ten vriendschapsverdrag. Naast dit po
litieke doel, beoogde men de verbrei
ding van kennis omtrent het land van
de witte olifant. Het resultaat waren
tientallen foo's van stadsgezichten, pa
leizen en tempels. Ofschoon de hitte
ondragelijk was, was Van Kinsbergen
onvermoeid in de weer met zijn zware
en omslachtige fotografische uitrus
ting. De verzameling omvat tientallen
fotografieën, zelfs van de lijkverbran
ding van een lievelingsdochtertje van
koning Mongkut. Over Van Kinsbergen
schreef Loudon de volgende opmer
king: "De thermometer stond 's a-
vonds om half zes op 90° in mijn
kamerHet gelukkige humeur van
den Heer van Kinsbergen komt mij niet
weinig te stade".
Dit laatste slaat wellicht op de grappige
vertoningen, welke Van Kinsbergen
tijdens dit gezantschap zou hebben ge
organiseerd en waarover hij vele jaren
later het een en ander aan Hans van
de Wall moet hebben verteld. Hij zou
uit de garderobe van de Bataviase
Schouwburg diverse kostuums hebben
meegenomen en daarmee de leden van
het gezantschap hebben uitgedost,
maar of hij inderdaad "complete opera
uitvoeringen" zou hebben gegeven,
lijkt mij enigszins overdreven. Eerder
denkt men aan een jolige verkleed
partij, zonder andere bedoeling dan
vermaak. Merkwaardig is, dat juist in
die tijd zich aan het Siamese hof een
gouvernante bevond, Anna Leonowens,
wier taak het was de jonge prinsen en
prinsessen met het Engels vertrouwd
te maken. Zij woonde ook de hierboven
vermelde crematie bij, doch in haar
boek "The English governess at the
Siamese court" vermeldt zij Isidore
niet. Naar dit boek werd veel later een
film gemaakt "The King and I" maar
of de achtergronden voor deze rol
prent naar Van Kinsbergens foto's zijn
gemaakt, staat niet vast.
Nog hetzelfde jaar vergezelde Van
Kinsbergen de kunstlievende Gouver
neur-Generaal mr. Baron Sloet van de
Beele op een reis naar Midden- en
Oost-Java, die zich zelfs tot Boeleleng
op Bali uitstrekte. De door hem ge
maakte foto's vulden drie albums, die
in 1872 door het Gouvernement naar
de Wereldtentoonstelling in Wenen
werden gestuurd. De Regering kreeg
er een gouden medaille voor, Van
Kinsbergen een bronzen. Onderscheid
moet er zijn.
Nog in datzelfde jaar 1862, in decem
ber, werd aan Van Kinsbergen de op
dracht gegeven, die hem de grootste
en meest blijvende roem zou bezorgen,
het fotograferen der Javaanse oudhe
den. De bedoeling was, dat hij zou sa
menwerken met ds. Brumund, die se
dert jaren al bezig was met het op
sporen en beschrijven der oudheden
uit de Hindoe-Javaanse tijd. Uiteraard
achtte het Gouvernement zich onbe
voegd om ten aanzien van deze arbeid
aanwijzingen te verstrekken of het re
sultaat te beoordelen, en daarom werd
een particuliere wetenschappelijke in
stelling, het Bataviaasch Genootschap
LET OP
Wij gaan eind 1980 onze hulp staken.
Nu nog kunt U familiegegevens gratis
verkrijgen. Geef altijd zelf op, wat U
van de familie weet. U kunt daarvoor
een model aanvragen. Voeg altijd een
gefrankeerde antwoordenvelop bij.
INDISCH FAMILIE ARCHIEF
Vreelandsestr. 14, 2574 RX Den Haag
hiertoe ingeschakeld. De onkosten voor
het Gouvernement kwamen op de post
"Onvoorziene uitgaven".
Gelijk gebruikelijk begon Van Kinsber
gen zijn arbeid in West-Java en zette
dit werk, ds. Brumund's aanwijzingen
volgende, over Midden-Java voort.
Doch helaas, ds. Brumund overleed, al
te'vroeg, op 3 maart 1863. 2)
Van Kinsbergen moest het dus voor
taan zonder diens aanwijzingen doen.
Dit had tot gevolg, dat onze fotograaf
wat te sterk zijn artistieke aandriften
volgde en van het ene monument te
veel, van het andere te weinig opnamen
maakte, naar het in zijn kunstenaars-
kraam te pas kwam. Sommige tempels,
zoals de Prambanan, heeft hij eenvou
dig overgeslagen. Bovendien werkte
hij, gelijk gezegd, langzaam. De drie
jaar, die voor de vervulling zijner op
dracht geraamd waren, moesten met
één jaar verlengd worden. Het geduld
van Batavia en Buitenzorg werd op
een zware proef gesteld. Eindelijk bijna
tien jaar na het verlenen van de op
dracht, kwam hij met het resultaat voor
de dag. Op 13 februari 1872 werd hij
als gast der directie tot de bestuurs
kamer toegelaten, waar hij een deel
van zijn machtig fotografisch werk kon
tonen. "Op tafel", zo zeide de voor
zitter, "ligt een onschatbare aanwinst
voor wetenschap en kunst, er is een
bron van studie geopenbaard in voor
treffelijke uitvoering door de hand van
een ervaren kunstenaar! En dit sprak
de praeses, terwijl de fotografie des
tijds nog niet als échte kunst was er
kend.
