INDONESIË 1981 terug naar toen jeep en rolls royee ONZE MOEDERTAAL BÜRO VAN VULPEN Gisteravond kregen wij weer eens bezoek van onze Soendanese vriendin. Voor mij betekent dit altijd dubbel feest. Allereerst smaken wij immers het genoegen het gezelschap van deze charmante jongedame te mogen delen en daarnaast biedt mij de aanwezigheid van een kind uit de Preanger de gelegenheid te geu ren met de restjes van mijn kennis van het mij-zo-dierbare Soendaas. Deze kennis is sinds 1945 ineenge schrompeld tot een dozijn beleefd heidsfrases, anderhalve sisindiran en wat uitroepen - deels lofuitingen, deels schrobberingen - waarvan aantal en genuanceerdheid varieert met mijn stemming. Loopt de bovenkamer gesmeerd, draait de grijze materie op volle toeren, dan levert het spel met klanken ongedach te successen op. Dan wordt er in de veertig jaren oude voorraad gegrab beld en krijg ik opeens iets te pakken, waarvan ik het bestaan - laat staan het bezit - totaal vergeten was. Ik speel de hakkelende peuter of kleuter en worstel met: wieh - wah - ja, daar heb je het: WADOEL Dat is het gezochte woord. Het schiet mij de mond uit, of liever, ik vuur het af op mijn verbijs terde gesprekspartners. Of mijn uitingen altijd hoffahig zijn, betwijfel ik, maar dit mag de pret niet drukken. Wat wèl de pret bij mij drukt, dat is mijn indruk, dat onze gaste met haar eigen moedertaal overhoop ligt, dat zij mij niet thuis kan helpen met de meest commune zaken. Dan geldt als slap excuus, dat zij nooit meer Soendaas spreekt en - naar ik vrees - evenmin leest of schrijft. Op zo'n moment herinner ik mij de uitspraak van haar ouders van drie, vier jaar geleden: "Ja, het gaat snel. Mijn man en ik kennen nog wel onze taal. Wij kunnen U nog vertellen over Si Kabajan, over de lalakon Moen- dinglaja, over de sisindirans en alles wat pamali is, maar de kinderen, die spreken alleen nog maar de bahasa en vergeten het Soendaas." Een wonderlijke toestand, denk ik bij mijzelf. Toen ik dertig jaar geleden met mijn gezin in het 'buitenland woonde, werd er wel eens uit praktische over wegingen aan tafel het gesprek in de vreemde taal gevoerd, maar het deed mij onnatuurlijk aan. Het ging mij niet vlot af. Ik voelde mij op de planken. Het klonk mij in de oren als een slecht ingestudeerd stukje toneelspel. Zodra het menens werd - als er standjes uitgedeeld moesten worden, dan gebeurde dat dan ook vanzelfspre kend in het onvervalste vaderlands. Hoe zou het onze vrienden op de Gordel van Smaragd vergaan? Zouden zij nooit ervaren, dat die Bahasa maar een hulpmiddel is en dat dit Indone sisch Esperanto nimmer hun moeder taal kan vervangen? Waar blijft de genuanceerdheid? Dat die in hun eigen taal bestaat, daar behoef ik maar - wat het Soendaas betreft - mijn Coolsma (Wie vertelt er eens wat over de keur van taalkundigen, die het ge presteerd hebben woordenboeken te schrijven van een gedegenheid en ge detailleerdheid als die welke Cools- ma's werk kenmerkt?) op te slaan. Iedere bladzijde van dit onvolprezen woordenboek getuigt hiervan. Verschaft de genuanceerdheid der taal ons soms niet de mogelijkheid tot een verfijning van uitdrukking - tot beter begrip en nauwer contact? Wat komt er terecht van dit contact als kinderen een andere taal dan hun ouders gaan spreken? Wat voor het Soendaas geldt, geldt mutatis mutandis natuurlijk evenzeer voor de andere talen van de Archipel. Als ik schrijf: Een volk, dat