m ^herinneringen 3£etjil (XXVIII) "ROVER" EXCUSEER MIJN MAN "Wat krijgen we nou? Moet je daar zien". Deze woorden kwamen gelijktijdig bij ons vieren over de lippen toen, tijdens een patrouille, vlak voor onze ogen aan de rand van een kleine kampong een roofvogel opvloog met een hevig kakelende kip in z'n poten gehaakt. Pijlsnel verdween hij uit ons gezichtsveld. Het was m'n eerste ontmoeting met een kippendief. De Maleise naam is intussen al weer latijns voor me geworden. Ik kan er niet meer opkomen. Een paar maanden later volgde een, tweede ontmoeting met een kippen dief. In de kampong waar we gelegerd waren kwam een Indonesiër met hem aanzetten. Het was een nog zeer jonge, blijkbaar pas uit het nest gehaalde, kippendief. Een diefje zogezegd. Omdat ik teveel belangstelling toonde kreeg ik het diefje niet voor niets los van de man. Er werd een ruiltje ge maakt. De man een paar pakjes siga retten en ik werd roofvogel bezitter. Overgelukkig scharrelde ik een kistje op en nestelde Rover, zoals ik hem inmiddels gedoopt had, er in. Als een goede moeder en vader tegelijk hurkte ik bij hem neer en aaide hem onder het slaken van kirrende geluidjes over zijn kop. In m'n dromen zag ik Rover al (ik nam aan dat het een hij was) als een levensgrote roofvogel met een vlucht van minstens twee meter die, net als een tamme duif, bij het minst schrille fluitje van mij uit het luchtruim zou neerstrijken op m'n schouder en die me hoog boven me vliegend op patrouilles vergezelde. Ik was gelukkig nog wel nuchter ge noeg om te beseffen dat voor het zo ver was Rover heel wat geleerd moest worden. Zonder kennis van eten, vlie gen en kippen stelen kwam hij niet ver in de wereld. Het eten leverde niet veel problemen Mijn collega had haast. Hij had die dag nog heel wat scholen af te gaan. En hij was al achter op zijn tijdschema, omdat de chauffeur zich had verslapen. In volle vaart weg uit Djokja kwam hij om 9 uur aan in Moentilan. Uit de auto fluks naar het kantoor van onze Tech nische School. Hij vond er alleen de schrijver, die verschrikt opstond, toen de "hoge baas" zo plotseling binnen viel. "Waar is de Kepala Sekolah?" "Ik weet het niet, hij is nog niet op school gekomen"Ajo, Hardjo, naar het huis van het schoolhoofd", een straat je verder. Mijn collega was zeer ver baasd en zeer verstoord. Hoe is het mogelijk? Pak S., een van zijn beste en meest stipte schoolhoofden, zo maar niet binnenkomenzo zie je, con trole, liefst onverwacht, blijft nodig Weer uit de auto, zag hij een klein meisje op het voorerf spelen. "Waar is papa, kindje?" "Pappie is binnen, op. Het naar binnenwerken van stukjes satevlees had Rover snel onder de knie. De aanvoer van satevlees was ook prettig geregeld want om de dag kwam er een sateboer in de kampong en kocht ik voor Rover een dagelijks portie. Voor mezelf was sate taboe geworden. Mijn schatkist kon die weelde niet opbrengen. Het ging me wel aan het hart dat heerlijke vlees in Rover te zien verdwijnen. Maar ja, het was niet anders. Eén troost had ik: Rover zou mijn offervaardigheid in de zeer nabije toekomst ruimschoots ver goeden. Daar was ik zeker van. Elke dag een gestolen ajammetje was toch wel het minste waar ik op rekenen kon. Toen Rover na de nodige sate te heb ben verwerkt wat steviger op z'n poten stond begon ik met de vlieglessen. Eerst de grondbeginselen: het klappe ren met de vleugels. Daarvoor zette ik Rover op de zijkant van m'n hand en draaide dan snel in de rondte. Om in evenwicht te blijven moest Rover dan wel met de vleugels klapperen. Bij de lessen die er op volgden, het lange afstand