Jachtverhaal zonder schieten
Siridangbarang, Zuid-Tjiandjoer, Juli 1941.
We zitten op tikars in de voorgalerij van het, via de bevriende loerah, gehuurde
kamponghuis. De eigenares-weduwe, die met haar tweejarig zoontje in de achter
kamers huist, heeft ons middageten verzorgd, 't Ziet er appetijtelijk uit en noodt
tot toetasten: Rode, getoemboekte rijst, ajam goreng met veel vlees en grote
botten, zoute vis, sajoer asem, verse sambal oelek, zo uit de tjobek. In de glazen
helder putwater, gekookt en koel uit de gendi.
De branding van de Indische Oceaan.
Jagers met gidsen voor het gehuurde huis.
We horen, niet eens zo ver weg, de
branding van de Indische Oceaan, het
domein van Njai Loroh Kidoel. De ge
beurtenissen van die ochtend passeren
weer onder kwinkslag en luid gegrinnik
de revue.
Sindangbarang ligt aan de Tjisadea,
een in de droge tijd, wat slome rivier,
die aan zijn monding een soort lagune
vormt. De zuidgrens van deze lagune
is een dicht begroeide landtong. Hier,
aldus onze ijverige gidsen, tevens
zegslieden, zitten vele wilde varkens
met blikkerende houwers, segedeh ro-
da boetoet (zo groot als oude gro-
baks). Dies stonden we vanochtend
gedrieën, gespannen te wachten op
de dingen, die gingen gebeuren. Johan,
de oudste, bijgenaamd de Landheer,
onverstoorbaar en groot jager voor het
aangezicht des Heren op de beste
plaats met de meeste kansen; Boy,
alias Flash Gordon, als zijn flankdek
king, tevens dardanel; Theo, de Taaie,
als reserveschutter bestreek de water
kant.
De ingehuurde honden en drijvers ge
ven in de verte duidelijk tekenen van
actie. Allerlei geluiden komen dan on
ze richting uit en de spanning stijgt...
De grond, hard in de oost-moesson,
begint eerst lichtelijk en dan steeds
sterker te dreunen. Brekend kreupel
hout duidt op lichamen van stevige
viervoeters, die er aan komen. Wat zal
het zijn?
Eerst komt een gezette binjawak aan
waggelen. Hij staat even stil, als hij de
Landheer ziet en slaat daarna snel zij
delings weg de alang-alang in. Dan
schiet met een rotgang een grote ben-
gaalse bok te voorschijn. De kop,
recht vooruit gebogen, met horens,
waar je U tegen zegt, schuurt hij langs
de Landheer, die ijlings opzij gespron
gen is. Van dit "wild" heeft hij niet
terug
Het onderhout breekt verder open en
drie, of zijn het er vier, zebu's galop
peren in kiellinie op onze arme Land
heer af, die kennelijk in hun weg staat
en het allang niet meer zo leuk vindt.
De zebu's worden op de staart gevolgd
door een aantal halfvolwassen en vol
wassen runderen, die echt komen aan-
donderen en net doen als een op hol
geslagen kudde, die gekalmeerd moet
worden door Tom Mix, Hoot Gibson of
Buck Jones I I
De Landheer verliest niets van zijn
spreekwoordelijke kalmte; hij heeft
zijn geweer "en bandelière" gegooid
en probeert met korte afgebeten voet
bewegingen in de dichtstbijzijnde boom
te klimmen. Hij komt echter niet ver
der dan een innige omhelzing van de
stam en reageert niet op onze - van
veilige afstand - geschreeuwde goed
bedoelde raadgeving: "Schiet in de
lucht I
Dan passeren de honden. Het is voor
bij en ook de drijvers komen nu te
voorschijn. Flash en de Taaie troosten
de Landheer, die in vloeiend Soenda-
nees, onze zegslieden, onder meer,
vertelt, dat verwilderd vee toch echt
iets anders is, dan grote zwartkielen
met blikkerende houwers
Ietwat verlegen wordt dit volmondig
toegegeven
Dan gaan de drie naar het prachtige
wijde strand, om uit te waaien, tot rust
te komen en te genieten van de impo
nerende Indische oceaan, met zijn ein
deloze deining. Een uurtje daarna zit
ten ze in de voorgalerij en halen de
ochtend nog eens op.
Daar komt Pakarto, de oudste gids,
het erfje op. Hij heeft wel wat goed te
maken. Iets bovenstrooms is er een
boewaja endogan - krokodil met eieren
- gesignaleerd; willen de djoeragans
er heen? Nou, dat willen ze wel en na
de inwendige mens versterkt te heb
ben, wordt er in een prahoe met twee
roeiers stroomopwaarts gedajoengd.
Na een half uurtje pagaaien gaan ze
aan wal.
De oever van de Tjisadea is hier ruig,
zwaar begroeid en dompig. Voorzich
tig gaat het achter Pakarto aan op het
nest af.
't Is vochtig warm onder de bomen en
het ruikt naar rottende vegetatie. Dan
is daar ineens het nest: een heuveltje
van zo'n m. hoog, als een afgeknot
te pyramide, kunstig opgebouwd uit
aarde, takken, twijgen en blaren.
Flash maakt het nest van boven open.
Daar liggen de eieren; het zijn er heel
wat, zeker zo'n 20 a 30 stuks. Ze zijn
wit met een sterk poreuze schaal en
ongeveer net zo groot als ganzeeieren.
En dan te bedenken, dat in elk ei
een kleine krokodil zit, die bij het uit
komen zo'n 14 cm lang is. Het uitbroe
den gebeurt door de warmte in het
nest, net als bij schildpadeieren, die in
een kuil aan de rand van het strand
gelegd worden.
Er worden foto's gemaakt. Jammer, dat
we de snelle films van nu niet hadden.
De Landheer dekt het nest toe en dan
gaat het weer op huis aan. Voorwaar
een bijzondere belevenis.
Later horen we van onze vroegere
dierkundeleraar, dhr. van Velzen, dat
een krokodil, die eieren heeft, erg ge-
(lees verder volgende pagina)
Bij het nest met krokodille-eieren.
26