De vestiging van het Nederlands gezag
in zw. Nieuw Guinea (II)
Met de autochtone bevolking viel niet te spotten.
door F. C. BACKER DIRKS
In Merauke was intussen ook gearriveerd het s.s. 'Van Swoll' van de Koninklijke
Paketvaart Maatschappij met een deel van de militaire bezetting; het andere
deel arriveerde 12 februari per Koninklijke Paketvaart Maatschappij s.s. 'Van
Goens'. Genoemde schepen waren door de Regering ingehuurd.
Op 13 en 14 februari 1902 had het
debarkement van de troepen, trein en
materieel plaats en op 14 februari
werd tijdens een toespraak van de
over de in het leven geroepen zelfstan
dige Assistent Residentie Zuid-Nieuw
Guinea benoemde bestuursambtenaar
de heer J. A. Kroesen de Nederlandse
driekleur gehesen.
Des morgens was een grote verhuizing
over zee waargenomen van de bevol
king van de zuidelijke kampongs aan
zee naar de noordelijke.
Het bleek, dat het rivierwater, behalve
ments stoomschip 'Van Doorn' de
schepen van de Koninklijke Paketvaart
Maatschappij en andere schepen in
en uit.
De inboorlingen toonden zich aanvan
kelijk goed gezind, maar reeds na en
kele dagen werden zij hoe langer hoe
opdringender en driester. Zij stalen
alles wat zij machtig konden worden
en 22 februari werden vijf Chinese
timmerlieden, twee politiedienaren en
één mandoer over de dwangarbeiders,
die zich heimelijk buiten de bewakings
kring hadden begeven, vermoord. De
in de droge tijd van april tot septem
ber, voor alle doeleinden geschikt was,
als drinkwater echter eerst na filtre
ren door lekstenen; bovendien werden
zeildoekse goten aangemaakt tot het
opvangen van hemelwater.
Met spoed werd nu een aanvang ge
maakt met de oprichting van een voor
lopig bivak. De meegenomen Herberts-
tonnen werden gelost, triangulatieba
kens opgezet en een basis gemeten.
Terwijl Hr. Ms. 'Nias' zich bezig hield
met hydrografische werkzaamheden,
legde het s.s. 'Van Doorn' van de
Gouvernements Marine de uiterton
voor de geul van de Merauke-rivier
uit (tweede helft maart 1902), werd
aan boord van de 'Van Doorn' voort
durend water gedistilleerd om in het
voor de bestuursvestiging benodigde
drinkwater te voorzien en loodste Ge
zaghebber De Jong van het Gouverne-
lijken werden zonder kleren en ont
hoofd teruggevonden. De volgende
nacht trachtte de bevolking de boeien
voor de betonning weg te halen. De
tegen de schuldige negorijen afgezon
den militairen konden niet veel uit
richten, daar de woningen steeds ver
laten bleken.
Op 23 februari werd veiligheidshalve
voor de inboorlingen een verboden
kring vastgesteld.
Dit werd de Kaja-kaja's te gortig; hun
besluit was kort en krachtig: 'Wij blij-
gen geen meester in eigen land: na
deze vreemdelingen zullen er nog
meer komen. Weg met de vreemde
ling!'
Met een 2000 man vielen ze de be
zetting van een 200 man sterk aan
midden in de nacht van 26 op 27 fe
bruari, maar ze liepen tegen iets
vreemds: prikkeldraad; de schildwacht
gaf alarmeen salvo, instinctmatig
lieten allen zich op de buik vallen, op
hun ellebogen trokken zij verder
tussen bos en kreupelhout, dat tot
vlak bij de omheining stond. Ze hoor
den de kogels fluiten boven hun hoof
den. De aanval was deerlijk mislukt.
De aanvallers waren zonder verliezen
aan onze zijde, teruggeslagen met
achterlating van vele doden en een
groot aantal wapens, bestaande uit
lansen, knotsen, bogen en pijlen.
Sedertdien hield de bevolking zich
rustig, doch blijkbaar alleen uit angst
voor onze vuurwapens, want voor niet
met geweren gewapende personen
toonden zij hoegenaamd geen vrees.
Integendeel trachtten zij die tot zich te
lokken, om ze dan onverhoeds te over
vallen, te onthoofden en te beroven.
Dit lot trof ook hoogstwaarschijnlijk
in het laatst van maart 1902 dertien
van een vijftiental Atjehse dwangar
beiders, die met een groot aantal an
deren in het bos aan het bamboe kap
pen waren en zich heimelijk hadden
verwijderd. Van de vermisten werd
namelijk niets meer vernomen, hetgeen
eveneens het geval was ten aanzien
van vier van een tiental Javaanse
'strappans', die zich in de aanvang van
april buiten de ijzerdraadversperring
van het militaire kampement hadden
gewaagd.
De verleiding om de verboden kring
te verlaten in de richting van een Ka-
ja-kaja-nederzetting was bijzonder
groot, omdat in dit deel van Nieuw
Guinea zowel de Kaja-kaja-mannen als
vrouwen eigenaardige opvattingen hul
digen omtrent huwelijkstrouw. De
vrouw wordt voor allerlei doeleinden
gebruikt, ook als lokaas. Na verloop
van tijd boden de vrouwen zich op de
markt te koop aan. Het was gebruike
lijk, dat de mannen hun vrouwen
aan vrienden en kennissen zonder of
ook wel tegen betaling afstonden, ter
wijl bij feesten ook dikwijls de mannen
van vrouw ruilden.
Nu de vuurkracht van de bestuurspost
voldoende was gebleken om zich
staande te houden kregen de beide
marinevaartuigen wat meer bewegings
vrijheid. Het flottieljevaartuig 'Nias'
maakte in de eerste helft van april
1902 met de controleur aan boord een
tocht langs de Zuidkust van Nieuw
Guinea om te zien of er Tugeri's vanuit
Engels gebied terugkwamen; echter
werd niets waargenomen. Ook het s.s.
'Van Doorn' kon bestemd worden voor
buitengaatse werkzaamheden. Op 25
februari 1902 voer het witte scheepje
naar Thursday-eiland om telegrafisch
versterking voor het militaire garnizoen
aan te vragen. Thursday-eiland was
namelijk opgenomen in de telegraaf
kabel-verbinding tussen Australië en
Banjoewangi op Java's oostkust. Se
dertdien maakte de 'Van Doorn' meer
dere reizen tussen Merauke en Thurs
day-eiland voor het overbrengen van
depêches, aanvoeren van kolen, gou
vernements ambtenaren en goederen,
post en slachtvee.
Eerste kennismaking van Gezaghebber W. de Jong van de "Van Doorn" met de Kaja-Kaja's
van Zuid Nieuw Guinea.
15