Weerzien op Sentosa Naar de Tangkoeban Prahoe 9 We zijn na een geslaagde HBS reünie in Bandung weer op weg naar huis. Via Singapore waar we een volle dag over hebben om nog wat te gaan sight-seeing. Ons vliegtuig naar Perth (West Australië) waar we al ruim dertig jaar wonen, gaat pas om half zeven 's avonds. Het is het eind van onze vakantie, veel geld hebben we niet meer maar een bezoek aan het eiland Sentosa kan er nog wel af. Sentosa is een klein eiland voor de kust van Singapore, omgetoverd door de Chinezen in een recreatieoord voor de duizenden die in Singapore het zonder tuin moeten doen. Het is op zichzelf al een openbaring. Groen, schoon en aardig aangelegd met par ken, golflinks en de oude historische plekjes zoals de Engelse forten, die te bezichtigen zijn, Alles keurig onder houden. Nergens rommel, geen fles sen, blikken of zelfs papier. Een voorbeeld voor mijn oude en nieu we vaderland als je bedenkt hoe druk het hier zal zijn in de weekends. We kunnen er naar toe per kabelbaan of ferry. Ik lijd aan hoogtevrees, dus het wordt de ferry. Tien minuten varen is het maar. Op het eiland rijden kleine busjes, die je op gewenste plekjes afzetten om je na verloop van tijd weer op te halen. Vlak voor het eindpunt zie ik het plotseling: SURRENDER HOUSE. Mijn man en ik zijn beiden ex-gevan genen, hij in Burma, ik op Java en we denken dat dit wel de moeite waard voor ons zal zijn. In Azië en Australië heb je als ex-POW veel sympathie. Wat de R.S.L. (Returned Servicemen's League) hier voor zijn mensen heeft gedaan en nog doet is fantastisch. Een klasgenootje van mijn dochter heeft vanaf de L.S. tot en met univer siteit op kosten van een speciaal fonds gestudeerd. Haar vader kwam prac- tisch blind (de gevreesde kampogen) uit Burma terug, waardoor hij het be roep van zijn keuze niet meer kon volgen. Hij en nog meer gehandicapten mogen o.a. om de twee jaar hun auto nog altijd belastingvrij kopen. Als we "Surrender House" binnengaan zie ik tot mijn stomme verbazing dat we in gezelschap zijn van ongeveer vijftien Japanse echtparen van de leef tijdsgroep veertig tot vijftig. Wij met een Australiër vormen de enige ge allieerde vertegenwoordiging. Surren der House bevat de geschiedenis van de Japanse opmars (1941-1945), bezet ting en capitulatie (voornamelijk van Malaysia en Singapore) in foto's weer gegeven. We lopen langs de opnamen van de triomfantelijke opmars. De Ja panners met volkomen uitdrukkingloze gezichten; geen spoor van emotie zal er trouwens ergens te zien zijn. Ook niet bij de POW-hongerkampen en gruwelen en zeker niet bij de capitu latie. Het enige commentaar komt van de grimmige Australiër, die naar wat wij ervan kunnen opmaken door de "so and so's" in Singapore in 1942 in zijn kraag werd gepikt. Overigens komt de Engelse Generale Staf er ook niet zo goed af. Volgens hem bestond die uit een stel "dodders", die vonden dat de Nips "did not play according to the rules". Door de eeuwen heen was de vijand altijd zo fatsoenlijk geweest om van de zeezijde te komen, maar dat deze "blighters" besloten over land te komen (en nog wel met fietsen!) dat was nooit bij iemand opgekomen en dus ook nooit overwogen. Al dat commentaar tussen de voort- schuifelende stoïcijns kijkende Japan ners. Wat mij door het hoofd schiet als ik naar de foto's kijk is hoe we in vredesnaam de moed hebben gehad de oorlog te verklaren! Wat is het goed geweest dat we zo rotsvast in de overwinning bleven geloven! Na de foto's komen we uiteindelijk in de laatste kamer waar in Madame Tussaud-stijl in een grote afgesloten soort broeikas is weergegeven de ca pitulatie van de Japanse Staf aan Mountbatten. De wassen poppen op natuurlijke grootte, lijken nergens naar. Alleen de uniformen en de onderschei dingstekenen kloppen. Aan een grote houten tafel (een copie van de origi nele, die aan het War Museum in Canberra is geschonken) zit in het midden Mountbatten; links en rechts van hem de vertegenwoordigers van de betrokken landen. Tegenover hen, ook in authentieke uniformen, de "so and so's". We zijn wonderbaarlijk ge noeg plots alleen. De Australiër is waarschijnlijk zijn 35-jarige gramschap gaan verdrinken in het hotel. De Ja panners zijn ook verdwenen. Misschien is dit tafereel nog moeilijk te verwer ken. In de nu doodse stilte lopen we lang zaam om het schouwspel heen tot we blijven stilstaan achter de stoel van de Nederlandse vertegenwoordiger en op het naamplaatje lezen: "Colonel Buur- don von Vredan". Toen ik hem jaren geleden in Jakarta ontmoette heette hij Buurman van Vrede en naar mijn beste weten heeft hij nooit aan naamsver andering gedaan. Wel klom hij een paar rangen op! Hoe lang de foute naam er staat, ik weet het niet. Van officiële zijde is het blijkbaar niemand opgevallen. Zou een foutief gespelde naam op een Neder lands oorlogsmonument zo lang on gecorrigeerd zijn gebleven? Uit betrouwbare bron weet ik dat de tegenwoordige Ambassadeur nog geen bezoek aan het museum heeft ge bracht. Wel dat na ons bezoek ook iemand anders de Nederlandse Am bassade opgebeld schijnt te hebben over de foutieve spelling. Misschien dat die nu verbeterd is. Ik hoop het want het is toch wel belangrijk dat de naam van de Nederlandse vertegen woordiger bij deze gebeurtenis in 1945, die voor ons in Indonesië zo'n belang rijke datum werd, correct gespeld wordt. Al kwam die datum dan voor velen te laat. LENY VAN BASEL-DE HARTOG Zomaar een oude foto uit 1922 van een gezelschap bergbeklimmers. Doel: de top van de Tangkoeban Prahoe. Daar gaan we nu nog wel naar toe, maar dan in bussen en auto's, vroeger ging dat te voet of in het gunstigste geval te paard. Onder het motto "gedeelde vermoeidheid is halve vermoeidheid" vertrok het jeugdige gezelschap tegen middernacht bij volle maan van Tjimahi. Tegen zonsopgang in Lembang en van daar nog een uur of zes doordouwen naar de top. Om twaalf uur 's middags konden zij met triomf in het hart neer kijken in de krater. Moe en stukgelopen zolen, maar wat een heerlijke tocht! Een paar namen uit dit rustende gezelschap: Clara Faatz, Mien Weise, Willy Sonneville, Jet en Frans Goyens, Jan van der Putten. U herkent er vast nog wel een paar.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 9