Jfel #f
im xr
De Batikkerij van Mevrouw van Zuylen te Pekalongan
(1890-1946]
W4§
ïm
M/
'My*
1 U*
V\
Batik is een kunst, die sinds oeroude tijden op Java werd beoefend. Omstreeks
1800 nam zij in de Vorstenlanden duidelijke vormen aan. Oorspronkelijk werd
hier alleen indigoblauw als verf gebruikt, later kwam het sogabruin erbij, zodat
de kleuren wit, blauw, bruin en zwart (bruin over blauw) ontstonden. Nog altijd
leven deze kleuren en talloze patronen voort, U kent b.v. de parang roesak
(de schuins lopende patronen met het "gebroken hakmes"-motief), de garuda,
etc. etc.
Aan de Noordkust van Java werd ook veel gebatikt. Onder Chinese invloed ont
stond een bloeiende batik-industrie met een eigen vrije stijl en meer kleuren.
Zo was b.v. het rood, waar Semarang bekend om was, later ook Pekalongan,
een veel gevraagde kleur. Ook in de vormgeving herkent men in de patronen
bloemen en afbeeldingen op Chinees keramiek. Deze werden aan bestaande
Javaanse motieven toegevoegd tot nieuwe composities. In ongeveer 1870 kwam
de Europese invloed, doordat Indische dames batikbedrijven openden. Hun
motieven werden voornamelijk gemaakt naar Europese voorbeelden: ansicht
kaarten, poëzie-albums, behangselpapier, etc.
De beschrijvers van de batikkunst heb
ben helaas alleen de traditionele van
Midden-Java behandeld. De batik van
de Noordkust beschouwden zij als een
voorbijgaande en betreurenswaardige
ontwikkeling.
De meest succesvolle en bekendste
Europese batikkerij is die van Me
vrouw E. van Zuylen te Pekalongan
geweest. Naast haar werkten vele In
dische collegae, uit de signaturen ken
nen we namen als Metzelaar, Simonet,
Meyer, Wollweber, etc. Verder waren
er nog Javaanse, Indiase en Arabische
bedrijven. In de omgeving van Peka
longan was toen de batik het voor
naamste middel van bestaan, de ups
en downs ervan gingen parallel met
de algemene welvaart.
Eliza Charlotta (Lies) Niessen, geboren
23 november 1864 te Batavia, trouwde
met Alphons van Zuylen uit Pekalon
gan, waar het gezin later ging wonen.
Ze begon in 1890 met drie "batikmei
den" zelf een bedrijfje. De Arabieren,
die haar grondstoffen kwamen leveren
vonden haar werk zó goed, dat zij het
opkochten voor wederverkoop. Toen
werd ze ontdekt door Chinezen, die
bestellingen met bepaalde opdrachten
deden, in hun eigen kleuren en af
beeldingen. Zij werden de grootste
groep van haar cliëntele. Eén van haar
voornaamste afnemers was Tio Tek
Hong te Batavia.
De sarong-kabajadracht was intussen
mode geworden onder de Indische
dames (tot 1920) en ook zij deden
bestellingen, vaak met speciale wen
sen. De batikkerij groeide uit tot 80
100 batiksters in 1941. Deze werkten
op het erf, terwijl er bovendien onge
veer 20 in opdracht in de kampong
bezig waren.
De meeste batiksters kwamen dage
lijks uit de kampong op het erf wer
ken; als ze te ver woonden, konden ze
echter ook blijven slapen: daarvoor
waren kleine huisjes aan de kalikant
beschikbaar. Er waren er ook, die pre
fereerden in de kampong te werken,
omdat ze te ver af woonden of zelf
een batikkerijtje hadden met één of
twee werkneemsters. Deze buitenwerk
sters kregen dan een stuk katoen mee
naar huis, dat ze na de wasbewerking
voor verdere behandeling naar het erf
van Van Zuylen brachten.