vliegen, had ik assistentie van m'n slapie nodig. We stelden ons dan op een afstand van een meter of vier tegenover elkaar op en gooiden elkaar Rover toe. Dat ging geweldig goed. Na wat noodlandingen kon Rover deze hij ligt nog te slapen". "Nou, ga maar eens naar hem toe, en zeg hem, dat zijn baas uit Semarang hem wil spre ken". Kind weg. Mijn collega ging vast op een stoel in de voorgalerij zitten. Kind terug: "Neen, mammie zegt, dat pappie niet gestoord mag worden; hij is heel moe". (Wel...alle...). "Nou, vraag dan mama om even hier te ko men". Kind weg, komt te voorschijn en gaat weer in de tuin spelen. Na geruime tijd komt de vrouw des huizes naar buiten. Ze ziet er moe uit, grote kringen onder de ogen; duidelijk, dat ze zich gauw wat heeft opgemaakt. De boosheid van mijn collega mindert wat. "Mevrouw, ik moet dringend Uw man spreken voor een schoolkwestie. En op school hoorde ik, dat hij nog thuis was". "Duizend maal vergiffenis. Mijn man slaapt nog, want het is gisteren nogal laat geworden." afstand al na enkele lessen ruim schoots overbruggen. Na de lessen werd Rover door mij zorgvuldig in z'n kistje opgeborgen want ik was als de dood dat hij er vandoor zou gaan. Hij was nog te kort bij me om er van overtuigd te zijn dat hij trouw op z'n basis zou terugkeren als ik hem vrij liet stappen. Ik heb nog geprobeerd hem meer levensruimte te geven door hem aan een lang touw te zetten maar dat werd helemaal een zielige vertoning: Rover wilde meer levensruimte dan het touw lang was en trok zichzelf dan onderuit. Eindelijk was de dag aangebroken dat ik Rover de vrijheid kon geven. Ik zette hem op z'n kistje en sprak vaderlijk: "Ga je gang joh, maar wel op tijd thuiskomen voor je eten hè!" Ik was wel zo link om hem geen eten mee te geven, want dacht ik, dan komt hij van de honger wel terug. Nou, mooi mis gedacht. Rover ging z'n gang. Ik heb hem nooit meer gezien. Of Rover lang van z'n vrijheid heeft genoten zal altijd een vraag blijven. Ik zelf betwijfel het want zijn levens behoud, het kippen stelen, had ik hem niet geleerd. Niet omdat het Rover niet te leren was. O nee. Er is niets mak kelijker dan een kippendief kippen le ren stelen in een kampong waar de kippen los rondscharrelen. Ik hoefde daarvoor alleen maar met Rover op het dak van een kamponghuisje te klimmen en als er een kip in de buurt kwam er eventjes met Rover in m'n armen op te duiken. Makkelijker kan haast niet. Maar weet u, ik ben aan die lessen niet begonnen omdat mijn grootste probleem was: Hoe kon ik, na drie tropenjaren, met dat van het dak sprin gen iedereen bewijzen en er van over tuigen dat ik vrij van tropenkolder was en alleen maar les aan Rover gaf. Niemand toch. J. BLOKKER "Ja, maar mevrouw, dat gaat toch niet. Een guru, en zeker een kepala sekolah moet toch het voorbeeld geven, en mag toch niet spijbelen". "Heus, heus, excuseert U toch mijn man; hij kan er niets aan doen. Hij is de hele nacht op geweest vanwege de geboorte van ons achtste kind. Hij was doodop, laat hem nu toch wat slapen; geeft U toch permisi om van daag thuis te blijven "Maarmijn collega heeft moeite om de portee van wat hij juist hoorde, te vatten. Hij voelt zich verslagen. "Ja, maar, mevrouw, dan moet U zeker nu niet uit bed komen; ga toch gauw weer liggen Mijn collega laat mevrouw beloven, spoedig te berichten, hoe het kind zal heten, en belooft van zijn kant met een cadeautje voor de kleine terug te komen. "Ajo, Hardjo, vlug naar Magelang, we zijn al veel te laat". De zaken krijgen weer de overhand. M.F. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 19