poirrié
3-lerinnerincjen 3<CetjU
(XXX)
Licht in de duisternis
ie houdt het niet voor mogelijk, maar zelfs in een eenvoudige technische han
deling zit een herinnering uit tempo doeloe. Kom ik van de week met m'n handen
vol een kamer binnen waar je geen hand voor de ogen ziet. Dus wat doe je om
niet overhaast in een ziekenhuis te belanden? Je zoekt voorzichtig met het puntje
van je neus de muur af tot je tegen een lichtschakelaar aanstoot. Het geluk was
met me. Ik was tegen een tuimelschakelaar opgelopen en het werd dus een
fluitje van een cent om het tuimelaartje met het puntje van m'n neus om te kie-
pelen. Loop je tegen een knopschakelaar aan dan wordt het iets moeilijker
want dan moet je met je tanden werken. Maar hoe dan ook, op het zelfde mo
ment dat je tuimelt of draait sta je in het volle licht. Een doodgewoonste zaak
van de wereld in ons kikkerlandje en of het nu dag of nacht is, het maakt niets
uit: je hebt het licht voor het grijpen, bij honderden Watts.
Hoe anders,, herinnerde ik me in het
volle licht, was het tijdens m'n solda
tentijd in Indië. Toen was het huilen
met de lamp aan. De eerste maanden
in Batavia leefden we met het licht, op
een enkele storing na, zoals we ge
wend waren: knopje om en je had het.
Een van de lichtstoringen leverden de
Engelsen ons in de KWIII-school tijdens
de overname van de school. Toen we
na het vertrek van de Engelsen - eer
der gaven ze ons de gelegenheid niet
- op inspectie door de school gingen
om te kijken wat we allemaal overge
nomen hadden-,ontdekten we dat de
Engelsen ons het licht niet in en aan
de ogen gunden: ze hadden namelijk
alle electrische bedrading van het
hoofdgebouw en lokalen van de muren
en plafonds getrokken. We zagen het
die ochtend donker in. Maar omdat je
als kwartiermakers kwartier moest ma
ken begonnen we met de electrische
draden wat aan de kant te trekken.
Toen één van ons bij een greep in de
draden die opdonder kreeg die je nor-
(Vervolg: "Repliek Stichting Herdenking
15 Augustus 1945")
weest waarom wij de propaganda voor
de verkoop van het tentoonstellings-
boek voorshands beperkt hebben ge
houden. Ook op dit punt zijn inmiddels
de nodige activiteiten door ons ont
plooid. In ons nog voor de Kerstdagen
verspreide herdenkingsboek is een cir
culaire gelegd, waarin wij de mogelijk
heid van aankoop van beide boeken
vermelden. Andere mogelijkheden voor
verkoop en verspreiding van deze
boeken zijn reeds in gang gezet en
worden nog verder geëxploreerd.
Ook het door de heer Adriaanse tot
ons gerichte verwijt van een gebrek
aan verantwoordelijkheid tegenover o.
a. C.R.M. moeten wij afwijzen. Hij
schrijft immers: "Vertrouwd mag dan
ook worden, dat de Stichting zich als
nog zal willen inspannen ten behoeve
van deze voorlichting. En tegenover
haar sponsor (CRM) én tegenover hen
die zich gratis inspanden door het le
veren van een bijdrage,
Wat ons betreft een overbodige op-
maal krijgt als je je viners in een fit
ting steekt en dat vloekend kenbaar
maakte, klonk zijn gevloek ons als mu
ziek in de oren en zagen we de licht
zijde van het leven weer voor ons da
gen. "Geweldig", brulden we in koor,
"er staat tenminste nog stroom op"
Na deze ontdekking was het volgens
een kenner een koud kunstje om het
lokaal waarin we zouden bivakkeren
in een lichtpaleis te doen veranderen.
"Even een paar draden trekken en aan
sluiten. Dat is alles", verzekerde hij
ons.
