Een Dagje Grissee Wanneer de grote juli-vakantie al enige dagen oud was, vroeg mijn moeder: "Wie heeft er zin om naar Grissee te gaan morgen?" Nou, wij allemaal wel; leuk. Er werd eerst overlegd, hoe we er heen zouden gaan. Meestal was het: naar Grissee met de bus en terug met de boemel. Dus heel vroeg liepen wij vieren naar de Rode Brug, waar de bussen klaar stonden. Die gingen naar alle wind streken: Probolinggo, Madioen, Malang, Bodjonegoro over Grissee, enz. Er ging ook een bus naar Baloenpanggang. Hoe kwam men aan die naam en waar lag dat plaatsje? Vol ongeduld wachten we op het vertrek van de bus, het duurde ons soms veel te lang. Maar dat kwam doordat wij zelf veel te vroeg bij de bushalte waren. We reden door di verse plaatsjes. De huisjes zagen er leuk en netjes uit. Je zag Europese woningen, maar ook gewone kamponghuisjes. Overal werd gestopt om andere mensen in of uit te laten stappen. In Grissee aangekomen was onze eerste gang altijd naar het kleine kerkhofje, waar diverse opa's, tjangs, tante's en ooms en neefjes en nichtjes begraven lagen. Mijn moeder kende ze allemaal, wij minder. "Even een bloemengroet brengen, zei mijn moeder. Naast het kerkhof woonde de administra teur met vrouw en twee meisjes; een tweeling bleek later. Ze stonden dan in de deuropening van hun huis naar ons te kijken en we wuifden naar elkaar. Daarna mampirden we eerst bij Oma, de gewezen kokki van tante Lies en oom Wim, die ons bezoek zeer op prijs stelde. Op de passer kon je lekkers kopen, die in de grote kota niet te krijgen was. Daérvoor kwamen we juist zo graag in Grissee. Mijn moeder was er geboren. In mijn ogen was Grissee beroemd om zijn nasi krawoe met ikan wêlot, zijn djoeada ajas geblokt en in diverse kleuren, en de poedaks. De vruchten waren ook veel goedkoper dan in de stad. Voor thuis namen we genoemde lekkernijen mee. Via ver schillende straatjes liepen we tegen half vier 's middags naar het stationnetje waar nog geen enkele trein stond. De kaartjesverkoper had ook nog een klein depootje. Je kon er ijsstroop kopen en diverse versnaperingen. De roomsoesjes waren zalig. Ook dat werd soms geborong door ons voor in de trein en voor thuis. Even later zaten we doodmoe van het slenteren, maar vol daan, in de trein, die ons glèndèng... glèndèng glèndèngweer naar de grote kota terugreed. Nu ging het langs dessa's en sawahs. De jeugd stond dan langs de spoorbaan de voorbij "razende" trein toe te juichen. Wij driëen: mijn zus, mijn pleegzus en ik, vonden het altijd leuk om die kinderen wat toe te gooien, pisang, djamboe, suikertjes en ook wel eens centen. Dan juichten ze nog har der en vielen op de diverse dingen aan. leder stationnetje werd aangedaan, soms ook om water bij te vullen. Zo'n stationnetje was grappig om te zien. Het was er altijd een drukte van belang. In de trein kwamen de verkopers ook in actie en probeerden op die manier hun reisgeld terug te winnen. Je kon tahoe petis eten, en loempia Semarang, wadjik, agar-agar, limoen drinken enz. enz. We reden al denderend station Pasar Toerie binnen, dan vlug uitstappen, een dogkar op de kop tikken om ons naar huis te rijden. Adoeh! tjape zeg, zo'n dagje uit. Maar leuk, en dat was het voornaamste. JOKE BOOGAARD-STANEKE De Rode Brug, waar de bussen klaar stonden FAMILIENAMEN Naar aanleiding van het voegen van de voornamen Willem Arnold bij Alting Siberg (Moesson no. 4, pag. 4) nog het volgende: Mijn vader héét WILLEM ARNOLD, maar of hij dezelfde was? Ikzelf ken de familie Alting Siberg niet. Mijn beide ouders verloor ik op mijn 5-6e jaar en het is meestal zo, dat na de dood van beide ou ders, familiebanden verwateren. Mis schien, dat wijlen mijn broers en zus ters dat wisten, helaas ben ik nu de enig overgeblevene uit ons nest van 10 kinderen. De laatste der Mohikanen, zoals mijn neven mij noemen! Daar ben ik trots op. Maar het is leuk, de naam Willem Ar nold hierin te lezen. De reden, waar om de familie Alting Siberg zo gesteld was op die namen, kan ik niet op geven. Wel wil ik, omdat de naam AR NOLD bij één van de oudste Indische geslachten behoort, iets vertellen; heb het zelf hóren vertellen. En dat be treft onze tak. Op de foto staat mijn grootvader. Ik ben de 4e generatie, en bijna 75. Namen, die ik als familie ken, zijn: Van Slooten, Ament, Gibson, Caton, Winter, Van Hogezand. In Buitenzorg ontmoette ik een oude heer, die mijn voorouders gekend heeft. Hij vertelde mij: "Je overgroot vader heeft vele zonen. Allemaal wer den zij landheren, op één na, die be stuursambtenaar werd". Dat was dus mijn grootvader. M. J. A. Arnold, Assistent-resident in het toenmalige Britse Benkoelen. Déar heeft hij ook mijn grootmoeder ont moet, Ch. Bradley. Volgens wijlen mijn broer John William is de naam ARNOLD ook gevoegd bij BIK, Arnold Bik dus, als achternaam. Ook Michiels-Arnold landen; een fu sie? De landheer! Onze oud-oom!? De nazaten van de bestuursambtenaar, ook mijn Vader, waren allemaal amb tenaren bij: Binnenlands Bestuur, Al gemene Rekenkamer, Financiën, Justi tie, Politie, enkelen in het particuliere. Ikzelf laatstelijk bij de Prov. West-Java (Gouv. Kant.), daarvoor bij het Dept. van Landbouw, Nijverheid, Handel. P. JÜCH-ARNOLD TILLY WEISSENBORN Als aanvulling op mijn oproep in Moes son 15 mei 1980, pag. 11 betreffende de fotografe Tilly Weissenborn, deel ik U mee dat mij is gebleken dat de naam Tilly Weissenborn niet altijd als zoda nig bekend was, maar dat men wel van het bestaan wist van "Fotoatelier Lux" in Garoet. "Tilly Weissenborn" is dus gelijk aan "Fotoatelier Lux". Sinds kort weet ik ook, dat Tilly W. in de leer is geweest bij het beroemde fotografisch bedrijf van Kurkdjian in Soerabaja. ERNST DRISSEN 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 15