In geval van ziekte mocht het perso
neel op kosten van de batikkerij naar
de dokter djawa; voor onschuldige en
gemakkelijke gevallen had Eliza een
kast met kinine, asperine, zalven, etc.,
wat hun gratis werd verstrekt.
Bij het maken van ontwerpen deed de
hele familie mee. Vooral haar dochters
Clementine (de latere Mevrouw Soe-
ters) en Lily (later Mevrouw Nijman)
waren zeer artistiek.
Eliza schiep een eigen stijl, die door
verscheidene anderen werd nagevolgd.
Heden ten dage spreekt men nog van
"boekettan Van Zuylen", als men een
bepaalde compositie van een boeket
met witte bloemen wil aanduiden, die
door haar is ontworpen.
De goede batiks werden gesigneerd.
Het gebeurde wel, dat dit werd verge
ten, vooral als het buitenwerk betrof,
deze stukken werden goedkoper ver
kocht of weggegeven. Het ontbreken
van haar signatuur wil dus niet altijd
zeggen, dat de kwaliteit minder is. De
handtekening gold als een handels
merk voor de afneemster. Als een
bruid in haar uitzet één of meer Van
Zuylens (Pan Sellen, Bangsellen) kon
tonen, was dat iets, om trots op te zijn.
De familie Van Zuylen was bij de be
volking geliefd, wat wel bleek, toen
het land door de Japanners werd bezet.
Op voorspraak van Indonesische be
stuursambtenaren mocht de batikkerij
door gaan, hoewel op kleinere schaal,
en men moest verhuizen naar het huis
er naast. Alle batikkerijen moesten
vanzelfsprekend ook voor de Japan
ners werken.
Bij Van Zuylen werden obi's (borstdoe
ken voor Japanse dames) besteld,
maar ook kains en sarongs. De Japan
ners eisten grote precisie. Omdat er
weinig katoen was, werd het perso-
Jjl
,V
Kain pagi-soré van de batikkerij van Zuylen. (Montage-foto)
Eliza maakte meest sarongs en kains.
Een sarong of kokerkleed is 1.07 cm
hoog en 2.20 cm in omtrek. Een derde
staande gedeelte heet de kepala en
heeft een kleur en figuratie, die meest
al afwijkt van de rest, de badan.
De sarong werd door de Indische
dames zó om het middel gevouwen,
dat de kepala aan de voorzijde kwam.
De kain is een wikkelkleed van 1.07
cm hoog en 2.50 cm lang en wordt
over de gehele oppervlakte met één
repeterend patroon versierd. Er be
stond ook nog de kain pagi-soré (zie
foto), waarbij de oppervlakte door
een schuine lijn in twee helften wordt
verdeeld. De kleuren en patronen van
deze helften zijn meestal verschillend,
de figuren staan ten opzichte van el
kaar ondersteboven. Door met de wik
keling aan de ene zijde te beginnen
of aan de andere krijgt men een kle
dingstuk voor de ochtend (pagi) of
voor de middag (soré).
neel langer aan een werkstuk gezet,
zodat druk bewerkte batiks ontston
den, veelal in de zgn. "Hokokai"-stijl.
Deze stijl viel zó in de smaak, dat zij
na de oorlog in de mode bleef en ook
nu nog bestaat onder de naam "djawa
baru".
Het einde van het bedrijf kwam, toen
de Japanners capituleerden. In het be
gin van 1946 werd de batikkerij door
Indonesische vrijheidsstrijders ge
plunderd en verwoest. Mevrouw van
Zuylen kwam met suikerziekte terecht
in de ziekenzaal van het klooster der
zusters Franciscanessen. Ondanks de
liefderijke verpleging stierf zij drie
maanden later op de leeftijd van 83
jaar. De insuline, die de echtgenoot
van een kleindochter haar uit Ban
doeng opstuurde, heeft het ziekenhuis
nooit bereikt.
Bij de ondergang van het bedrijf wer-
(lees verder volgende pagina)
14