Sentot een Held, met wie de Autoriteiten in hun maag zaten (1808-1855) (SLOT) door Dr. H. J. de Graaf DE TERUGTOCHT Wat moest men, na Dipa-Negara's wegvoering van Java, met zijn helper Sentot beginnen? De pangérans, die zich aan het Gouvernement hadden overgegeven, vonden in de hofstad hun bedje gespreid. Zij herkregen hun oude rang en statie en zullen ook hun vroegere bezigheden hervat hebben. Doch voor Sentot lag dit alles veel moeilijker. Zo min de Sultan als zijn broeder, de Madioense regent, zullen bijzonder op zijn gezelschap en dat zijner gewapende volgelingen ge steld zijn geweest. De Regering besloot daarom hen naar Batavia te laten over komen en ze daar allen, met een grote schare vrouwen en kinderen voorlopig te huisvesten. Sentot had daar geen bezwaar tegen, doch vroeg, omdat de prijzen in Batavia nog al hoog waren, vermeerdering van zijn maandelijkse toe lage. Sentot kon nl. heel wat geld aan, doch was tevens royaal gelijk een groot heer betaamt. Het genadige Gouvernement stond hem zijn verzoek toe. Eind december 1831 zaten zij nog in Mr. Cornelis. De G.G. Van den Bosch, zelf oud-mili tair, moet hem daar hebben opgezocht en kreeg van dit korps een goede in druk. Hij dacht hen, zodra de moelijk- heden met de Belgen enigszins opge lost waren, "tot nuttige doeleinden te gebruiken". Zo schijnen Sentot's man netjes gebruikt te zijn bij Chinezen- onlusten in Krawang, doch dit was na tuurlijk maar een kleinigheidje. Groter taken wachtten Sentot en de zijnen. Zij konden ingezet worden tegen de op standige Padri's in Midden-Sumatra. Maar het zal Sentot, overtuigd Islamiet, zelfoverwinning gekost hebben, om tegen deze fanatieke Islamieten op te treden. Doch er waren meer bezwaren. Onder pangéran Dipa-Negara had Sen tot een hoge militaire positie bekleed, sedert 1828 zo iets als die van gene ralissimus. Een Europese tijdgenoot noemt hem zelf "de minister van oor log van Dipa-Negara". Doch op Su matra zouden hij en zijn strijders slechts een onderdeel uitmaken der koloniale strijdkrachten. Uiteraard zou hij onder een Nederlands officier ko men te staan, wiens orders hij zou moeten opvolgen. Van zelfstandig plan nen maken en uitvoeren zou niets meer kunnen komen. Het zou haast een wonder zijn, als dit op den duur niet zou mislopen. Zo is het dan ook mis gelopen. Op 15 juni 1832 schreef de G.G. aan zijn vriend Baud in Den Haag, dat Sentot met 300 man zijner troepen naar Sumatra was vertrokken, te sa men met drie compagnieën Europese infanterie. Zijne Excellentie was zeer optimistisch. In de loop van juli kwa men zij te Padang aan. Het Gouverne ment heeft dus niet gewacht met de uitzending van Sentot naar het krijgs toneel tot het Belgische vraagstuk ge heel was opgelost. In augustus 1832 marcheerde hij met zijn troepen, die zowel uit infanterie als cavalerie bestonden, het binnen land in. Gehoopt werd, dat deze vrome lieden, die regelmatig vijf maal daags de verplichte gebeden uitvoerden, door dit stichtelijke voorbeeld het ver trouwen der orthodoxe Sumatranen zouden winnen. Hun kaalgeschoren hoofden dekten zij met Arabische tul banden waarop later nog een gouver- nementskepi kwam te prijken. Zo slaag de Sentot er in verschillende Menang- kabause hoofden te winnen, doch, naar later beweerd werd, meer voor zich zelf dan voor de Kompeni. Overigens gedroeg Sentot's legioen - meestal sprak men van barisan - in de nu volgende strijd zich uitmuntend en overste Vermeulen Krieger zwaaide hun dan ook uitbundig lof toe, vooral aan de aanvoerder Sentot, gewoonlijk de Ali Bassa (Pasja) genoemd. Wij zul len het maar bij "Sentot" houden. Toen de militaire operaties enigszins tot rust waren gekomen, liet men de "barisan" vooruitgeschoven posten bezetten. De Europese troepen werden meer op Padang geconcentreerd, ten einde hen van daaruit voor grotere acties te kunnen gebruiken. Helaas, "zijn natuurlijke geaardheid scheen niet bestand te wezen tegen het gewigt, dat hij, ten minste in zijn eigen ogen, verkregen had en tegen den eerbied, welken hem door vele (Sumatraanse) Toeankoe's bewezen werd, een eerbied, welken hij vermoe delijk voor een deel te danken had aan zijn stipte beleving der voorschriften van het Mohammedaanse geloof" zo schrijft luit.