zijn taal verliest, verliest zijn identiteit, - dan trap ik een open deur in - dan debi teer ik een waarheid als een koe. Is de Soendanees, de Javaan, de Ma- doerees en ga zo maar door, zich van dit gevaar bewust of brengt hij graag dit offer? Een offer - een onpeilbaar groot offer. En terwille van wat? Wij leven wel heel ver van het streven van onze vooroorlogse Balai Poesta- ka, die iedere ethnische groep het zijne trachtte te geven - in de hoop, dat elk volk zich meer bewust zou worden van eigen waarde, hierbij al lereerst teruggrijpend naar hun eigen taal. "Het gaat vlug", zeiden ons de ouders van onze Soendase gast. Ik vrees dat zij gelijk hebben. Wat zal er over een eeuw nog over zijn van het eigene - het kenmerkende - het karakteristieke van de zeer vele gewesten van onze onvergetelijke Gordel van Smaragd? SI ANOE Dat de Bahasa Indonesia de oorspron kelijke moedertalen (Indonesië omvat ca. 200 ethnische groepen en even- zovele talen) volledig zou moeten ver vangen is beslist NIET de bedoeling geweest van president Soekarno. Een eenheidstaal was nodig om de brug te slaan tussen de verschillende taal gebruikers die elkaar totaal niet kon den verstaan. Inderdaad een soort Esperanto, ook om het handelsverkeer te bevorderen en het samenstellen van lesmateriaal op scholen te vereen voudigen. Maar dat ooit de Moedertaal bewust verdreven zou zijn is gelukkig niet waar. Het Bataks, Soendanees, Ja vaans, Madoerees, Balinees, om maar enkele van de hoofdtalen te noemen, zijn nog altijd even levend als in tem po doeloe. Hoe zou het mogelijk zijn om bijvoorbeeld het Soendanees dat door ca. 20 millioen mensen gespro ken wordt, weg te vegen door de Bahasa Indonesial Drie van de grootste dagbladen in West-Java verschijnen ook in het Soendanees. Van een tijdschrift als "Kartini" b.v. worden Soendanese en Javaanse uitgaven gedrukt. Een moe dertaal vergeten is dus een zeer per soonlijke kwestie. Tot de 2e klas lagere school worden kinderen onderwezen in de moeder taal, daarna pas wordt de B.l. ge bruikt. Toen ik onlangs op Madoera was, sprak bijna iedereen Madoerees, som migen Javaans en iets dat op het ge wone "pasar maleis" leek. Niemand de Bahasa Indonesia. Ambtenaren en handelslieden moeten de B.l. wel machtig zijn. Een Indone sisch leraar in de B.l. legde het me erg plastisch uit: "De Bahasa Indone sia kun je vergelijken met een jeep, een vervoermiddel bruikbaar voor elk terrein. Niet mooi maar praktisch. De eigen taal (Soendanees, Javaans, Ba taks, Madoerees, etc. etc.) is de Rolls Royce die we hebben voor eigen privé gebruik. Een trots bezit dat niet door Jan en alleman gebruikt wordt, maar dat je daarom juist in ere moet hou den Een prachtige vergelijking die de Soendanese kennis van Si Anoe mis schien ter harte kan nemen. Een droevig feit blijft, dat er een ont stellend gebrek is aan schoolboeken. Als er dan nog eens 200 soorten schoolboekjes gedrukt zouden moeten wordenI Zijn we vroeger, met onze goede be doeling om elke ethnische groep in zijn waarde te laten, dan toch niet prak tisch genoeg geweest, hebben we niet genoeg vooruit gekeken? L.D. De taal is een stad, aan het bouwen waarvan ieder mens een steentje heeft bijgedragen. RALPH WALDO EMERSON HET PROGRAMMA IS UIT Direkt even aanvragen bij: specialisten in Indonesiëreizen Gedempte Gracht 70 - Zaandam Telefoon 075 - 162508 179922 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 9