Na enige maanden Batavia vertrokken
we naar de buitenposten en gedaan
was het met de luxe van het electrisch
licht. Daar was niets. Noodgedwongen
gingen we op olie over. Het schaarse
licht van een enkele stormlantaarn en
de van alle soorten blikjes gemaakte
oliepitjes was het enige licht in de
duisternis voor ons.
Even buiten Tasikmalaja kwamen op
een goeie dag de altijd en eeuwig or
ganiserende sobats met een levens-
merking, want uit het bovenstaande
blijkt, dat wij de besprekingen over de
toekomst van onze tentoonstelling zijn
aangevangen in het CNVB '80 en met
CRM, en in volledige overeenstemming
met de meningen van CRM-organen.
Tenslotte, wij betreuren het in hoge
mate, dat wij ons door de heer Adri
aanse in de ring geworpen handschoen
hebben moeten opnemen,, ten einde
ons te verdedigen. Wij zouden er de
voorkeur aan hebben gegeven- het zij
nog eens herhaald - de perikelen van
de heer A. in gezamenlijk overleg op
te lossen. Dan zouden wij de mogelijk
heid van toepassing van het boven dit
stuk staande motto hebben kunnen
grijpen. Nu dit door de afwijzende hou
ding van de heer Adriaanse tot onze
spijt onmogelijk is gebleken, laten wij
gaarne aan de lezers over om uit te
maken wie thans in de perikelen zit.
STICHTING
HERDENKING 15 AUGUSTUS 1945
Ir. G. S. Vrijburg (voorzitter)
J. E. Demper (secretaris)
grote dynamo aanzetten en alles wat je
verder nodig hebt voor electrisch licht.
Onder het motto: Hij die het licht niet
weet te waarderen, zal in duisternis
creperen, werden we allemaal ingezet
om de niet-te-tillen-dynamo naast de
tot kantine omgebouwde missigit te
slepen. Hier moest de dynamo met een
drijfriem aan een, niet meer voor z'n
doel te gebruiken carrier gekoppeld
worden. Tot ieders verbazing werd dit
een eenvoudige klus want na het ver
wijderen van de rupsbanden bleek de
aandrijfas van de rupsen een uitste
kende poelie te zijn. De dynamo draai
de. Nu nog licht. Gelukkig bleek een
Indo uit Tasik bereid om voor ons uit
de vele aansluitingen op de dynamo de
juiste twee uit te zoeken. Nog die
zelfde avond baadde ons kampement
in een zee van licht van eigen elec
trische centrale. Helaas kon er niet
langer dan drie uur aaneen gedraaid
worden want dan werd de kans te
groot, dat door oververhitting van de
motor de zaak vast zou gaan lopen.
Het laatste half jaar van ons verblijf
in Indië kregen we een heuse licht-
aggregaat, die we, om niet gek te wor
den van het lawaai-,, ver van ons bed
ergens in de kampong plaatsten.
En als ik nu, indirect verlicht, tijdens
het schrijven van m'n herinneringen
even de ogen sluit dan zie ik het licht
weer van toen vroeger in Indië. Het
schelle licht van een aan twee draden
hangende kale gloeilamp ergens aan
het plafond, balk of muur.
Het flikkerende licht van een oliepitje,
soms aan de donkere kant omdat nie
mand zin had het blikje bij te vullen.
En dan denk ik: Ja, dat licht zal ik nooit
meer te zien krijgen. Dat is voor goed
verleden tijd. Dat, toch wel gezellige
licht, is voor altijd en eeuwig UIT.
J. BLOKKER
Wonderlijk dat je nu met je ogen dicht,
haarscherp de dingen kunt herinneren,
die je 50 jaar geleden met wijdopen
ogen nauwelijks opmerkte.
L.D.
"Volhouden Lancelot, vanmiddag mag jij de
pedaalemmer!"
11