Waar djatibomen en alang-alang elkaar ontmoetten (slot) door plantersvrouw mmm En dan zijn we op Tjoerah-oeser, het doel van onze tocht; een kleine kapok onderneming. 't Pioniersgezin, één van de drie of vier in deze streek, die deze cultuur uitproberen, haalt ons hartelijk binnen. Hij was administrateur op een koffieland. Na een conflict met zijn werkgevers, prefereerde hij het kleine baas zijn, boven de grote knecht. Hij vroeg de concessie aan en kreeg een stuk bos in erfpacht. Met de bescheiden middelen waarover hij beschikte, begon hij de exploitatie. En nu, vijf jaar later, beginnen ze de vruchten te plukken van hun moeizame arbeid. het doel van onze tocht was een kleine kapokonderneming In eindeloze rijen staan de stammen met de horizontaal groeiende takken, waaraan duizenden en duizenden vruchten. Als slapende, kleine kalongs. Ze bewonen een eenvoudig huis van bilik, met een atap dak. De stijlen en dakspanten komen van 't eigen ter rein. "Jullie blijven natuurlijk een hapje eten?" Ik maak bezwaar. We komen zó maar binnen vallen en brengen nog wel iemand mee. Maar ze wil van geen weigering horen. "Zó ver naar de rimboe komen en zonder eten weer vertrekken?" Dat was haar nog nooit gebeurd. Ik loop met haar mee naar de keuken. "En je boft ook nog. Kijk eens wat we eten?". Ze tilt het deksel op van een grote braadpan. Ik zie zware, vlezige bouten. "Kalkoen?" Ze glundert. "Sstttpauw." Pauw? Dat mag niet. Evenals kidangs, herten en bantengs, om van tijgers maar niet te spreken, zijn ook pauwen beschermd. Maar als ze de zaden ko men wegpikken, die net zijn uitgelegd, wordt 't moeilijk, het geweer in de hoek te laten staan. We smullen van rijst met pauw en saté van het varken, dat gisteren ge schoten is. Ze was deng-deng aan 't maken, toen we kwamen. Dunne lap pen gepekeld vlees liggen in een gro te mand, boven een pot onder een zware steen. Om uit te lekken, voor dat de stukken in de zon te drogen worden gelegd. Na het eten gaan we naar het bos; de alas-Andelan. We zien een arang-brander aan het werk. Van de resten van hardere hout soorten, z.a. bijv. de ketanggi, meer bekend onder de naam boengoer, de boom die in steden als sier wordt aangehouden, om zijn prachtige paar se boeketten, mag hij houtskool bran den. De helft van wat verkregen wordt mag hij houden. Het andere deel is voor de exploitant van het perceel. Dit z.g. "parowan-systeem", half om half, deelbouw, wordt dikwijls ook toege past bij het begin van de exploitatie. Als bij de ontginning het grote hout verwijderd is, wordt het perceel ver kaveld. Tani's geven zich op en krijgen een stuk toegewezen, dat ze eerst nog verder schoon moeten maken. Dan mogen zij het één seizoen be bouwen. Met djagoeng, in deze stre ken ook aardnoten en sojabonen; en widjèn, sesam-zaad. Soms worden de gronden voor een tweede keer uitge- Een arangbrander aan het werk. geven; maar dan krijgt de eigenaar een gedeelte van de opbrengst. Gelukkig werd met de ontginning van Tjoerah-oeser niet al het hout omvèr gehaald. Waar een kleine kali zijn weg zocht, tussen rottan en brandende ra- wéh, bleef het gespaard. Want water was en is nog steeds kostbaar en de dieren moeten toch ook kunnen drin ken, aan de poel, waar we naar toe lopen. Dit bos en verderop de gouvernements djatibossen vormen de begrenzing met de onafzienbare alang-alangvelden van "de Noord". We banen ons een weg door laag struikgewas en staan ineens aan 't water, een kleine poel onder de bomen. Langs de kant bloeit een enkele lotus, een kleine poel onder de bomen blauw als de hemel. Een ijsvogel, opgeschrikt door mensenstemmen, scheert zich weg over de plas. Hij is nog blauwer dan de lotus en waar schuwt in de vlucht zijn vrouwtje; haar roepend bij een troetelnaam. Tèngkèh... tèngkèh... Uit de diepte van het bos, klinken hoge zoemtonen tot ons door. Doordringend, of iemand met een natte vinger wrijft over de rand van een kristallen glas. De sri- goenting, die zich graag ophoudt, op eenzame, vochtige plaatsen. In de hoogste takken klagen bêrgêms. Ze hebben blijkbaar een blauwtje ge lopen en uiten hun verdriet in een somber gê-êm... gêm-gêm... Kepo- dangs drijven luidruchtig de spot met al die liefdessmart. In het uitgestrekte gebied, dat de uit lopers vormt van de Baloeran, het wildreservaat, heerst de bantengstier over zijn kudde koeien, over herten, kidangs en de ondeugende kleine kan- tjil. De dieren leven hier betrekkelijk veilig; een jachtvergunning is kostbaar en veel wordt er niet gestroopt. De heren jagers houden zich voornamelijk aan tjellengs, die een ware ravage kunnen aanrichten in djagoeng- en ketella-aanplantingen. De landbouwer is dankbaar voor 't afschieten van deze beesten van zijn terrein. In de klampisbomen, met hun mooie zilveren stammen en waaiervormige kruinen, laten pauwen hun uitgespreide Klampisbomen met hun mooie zilveren stam men. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 12