Van Kinsbergen kreeg daarop in 1873
een tweede, beperkter opdracht: het
fotograferen van het heiligdom Boro-
Budur. Het resultaat waren 43 foto's,
verenigd in een portefeuille, getiteld
"De Bóró Boedoer op het eiland Java",
de z.g. Kleine Portefeuille, doch ook
deze fotografieën waren schijnbaar wil
lekeurig over het monument verdeeld.
Een 15 tal waren voor het heiligdom
zelf en zijn omgeving, terwijl 28 de
beelden en reliëfs afbeeldden, of
schoon lang niet alle. Ook dit was
voortreffelijk werk. Het bevatte "in
klein bestek wel het allerschoonste van
zijn kunstarbeid".
De 2e druk van de Encyclopaedie van
Ned.-lndië, die zelden dichterlijk of
bloemrijk is, spreekt in Van Kinsber-
gen's biografie over de foto's: "Dit
eindresultaat was schitterend. Het werk
werd zelden geëvenaard, maar nooit
overtroffen. Hoeveel schoonheid zou
den wij missen, indien wij hem (v.K.)
niet hadden gehad".
Doch laten wij nu eens 's Genoot-
schaps Photograaph" aan het werk
zien. Hij trof de tempelruïnes vaak in
zulk een staat van verval en verwaar
lozing aan, dat eer het fotograferen kon
beginnen, de monumenten eerst van de
weelderige tropische begroeiing moes
ten bevrijd worden. Ook dienden som
mige afgevallen brokstukken weer op
hun oude plaats te worden gezet. Zo
bracht hij met een paar koelies, die
hem bijstonden, een voorlopige restau
ratie tot stand, b.v. bij het tempelcom
plex te Panataran (bij Blitar), waarvan
hij zéér veel foto's maakte (1887). Ook
op het kille, maar huiveringwekkende
Diëngplateau is hij tot herstel overge
gaan, en nog meer. Sommige tempels
stonden door het verstopt raken der
oude waterleiding, gedeeltelijk onder
water.
Vastgebonden aan een touw, door zijn
koelies vastgehouden, waadde hij door
het moeras, op zoek naar de verstopte
afvoer, die hij vond, en opende. Ook
bij de aldus drooggelegde tempels
bracht hij enige, voorlopige herstellin
gen aan. Dit werk ging dus aan het
fotograferen vooraf.
Maar dan ontwaakte de kunstenaar in
hem. Soms duurde het maanden, eer
hij droge objecten, droge bodem, gun
stige weersomstandigheden en goed
licht had om zijn werk te kunnen doen.
's Avonds, in de pasanggrahan op het
Diëngplateau kon hij niet meer restau
reren of fotograferen en was het een
hele toer, om de lange, koude avonden
door te brengen. De plaatselijke we-
dana hield hem eerbiedig, maar zwij
gend gezelschap, wat Isidore ten slot
te danig begon te vervelen. Ten einde
raad ging hij aan zijn Javaanse vriend
in niet te best Maleis de geschiedenis
van Napoleon vertellen, de Kolossus
der 19e eeuw, zoals hij wel eens heet.
Het districtshoofd van de Diëng kwam
diep onder de indruk van dit helden
verhaal, want hij vroeg ten slotte: "Pa-
joeng apa kandjeng Napoleon paké?"
Hij dacht daarbij waarschijnlijk aan de
gouden pajong van zijne vorstelijke
hoogheid de Soesoehoenan van Soe-
rakarta. Van Kinsbergen antwoordde
echter droogjes: "Brankali pajoeng
kertas, kalau oedjan".
Een andere, minder leuke mop is deze;
Van Kinsbergen kreeg op de Diëng
telkens bezoek van resident Carstens,
die verzot was op inscripties, al kon
hij die niet eens lezen. Hij kon geen
steen zien, of hij vroeg hem: "Zeg
Kinsbergen, zou daaronder iets zijn?"
Toen het onze fotograaf te bar werd,
antwoordde hij kortaf: "Jawel, resident,
een kikvors".
Doch niet slechts de mannen van het
vak bewonderden Van Kinsbergen's
fotografieën der Javaanse oudheden,
doch ook een leek als de oprichter en
leider van het nieuwe "Algemeen Dag
blad van Nederlandsch-lndië", Conrad
Busken Huet. Hij was verheugd het
Bataviaasch Genootschap een kleine
(lees verder volgende pagina)
7