotel: de Twee Steden, op
het Buitenhof.
Hoe zou ik die nacht hebben kunnen
slapen? Koestiah sliep natuurlijk ook
niet, ze vroeg: "Non, gaan we nu gauw
terug?" "Ja, Koestiah." "Nonen
dan trouwt u met toewan Sjön?"
Het is net of ik nog bezig ben om uit
een vreemde droom te ontwaken. Over
drie weken gaat er een boot, dat is
eigenlijk alles wat ik zeker weet. En
dat John een engel voor me is.
11 februari
Sneeuw! Die Hollandse winter laat ons
toch niet gaan zonder ons zijn ware
gezicht te hebben getoond! "Non! Oe-
djan kapok!" Ik vloog m'n bed uit en
stak mijn hand door het raam naar
buiten om de neerdwarrelende vlokken
op te vangen die je huid prikkelen en
dan meteen smelten in de warmte van
je hand. "Kom ook eens voelen, Koes
tiah?" "Allah! Kun je ook éten, Non?"
"Proef maar eens". "En die jongens
daar, Non, wat doen die?" "Die maken
ballen van de sneeuw. Kom, gauw aan
kleden en dan gaan we kijken!"
John was er ook al; die wachtte be
neden. "Vooruit, naar buiten, de
sneeuw in. Jij ook, Koestiah." "Durf
niet, toewan." "Jawel je durft wel. Kom,
wees 'n beetje brani." Wij trokken haar
samen de tuin in en John wreef ons
allebei met sneeuw in. Allah! Koud!
Sneeuw in m'n nek! Sneeuw in m'n
haren, in m'n ogen. Brrr! Koestiah was
alweer naar binnen gevlucht, waar
Louisa, Jacques en Désirée stonden te
schudden van de lach. "Nou, Koes
tiah? Nu heb je straks in Batavia wat
te vertellen!"
18 februari
Na de sneeuw ook nog vorst! IJs in de
lampetkan - hoe kan ik me nu wassen?
"Kijk eens, Koestiah? Bloemen op de
ruiten!" "Allah, Non, mana bisa?" Je
ademt er tegen tot je er weer doorheen
kunt kijken. Rijp! Een witte sprookjes
wereld; nu is Holland toch mooi! Een
blauwe hemel, eindelijk, de zon breekt
door; later hangen van de takken lange
glinsterende ijspegels. "Zie je dat,
Koestiah, de bomen huilen!" "Non, er
lopen mensen op het water!" "Nou,
wat heb ik je gezegd? Kijk eens hoe
vlug ze lopen. Ze lopen niet, ze
schaatsen!"
"Zou dat moeilijk zijn?" vroeg ik John.
"Laten we het eens proberen," zei hij,
"ik ga meteen voor ons allebei schaat
sen kopen. Na een uur was hij er mee
terug. Nou, ons warm ingepakt, wollen
ijsmutsen op en toen naar de Hofvij
ver; daar zag het al zwart van de
schaatsers. John keek zo'n beetje af
hoe hij me de schaatsen moest aan
binden: in Engeland is maar zelden ijs,
daar wordt niet geschaatst. Het leek
eigenlijk erg gemakkelijk, maar wij
maakten er nog niet veel van; het
werd zo'n beetje vooruitkrabbelen.
Samen vallen, samen weer opstaan,
weer vallen. John werd uitgelachen.
"Zo, meneer, ga je d'r maar weer eens
bij zitten?" Hij lachte terug, werkte
zich overeind, stak mij de hand toe
om mij ook op de been te helpen.
Wie zwiert daar elegant voorbij? Pie
ter. Die kan het wel! En de jongedame,
die hij met gekruiste handen in zijn
vaart meevoert, kan het ook. Ik kan
het niet laten tegen haar te lachen; zij
lacht terug en haalt zo'n beetje de
schouders op: dat zij het ook niet
helpen kan. "Jij kunt het, Eline!" roep
ik. "Volhouden maar," roept ze be
moedigend terug. Pieter, vuurrood in
zijn gezicht, kijkt een andere kant uit.
"Was 'm dat?" vraagt John, die net
weer op het ijs ligt. "Ja," zeg ik, "maar
hij is niet zo mooi meer nu hij zijn
baard weer heeft afgeschoren."
Op het ijs is een tentje waar je hete
slemp en anijsmelk en ook nog wel wat
krachtigers kon krijgen. "Kom, laten
we op die twee gaan klinken," stelde
John voor.
Over een glaasje brandewijn met sui
ker keken wij elkaar in de ogen. "Nu
moet ik alleen nog van je weten wat je
toen in Caïro aan de Sphinx hebt ge
vraagd", zei ik.
"Dat is nu geen geheim meer", zei hij.
"Ik heb de Sphinx gevraagd of een
maal de dag zou komen dat ik jou de
schaatsen mocht aanbinden."
O, Loesl O, Loes! Ik ben gelukkig.
Jouw Henriëtje is de gelukkigste vrouw
op de hele wereld.
Heeft u met spanning het
feuilleton gevolgd?
Dan kunt u nu ontspannen
het boek
van JOHAN FABRICIUS
nog eens lezen.
LEOPOLD gaf het uit,
U kunt het nu al bij ons
bestellen.
Prijs ca. 17,90
BOEKHANDEL MOESSON
9