De vestiging van het Nederlands gezag
in zw. Nieuw Guinea (I)
Eerste ontmoetingen met de Kaja-Kaja's
door F. C. Backer Dirks
In de meest oostelijke uithoek van het onmetelijke grote voormalige Nederlandse
koloniale rijk, aan de Zuid-West-kust van Nieuw Guinea, ligt het plaatsje
Merauke, één van die honderden buitenbezitting-steunpunten van het Nederlandse
gezag. Merauke is in zoverre vermeldenswaard, omdat het een plekje is, dat bij
de opmars van de Japanners tijdens wereldoorlog II ongemoeid is gelaten;
hiertoe behoren ook de tussen Nieuw Guinea en Australië liggende Kei-, Aroe-
en Tanimbar-eilanden. Gedurende de gehele Japanse bezetting van Indië heeft
de Nederlandse driekleur dus gewaaid op dit vergeten plekje, geconcentreerd
als de Japanners waren op Java en de aangrenzende eilanden.
In dit opzicht hebben onze bezetters
precies ons voorbeeld gevolgd. Ook
wij hebben in de tijd van de Verenigde
Oost-Indische Compagnie en zelfs na
de overname van het bestuur uit han
den van de Engelsen in 1813 geen
vinger naar dit deel van Nieuw Guinea
uitgestoken totdat Engeland ons op het
spoor daarvan zette. Misschien kan de
stelling verdedigd worden, dat de be
woners van deze streek zelf aanleiding
hebben gegeven tot onze komst als
vreemdelingen.
Hier wonen namelijk de Kaja-kaja's, in
het Engels Tugeri's geheten, berucht
om hun strijdlust, gepaard gaande met
menseneten, koppensnellen en bloed
wraak. Deze koppensnellers lieten zich
niemendal gelegen liggen aan grens
lijnen, die door heel knappe staatslie
den op de landkaart waren getrokken.
Zij voelden zich een vrij volk in een
vrij land en trokken op geregelde tijden
naar omliggende stammen, waarmee zij
nog geen vriendschap hadden geslo
ten, overvielen ze, vroegen hun naam,
sneden ze het hoofd af en snelden er
mee weg.
Hun wrede strooptochten brachten hen
ook menigmaal op Engels gebied. Dit
leidde tot klachten van Engeland. Toen
daarop niet direct door ons werd ge
reageerd, zag de Gouverneur van Brits
Nieuw Guinea zich genoodzaakt op het
Nederlandse gebied bestraffend tegen
de Tugeri's op te treden (mei 1896).
Daarna echter liet de Nederlands-In
dische Regering in het betrokken ge
bied, dat evenals geheel Nederlands
Nieuw Guinea tot de residentie Ternate
behoorde, een onderzoek instellen naar
de gegrondheid van de bewering van
de Britse Regering. Uit dat in oktober-
december 1900 door de Assistent-R.e-
sident-titulair van West- en Zuid-Nieuw
Guinea opgestelde rapport bleek niet
alleen op overtuigende wijze dat in
derdaad de Kaja-kaja's uit ons gebied
schuldig waren, maar tevens dat het,
ter voorkoming van verdere invallen
noodzakelijk was te trachten de in
boorlingen van de Zuidkust onder ge
regeld bestuur te brengen.
De Kaja-kaja's hadden ook tegenover
ons, Hollanders, zich schuldig gemaakt
aan ongeoorloofde praktijken. Toen het
s.s. 'van Pel' van de Koninklijke Paket-
vaart Maatschappij met Gezagvoerder
Engelsman in 1899 voor Kaja-kaja-kam-
pong Serire even ten oosten van de
Meyjauke-rivier op stroom lag en enige
stuurlui wel eens wat meer wilden zien
van dit nog onbekende land en zijn be
volking en zich naar de wal begaven,
hadden de inboorlingen zich terugge
trokken; de stuurlui vermoedden geen
kwaad en gingen naar de kampongs.
Daar werden de bezoekers onver
hoeds overvallen; een paar van hen
werden vermoord en gesneld. De ove
rigen konden door een overhaaste
vlucht het vege lijf redden.
Het was niet eenvoudig om een ge
schikte plaats voor de vestiging van
een bestuurspost te vinden in 'the
Devil's own country', zoals de Engel
sen onze Zuidkust pleegden te noemen.
Uiteindelijk viel het oog op de monding
van de Merauke-rivier.
Met het oog op de grote afstand tus
sen deze plaats en de hoofdplaats
Ternate van het onderwerpelijke ge
bied, werd deze bestuursvestiging van
de Residentie Ternate afgescheiden en
aan het gezag van de Sultan van Tido-
re onttrokken; het hoofd van bestuur
kwam direct onder de Gouverneur-Ge
neraal te staan.
Wegens het urgente van de maatregel,
werd reeds bij Gouvernements Besluit
van 18 juni 1901No. 25 (Indisch Staats
blad 1901 No. 239) de afdeling West
en Zuid-Nieuw Guinea, waarbij Zuid-
Nieuw Guinea het kustgebied van Kaap
Steenboom tot aan de monding van de
Bensbach-rivier en omliggende eilan
den bevatte, gesplitst in de afdeling
West-Nieuw Guinea en Zuid-Nieuw
Guinea, waarbij laatstgenoemde afde
ling onder ons rechtstreekse bestuur
werd gesteld onder een Assistent-
Resident.
Voorts werden bij Gouvernements Be
sluit van 15 november 1901, No. 55 de
nodige fondsen en personeel - waar
onder een korps gewapende politie
dienaren - voor de nieuwe vestiging
toegestaan en werd tevens bepaald,
dat de Assistent Resident zou zijn ge
vestigd te Merauke.
Bij Gouvernements Besluit van 2 ja
nuari 1902 No. 26 werd de machtiging
verleend om te Merauke een tijdelijke
militaire bezetting te legeren van vier
officieren en 160 man, benevens het
nodige administratieve en geneeskun
dige personeel. Intussen werd te Soe-
rabaia in dienst gesteld Hr. Ms. 'Nias'
onder commando van Ltz. I. J. W. Doy-
er; het schip nam aan boord twee
Herbertstonnen, twee zinkstukken van
een ton, de nodige kettingen alsmede
teken- en andere behoeften voor hy
drografische werkzaamheden.
10 Januari 1902 koos deze oorlogs
bodem met een bemanning van 92 kop
pen zee. Een gebroken excentriek en
een lekkende voedingspomp noopten
de 'Nias' Ambon aan te lopen (28 ja
nuari 1902). Na reparatie en aanvulling
van de kolen- en watervoorraad werd
31 januari koers gezet bezuiden Ban-
da, de Kei- en Aroe-eilanden naar de
Merauke-rivier, voor de monding waar
van Hr. Ms. 'Nias' op 4 februari 1902
het anker liet vallen.
Veel zee en deining, gepaard gaande
met zware buien, beletten direct bin
nenstomen. De 7de werd de gelegen
heid iets gunstiger en stoomde de
'Nias' de rivier op, naarstig gevolgd
door de inboorlingen, zichtbaar tussen
de bomen. Gaandeweg nam het aan
tal nieuwsgierigen langs de oevers toe,
totdat de volgende morgen aan de
linkeroever een paar honderd gewa-
penden verzameld waren; de toeschou
wers van de rechteroever betoonden
(lees verder volg. pag. 3e kolom onderaan)
Het s.s. "Van Doorn" van de Gouvernementsmarine, dat onder bevel stond van gezag
hebber W. de Jong.
8