-kolonel Lange in zijn twee delig werk over de Padri-oorlogen. Daar kwam nog bij, dat "de eerbied, waarmede de Resident en Militaire Commandant te Padang (Elout) hem overeenkomstig het verlangen van den Opperlandvoogd (G.G. v/d Bosch) be handeld had, vermoedelijk bijgedragen had, om aan zijne hoovaardij nieuw voedsel te geven". Ook schijnt Elout aan de "Ali Bassa" gesuggereerd te hebben, "om met zijn legioen op de Westkust van Sumatra te blijven, en aldaar het een of ander district voor het Gouvernement bezet te houden en te besturen. Inzonderheid had hij hier bij een der districten van de nóg te onderwerpen XIII Kota's op het oog, een maatregel, waardoor de Ali Bassa op Java voor altoos onschadelijk zou worden..." Mocht Elout dit inderdaad zo aan Sentot in het vooruitzicht heb ben gesteld, dan lijkt mij dit toch wel een weinig voorbarig, om niet te zeg gen roekeloos. De bedenkelijke gevolgen bleven dan ook niet uit. "Het schijnt", zo vervolgt Lange "dat de Ali Bassa door het be zetten van eenige posten in de Boven landen door manschappen van zijn Le gioen in den waan was gekomen, dat daardoor reeds een begin van de uit voering werd gegevenen dat het voornemen bestond, om de geheele Padangsche Bovenlanden aan hem af te staan". Zeker is, dat Sentot van plan was de feesten bij het einde der Poeasa (Vasten), eind februari 1833 te Alahan in het Lintause binnen de L Kota's te gaan vieren. Daartoe werden alle In landse hoofden tegen de 20ste februari naar Pagar Roejong opgeroepen, zo wel om die feesten aldaar te vieren, als om een eed van trouw aan hem als Opperbevelhebber in de Bovenlan den af te leggen. Met een gevolg zij ner officieren en aan het hoofd van 80 man van de barisan deed hij reeds op 8 februari 1833 zijn glorieuze in tocht, nam zijn intrek bij de regent Jang di Pertoean, welke bij het Gou- /ernement in een slecht blaadje stond, en stelde het militaire Hoofdkwartier eenvoudig van zijn aankomst op de hoogte. Dit plan had wat weg van de godsdienstige feesten, die eertijds pangéran Dipa-Negara tijdens zijn op standigheid van tijd tot tijd organi seerde. Begrijpelijk is, dat het Gou vernement niet op zulke half-religieuse half-politieke demonstraties gesteld was. Elout liet daarom weten, dat hij er beslist tegen was. Vermeulen Krieger, die zeker geen vreemde in de Padangse Bovenlanden was en Sentot zelfs eerst geprezen had, verhaalt, dat deze Javaan, toen hij zich op de voorposten eigen mees ter voelde, een al te hoge toon aan sloeg. Hij schreef soms aan de Euro pese ambtenaren Maleise brieven met Javaanse letters, wat deze heren, die niet allen even vertrouwd waren met het Anatjaraka (Javaans ABC), in ver legenheid zal hebben gebracht. Ook noemde hij zich zelf Mohammed Ali Bassa en sprak de Padangse resident in zijn brieven vertrouwelijk aan met "broeder", in plaats van, zoals vroe ger met "vader". Vermeulen Krieger is daarom naar Pagar Roejong gegaan en wist Sentot te bewegen het ver maarde feest een paar dagen uit te stellen, waardoor de Poeasa natuur lijk veel van zijn glans verloor. Bij ons zal men toch ook niet licht de viering van St. Nicolaas of Kerstmis zonder dringende noodzaak enige tijd uitstel len. Hoe was de reactie der Sumatranen, met name die der opstandige Padri's op Sentot's pretenties? Vrij zeker raakten zij onder de indruk zijner vroomheid en die der zijnen, maar ook (lees verder volgende pagina) 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 8