En de boer hij ploegde voort 18 Herinneringen aan spannende dagen door J. BALT Enige kilometers ten noorden van Padang aan de weg naar Fort de Koek (Boe- kit tinggi) lag vóór de laatste wereldoorlog een klein vliegveld ten behoeve van het vliegverkeer met Medan en Djakarta. Het liep te boek als het vliegveld Tabing. Nadat de Japanse luchtmacht op Pearl Harbor een gevoelige dreun had uitgedeeld en enkele dagen later korte metten maakte met het Engelse slagschip Prins of Wales en de slagkruiser Repulse, zonk ons, bewoners van het voor malige Nederlands-lndië, de moed wel enigszins in de schoenen. Niettemin werd een realistische beschouwing nog vaak veroordeeld met de beschuldiging van defaitisme. Vrij spoedig daarna voerde het Japanse leger landingen uit bij Kotabaroe in het Noorden van Malakka, waarna het leger zuidwaarts marcheerde. De wetenschap dat Singapore een onneembare vesting was, werd nog gretig aangegrepen als een laatste strohalm. Na de oorlogsverklaring van de Ne derlandse Regering in Londen aan Ja pan werden uiteraard in het vroegere Nederlands-lndië de nodige stappen genomen om aan de problemen van de oorlogsvoering het hoofd te bieden. Nog steeds werd veel steun verwacht van de Verenigde Staten, die nu in de oorlog betrokken waren, temeer waar Nederlands-lndië over rijke hulpbron nen beschikte, die bij voorbaat niet in vijandelijke handen mochten vallen. Reeds spoedig werd de scheepvaart bedreigd door vliegtuigen en onder zeeërs, waardoor de produkten van de groot-landbouw moesten worden op geslagen. De opslagruimte was be perkt, zodat het produktie-apparaat moest worden afgeremd en uiteindelijk zelfs worden stilgelegd. Sommige pro dukten gaan bij langdurige opslag in kwaliteit achteruit. Al deze bezwaren, ontstaan door de oorlogsomstandig heden, moesten vanzelfsprekend ge accepteerd worden. De strijd, die wij tezamen met de geallieerden zouden voeren tegen de Japanse dreiging, zou o.m. in de lucht plaats vinden met "vliegende forten", grote moderne bombardementsvliegtuigen. Het eerder genoemde vliegveld Tabing was niet in staat dergelijke, grote vlieg tuigen accomodatie te bieden en dus moest het vliegveld op de kortst mo gelijke termijn vergroot worden, opdat een voldoend lange landingsbaan ter beschikking kwam. In de nabijheid werd een kampement voor de bewa kende Knil-militairen ingericht. Op de hoeken van het vliegveld werden pil- boxen opgericht, vanwaaruit met mi trailleurs de landingsbaan bestreken kon worden. Ten behoeve van de ver lenging van de oude landingsbaan moest een gedeelte van een klapper tuin worden gerooid. Werkvolk - enige honderden Maleiers - waren in dienst gesteld, er was één bulldozer beschik baar, het grootste deel van het werk moest met "elbogenstoom" worden uitgevoerd. En het Japanse leger marcheerde zuid waarts. Aangezien op de onderneming Kajoe Aro in het gewest Kerintji alle beschik bare ruimte reeds met kisten thee was volgestapeld, moest de produktie wor den stopgezet en was voor een groot aantal arbeiders (Javanen) geen em plooi. Met het militaire gezag te Padang werd overeengekomen dat een hon derd-tal Javanen naar het vliegveld zou komen om hulp te bieden bij de uit voering der oorlogswerkzaamheden. Op een afgesproken dag kwamen drie open busjes van Padang naar Kajoe Aro (315 km) en keerden de volgende dag naar Padang terug met een hon derd vrijwilligers, een fabrieksmandoer en schrijver dezes. In het gehele tra ject lag een 60 km bergweg over de Boekit Barisan, hier en daar steil klim mend en met vele hairpins. Voor één der busjes was die inspanning te zwaar, het legde amechtig het hoofd in de schoot; moest langs de weg wor den achtergelaten. De passagiers van dit busje werden over de twee andere verdeeld. Het oponthoud kostte zoveel tijd, dat in een plaats langs de weg nog overnacht moest worden. Zonder ver dere tegenvallers werd de volgende dag in een matig tempo het einddoel: het vliegveld Tabing bereikt. We werden ondergebracht in een leeg staande school, bestaande uit twee ge bouwen, elk van drie klassen, waar tussen een ruim schoolplein. De school stond nagenoeg aan het strand en lag niet ver van het arbeidsterrein; het vliegveld Tabing. Een foerier maakte zijn excuses, er was nog geen eten, men moest in een nabije kampong nog een keuken bouwen. Met de gehele ploeg toog ik derhalve in vrachtauto's naar een "roemah makan" (snackbar zouden we in goed Nederlands zeg gen) en ik gaf ze de vrijheid om wat de Javaan noemt "makan kenjang" d.w.z. zich te verzadigen, zulks op kos ten van het militair gezag. En wat kost te dat dan nog? Bovendien deed het de stemming goed. Met ons allen slie pen wij in het drie klassenlokaal, dat het dichtst bij het strand stond. Ik liet "obat njamoek" (bestrijdingsmiddel te gen muskieten) aanrukken, groene spi ralen van een soort lont, dat eenmaal aangestoken zachtjes doorsmeult en een scherpe geur verspreidt, waar muskieten voor op de vlucht slaan. Zo brachten wij de eerste nacht door. Wat mij verontrustte was een scherpe ben zinelucht, die ik maar niet thuis kon brengen. Doch de volgende morgen kwam de oplossing. In het drieklassig schoolgebouw tegenover de door ons bewoonde klassen, waren blikken vliegtuigbenzine opgeslagen. Tot aan de nok toe vol was het gebouw en blijkbaar waren niet alle blikken "ben- zinedicht". Nadat ik aan de militaire bel had getrokken, werd van die zijde het gevaar terstond begrepen, en maatregelen voorbereid. De "rokok kretek" van de Javanen, een sigaret gevuld met zware tabak en kruidnage len (de geur is niet te harden) was nog altijd een gevaar als "open vuur". De eerste militaire order, die wij ont vingen was het graven van schuilloop- graven rond de scholen. Aangezien wij evenwel vlak bij het strand bivakkeer- De onderneming Kajoe Aro met de Piek van Kerintji op de achtergrond.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 18